| |
| |
| |
Ervaringsgericht onderwijs bij CKV-1
Resultaten uit het CKV-volgonderzoek
Er is nog niet zoveel bekend over de manier waarop docenten invulling geven aan het vak CKV-1. Er zijn berichten over de verschillen in aanpak van kunstvakdocenten en de aanpak van hun taal- en letterkundige collega's, maar is er werkelijk zo'n groot onderscheid als soms gesuggereerd wordt? De Universiteit Utrecht doet onderzoek naar de effecten van CKV-1 op de cultuurdeelname van leerlingen, maar ook naar de invulling en ervaring van leerlingen en docenten. In dit artikel kijken we naar dat laatste. We beschrijven in hoeverre de door ons ondervraagde CKV-1-docenten voldoen aan het ideaalbeeld van ervaringsgericht onderwijs en wat de consequenties hiervan zijn voor de lespraktijk van deze docenten. Ook vergelijken we de aanpak van kunstvakdocenten met die van taaldocenten en beschrijven we welke verschillen hierin naar voren komen.
Marie-Louise Damen en Folkert Haanstra
| |
Uiteenlopende invullingen
Scholen hebben aanzienlijke vrijheid gekregen het vak CKV-1 naar eigen inzichten vorm te geven. Uit de eerste ervaringen bleek inderdaad dat zowel organisatorisch als inhoudelijk zeer uiteenlopende invullingen van het vak mogelijk zijn. Inhoudelijk verschillen bijvoorbeeld de meningen over de vraag hoeveel accent men zal leggen op kennis van kunst en hoeveel op beleving van kunst. Scholen kunnen ook verschillende criteria aanleggen voor de culturele activiteiten die zijn toegestaan. Organisatorisch is er enerzijds het ideaal van een meerjarig, grotendeels door de individuele leerling bepaald programma van culturele bezoeken, anderzijds is er de praktijk van een puur pragmatische
Opdracht: Maak een affiche voor een dans- of toneelvoorstelling / Rozanne de Bruijne
invulling met overwegend groepsbezoeken, geconcentreerd in de tijd en zo nodig met behulp van video en cd in plaats van echte, live voorstellingen en optredens. Om het ideaal van CKV-1 te benaderen, moet een school veel logistieke en organisatorische problemen overwinnen.
| |
De ideaaltypische CKV-1-docent
In het ideaal van CKV-1 wordt de beleving of de ervaring van kunst en cultuur centraal gesteld. Een centrale doelstelling volgens de Specialisten in Leerplanontwikkeling (SLO) is ‘het vooropstellen van het plezier in culturele activiteiten’. De ideaaltypische CKV-1-docent heeft de rol van begeleider en adviseur. De docent begeleidt en adviseert de leerlingen bij hun keuze voor en hun bezoek aan culturele activiteiten. De leerlingen bepalen zelf welke culturele activiteiten ze bezoeken en ze gaan vervolgens ook zelf op pad. De docent besteedt veel aandacht aan de culturele ervaringen van de leerlingen en in mindere mate aan de kennis van kunst en cultuur. Ook is de ideaaltypische docent niet meer de tra- | |
| |
ditionele beoordelaar die hij vroeger was. Er worden geen cijfers gegeven of schriftelijke examens afgenomen. In plaats daarvan maken de leerlingen een kunstdossier, een portfolio van hun culturele ervaringen en reflecties. Docenten die voldoen aan het ideaaltype CKV-1-docent geven in onze terminologie ‘ervaringsgericht onderwijs’ en worden derhalve door ons ‘ervaringsgerichte docenten’ genoemd. De tegenhangers van deze docenten geven ‘kennisgericht onderwijs’.
| |
Het onderzoek
Op 67 scholen in veertien gemeenten zijn leerlingen, kunstcoördinatoren en docenten ondervraagd van uiteenlopende opleidingsniveaus. De scholen zijn in 1998, 2000 en in 2001 bezocht. In dit artikel beperken we ons tot de meest recente gegevens van de kunstcoördinatoren en docenten CKV-1 van havo en vwo. Het eerste contact met de scholen is veelal verlopen via de kunstcoördinator. Met hem of haar werd een afspraak gemaakt voor een mondeling interview. De kunstcoördinator heeft de CKV-1-docenten op de hoogte gebracht van het onderzoek en hen verzocht de schriftelijke vragenlijst die bij het onderzoek hoorde terug te sturen. In totaal heeft 64% van de benaderde docenten in 2001 meegewerkt aan het onderzoek.
| |
Ervaringsgericht onderwijs in de praktijk
Aan de docenten is gevraagd in hoeverre zij het ideaal van ervaringsgericht onderwijs onderschrijven. Zij kregen daartoe verschillende stellingen voorgelegd die varieerden van een zeer ervaringsgerichte lesaanpak tot een zeer kennisgerichte lesaanpak. Docenten konden aangeven in hoeverre zij het wel of niet eens waren met de stellingen. De vraag is nu natuurlijk of en in hoeverre dit ideaal ook tot uiting komt in de lespraktijk in de verschillende domeinen van CKV-1. Hieronder staan per domein een aantal relevante onderdelen beschreven, waarmee de ervaringsgerichtheid van het CKV-1-onderwijs in kaart is gebracht.
| |
Domein A: culturele activiteiten
In het ideaalbeeld van CKV-1 is sprake van een zo groot mogelijke individuele keuzevrijheid van de leerlingen. Tegelijkertijd stelt het examenprogramma van CKV-1 dat een culturele activiteit van ‘algemeen erkende kwaliteit’ moet zijn. Deze kwalificatie is voor meerdere uitleg vatbaar. Er is een discussie over de bepaling van ‘algemeen erkende kwaliteit’ van culturele activiteiten. Aan de ene kant wordt er gepleit tégen cultuurrelativisme en vóór enige overeenstemming over een canon van cultuur die waardevol wordt gevonden om over te dragen. Aan de andere kant staan degenen die menen dat de keuze voor culturele activiteiten geheel aan de leerlingen zelf overgelaten moet worden. Sommige docenten nemen een
Opdracht: Maak een affiche voor een dans- of toneelvoorstelling / Rozanne de Bruijne (detail)
meer gematigd standpunt in, namelijk dat eventuele twijfel over de kwaliteit altijd een discussiepunt met de leerlingen zou moeten zijn.
| |
Criteria
We zijn nagegaan welke criteria CKV-1-docenten hanteren bij het goedkeuren van culturele activiteiten. Deels zijn die criteria van formele aard. De activiteiten die aangeboden worden via een steunfunctie-instelling of een centrum voor kunsteducatie worden door 80% van de docenten toegestaan en alles waarvoor leerlingen CKV-bonnen kunnen inleveren, wordt door 76% van de docenten zonder meer toegestaan. Iets meer dan een derde van de docenten, 38%, staat de culturele activiteit alleen toe wanneer deze plaatsvindt op officiële podia, in galeries of in musea. Er zijn ook andersoortige criteria. Zo wordt het verschijnen van een recensie van de culturele activiteit in dag- of weekblad door 36% van de docenten gehanteerd als criterium voor het toestaan van de activiteit. Meer dan de helft van de docenten, 63%, vindt dat de activiteiten ‘live’ moeten zijn. Ruim een kwart van de docenten staat de activiteit alleen toe wanneer de uitvoerenden professionele kunstenaars zijn, en ongeveer een vijfde van de docenten staat alles toe wat tot populaire cultuur gerekend kan worden. De criteria kunnen we concretiseren door naar werkelijk bestaande activiteiten te vragen en te onderzoeken in hoeverre deze activiteiten door de CKV-1-docenten toegestaan worden.
Popconcerten of een optreden van een rapper op een erkend podium wordt door de meeste docenten toegestaan (83 respectievelijk 67%). Bijna een kwart van de docenten, 23%, staat een popconcert in een buurthuis toe, en 16% een optreden van een DJ of VJ. Een streng criterium is of de bezochte activiteiten ‘live’ bijgewoond worden
| |
| |
Mate waarin docenten voorbeelden van culturele activiteiten toestaan in domein A
|
|
% ja, zonder meer toegestaan |
% dat hangt ervan af |
% nee, niet toegestaan |
Een popconcert op een erkend podium |
83 |
16 |
2 |
Een toneelstuk van Tsjechov uitgevoerd door amateurs |
68 |
27 |
5 |
Een optreden van een rapper op een erkend podium |
67 |
28 |
5 |
Een concert van André Rieu |
66 |
24 |
10 |
Een festival van het levenslied |
51 |
44 |
6 |
Een modeshow |
25 |
56 |
19 |
Een popconcert in een buurthuis |
23 |
62 |
16 |
Een James Bond-film |
21 |
38 |
41 |
Een ballet van Hans van Manen op televisie |
18 |
36 |
46 |
Een optreden van een DJ of VJ |
16 |
54 |
30 |
Een beurs |
10 |
44 |
46 |
Een tentoonstelling in een winkel voor schildersbenodigdheden |
8 |
54 |
38 |
Graffiti op muren in de gemeente waar de school staat |
7 |
51 |
42 |
Een stripverhaal van Asterix en Obelix |
4 |
30 |
66 |
De opera Carmen op cd |
4 |
18 |
78 |
Songteksten |
3 |
52 |
45 |
Videoclips op TMF of MTV |
2 |
23 |
76 |
Een aflevering van een soap op televisie |
2 |
13 |
86 |
door de leerlingen. Duidelijk is dat culturele activiteiten via beeld- en/of geluiddragers beduidend minder vaak toegestaan zijn. De professionaliteit van de uitvoerenden blijkt niet in alle gevallen een streng criterium te zijn. Een toneelstuk van Tsjechov door amateurs wordt door 68% van de docenten toegestaan, bijna net zo vaak als een concert van André Rieu toegestaan wordt (66%). Over welke films wel of niet zijn toegestaan bestaan aanzienlijke meningsverschillen tussen docenten. Uit de antwoorden blijkt dat er geen overeenstemming bestaat over een culturele canon waarmee de leerlingen via CKV1 kennis zouden moeten maken.
Leerlingen moeten verslag doen van de bezochte culturele activiteiten. Uit eerder onderzoek bleek dat veel leerlingen een aversie hebben tegen het maken van schriftelijke verslagen over culturele activiteiten. Toch laat 87% van de CKV-1-docenten leerlingen op deze manier verslag doen. Bijna 70% van de docenten gebruikt zogenoemde kijkwijzers, een sterk voorgestructureerde methode en daarom niet geheel volgens het ideaal van CKV-1. De helft van de docenten laat de leerlingen een presentatie geven of praktisch werk maken. Ten slotte is er een kleine groep docenten die een gesprek houdt met de leerling. Met name praktische verwerkingen in de vorm van een lied, een dans of een tekening worden steeds meer toegepast.
| |
Individuele keuzevrijheid
Draagt de docent die het ervaringsgerichte karakter van CKV-1 onderschrijft zorg voor een hoge mate van individuele keuzevrijheid uit een breed cultureel aanbod? Docenten die het ervaringsgerichte karakter van CKV-1 onderschrijven staan vaker ‘alles wat tot populaire cultuur gerekend kan worden’ toe. Ook bieden docenten met een ervaringsgerichte houding een grotere keuzevrijheid aan als we kijken naar de concrete culturele activiteiten die gevraagd zijn. Ze laten hun leerlingen kiezen uit een breed aanbod van culturele activiteiten, breder dan minder ervaringsgerichte docenten toestaan. Leerlingen van ervaringsgerichte docenten moeten echter net zo vaak met hun docent in onderhandeling over welke culturele activiteiten toegestaan zijn als leerlingen van minder ervaringsgerichte docenten. Ook moeten deze leerlingen net zoveel schriftelijke verslagen schrijven als andere leerlingen.
| |
Domein B: kennis van kunst en cultuur
Zeven educatieve uitgeverijen hebben methoden voor CKV-1 op de markt gebracht. Hoewel ze verschillen in opzet, bevatten de methoden voor domein A vaak voorbeelden van kijkwijzers, beoordelingsschema's en versla- | |
| |
gen. Domein B is meestal het omvangrijkste onderdeel van een methode en bestaat uit een inleiding op de verschillende kunstdisciplines, een behandeling van veelgebruikte begrippen en een aantal uitgewerkte thema's.
Omdat de kern van het vak bestaat uit een individuele keuze van leerlingen uit het steeds wisselende aanbod van culturele activiteiten en ook omdat het wenselijk wordt geacht om actuele thema's te behandelen die een relatie hebben met het actuele cultuuraanbod, worden vraagtekens gezet bij het gebruik van methoden bij CKV-1. Zij zouden snel verouderen en tot ongewenste uniformering kunnen leiden. In de praktijk wordt echter wel veel met een methode gewerkt: 87% van de docenten geeft aan dat leerlingen met een methode werken. Ongeveer een derde van de kunstcoördinatoren geeft wel aan dat de mate waarin gebruik wordt gemaakt van een methode is verminderd ten opzichte van het jaar daarvoor.
Ervaringsgerichte docenten gebruiken minder vaak een methode, maar dit is geen significant verschil met andere docenten. Ze geven wel minder vaak cijfers wanneer ze kennis van kunst en cultuur toetsen. Bovendien toetsen ze deze kennis minder vaak met behulp van opdrachten en schriftelijke overhoringen. Ook besteden ervaringsgerichte docenten minder aandacht aan de uitleg van belangrijke begrippen en aan een chronologisch overzicht van belangrijke stromingen. De mening van leerlingen over kunstuitingen krijgt van de ervaringsgerichte docent meer aandacht vergeleken met zijn kennisgerichte collega, maar ook dat verschil is niet significant.
| |
Domein C: praktische activiteiten
Vergeleken met de traditionele kunstvakken als tekenen, handvaardigheid en muziek, nemen de praktische activiteiten bij CKV-1 een marginale plaats in. Dit wordt niet gecompenseerd door de vakken CKV-2 en CKV-3; want ook daar is de theorie in de meerderheid. Een veelgehoorde klacht bij de invoering van CKV-1 was dat dit zou leiden tot een ‘verintellectualisering’ van de kunstvakken. Leerlingen zouden alleen nog maar leren over kunst en cultuur in plaats van er zelf actief mee bezig te zijn. In eerder onderzoek bleek dat vooral de kunstvakdocenten vonden dat de praktische activiteiten, het zelf tekenen, musiceren, dansen, et cetera, eigenlijk de kern van het vak zouden moeten zijn. In 2001 zijn aan de hand van gegeven uitspraken de opvattingen van CKV-1-docenten in kaart gebracht. Ook nu vinden we dat de kunstvakdocenten een positievere houding hebben over de praktische activiteiten dan hun taalcollega's. Toch onderschrijven de meeste docenten wel het algemene doel van het nieuwe vak.
| |
Domein D: kunstdossier
Het vak CKV-1 kent geen centraal examen,
Opdracht: Maak een affiche voor een dans- of toneelvoorstelling / Rozanne de Bruijne (detail)
maar alleen een schoolexamen in de vorm van een kunstdossier. Uit het kunstdossier moet blijken dat de leerling heeft voldaan aan alle eindtermen uit domein A, B en C. Nadat de leerling het kunstdossier heeft afgesloten, vindt de reflectie plaats. Doel van de reflectie is om zicht te krijgen op de ontwikkeling van een leerling binnen CKV-1.
Aan de CKV-1-docenten is gevraagd waaruit het kunstdossier moet bestaan. Bij vrijwel alle docenten moet het kunstdossier een kunstautobiografie bevatten en bij alle docenten moeten in het kunstdossier verslagen van culturele activiteiten (domein A) opgenomen zijn. Wat betreft domein B eist de grote meerderheid, 90%, dat het dossier verslagen, opdrachten of toetsen met betrekking tot thema's bevat en wat betreft domein C eist 90% van de docenten de neerslag van praktische activiteiten. Circa 70% eist verslagen van tussentijdse reflectie. Ten slotte eist 90% een eindverslag.
Het kunstdossier moet beoordeeld worden en onduidelijk is tot nu toe hoe CKV-1-docenten deze beoordeling precies aanpakken: welke criteria laten zij meewegen en welk criterium weegt het zwaarst? De eigen mening van de leerling blijkt een zeer belangrijk criterium. Niet alleen weegt 97% van de CKV-1-docenten de eigen mening van de leerling mee, 40% noemt dit als belangrijkste criterium. Dit komt overeen met de gedachte dat CKV-1 een ervaringsgericht vak moet zijn. Voor 21% van de docenten is het meest zwaarwegende criterium of de leerling een positieve houding tegenover kunst heeft ontwikkeld. Daarnaast laat 87% van de docenten het blijk geven van kennis en inzicht meetellen; voor 13% is dit het meest zwaarwegende criterium. Uit de analyse blijkt dat ervaringsgerichte docenten geen andere criteria hebben bij de beoordeling van het
| |
| |
kunstdossier dan de meer kennisgerichte docenten. Dit betekent niet dat er binnen de CKV-1-secties volledige overeenstemming is over het beoordelen van de dossiers. Volgens de kunstcoördinatoren is het één van de kwesties die nog veel discussie oproept.
| |
Lessituaties
We hebben op grond van meningen over de lespraktijk bepaald in hoeverre CKV-1-docenten het ervaringsgerichte karakter van CKV-1 onderschrijven. Zien we het ervaringsgerichte karakter nu ook terug in de manier van lesgeven, in wat de docent naar eigen zeggen daadwerkelijk in de klas doet?
Het ideaal van het studiehuis, en dus van CKV-1, is dat leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig werken. Zelfstandig werken kan op individuele basis, maar ook in groepsverband plaatsvinden. In groepjes werken zou zelfs de voorkeur hebben boven individueel werken, omdat leerlingen in groepjes van elkaar kunnen leren. Bij 61% van de CKV-1-docenten werken de leerlingen vaak in groepjes.
De ervaringsgerichte docent geeft significant minder frontaal les dan anderen. Ook voeren ervaringsgerichte docenten minder vaak onderwijsleergesprekken. Wat betreft de andere lesvormen waarnaar gevraagd is, zoals groepsdiscussie, werken in groepjes; individueel werken en gezamenlijk kijken naar dia's en video, zijn er geen verschillen tussen de meer en minder ervaringsgerichte docenten.
| |
Verschillen tussen kunstvakdocenten en taaldocenten
Er zijn in ons onderzoek weinig verschillen gevonden tussen de aanpak van de kunstvakdocenten en de aanpak van de taaldocenten. Kunstvakdocenten hebben een positievere houding over praktische activiteiten, maar binnen de overige domeinen lijken er geen systematische verschillen te zijn tussen kunstvakdocenten en hun taal- en letterkundige collega's.
Wat betreft de lespraktijk zijn er eveneens weinig verschillen gevonden. Uit de analyse blijkt dat kunstvakdocenten hun leerlingen vaker alleen laten werken. Dit hangt samen met het gegeven dat een meerderheid van de kunstvakdocenten de discipline beeldende vorming vertegenwoordigt. Praktische activiteiten binnen deze discipline lenen zich er nu eenmaal goed voor om als leerling individueel aan te werken. Wat betreft de andere lessituaties vinden we geen verschillen tussen kunstvak- en taaldocenten.
| |
Conclusie
We hebben beschreven hoe verschillende onderdelen van de domeinen in CKV-1 door de docenten ingevuld worden. Een meerderheid van de door ons onderzochte docenten onderschrijft het ideaal van ervaringsgericht onderwijs. In de lespraktijk blijkt dat deze docenten:
- | hun leerlingen uit een breder aanbod van culturele activiteiten laten kiezen; |
- | minder aandacht besteden aan theoretische concepten bij domein B; |
- | minder vaak toetsen met behulp van opdrachten en proefwerken en minder geneigd zijn om cijfers te geven; |
- | in mindere mate frontaal lesgeven. |
Tussen scholen en docenten bestaan nog aanzienlijke verschillen van mening over welke culturele activiteiten voor het vak zijn toegestaan. Als algemene tendensen zien we dat het gebruik van lesmethodes afneemt en dat het praktische werken toeneemt, vooral als manier om verslag te doen van bezoeken aan culturele activiteiten. We vinden geen opzienbarende verschillen tussen de aanpak van kunstvak- en taaldocenten onder de CKV-1-docenten. Kunstvakdocenten zijn wel positiever over de praktische activiteiten voor domein C en ze laten de leerlingen vaker individueel werken.
Marie-Louise Damen is assistent in opleiding bij de vakgroep sociologie aan de Universiteit Utrecht. Zij is als onderzoeker betrokken bij het CKV-volgproject, een onderzoek in opdracht van het Ministerie van OCenW en Cultuurnetwerk Nederland.
Folkert Haanstra is bijzonder hoogleraar kunsteducatie en cultuurdeelname aan de Universiteit Utrecht en lector kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
| |
Gebruikte en aanbevolen literatuur
Harry B.G. Ganzeboom, Folkert Haanstra, Marjo van Hoorn, Ineke Nagel en Camiel Vingerhoets, Momentopname 2001 CKV-1-Volgproject. Cultuur + Educatie 2. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland, 2001. |
|
Harry Ganzeboom, Folkert Haanstra, Marie-Louise Damen en Ineke Nagel, Momentopname 2002 CKV-1-Volgproject. Cultuur + Educatie 3. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland, 2002. |
|
F.H. Haanstra, ‘Gedwongen participanten: scholieren als cultuurdeelnemers’. In: Boekmancahier, jrg. 11, 1999, nr. 41, p. 257-268. |
|
W. Knulst en Jos de Haan, Het bereik van de kunsten. Den Haag: SCP, 2000. |
|
Hans van Bemmel, Liesbeth Mezlar en Hanneke van Voorst van Beest (red.), Een ontdekkingsreis naar het vreemde. Enschede: SLO, 1997. |
|
Hans van Bemmel, Liesbeth Mezlar en Hanneke van Voorst van Beest (red.) Een ansichtkaart uit het vreemde. Enschede: SLO, 1998. |
|
|