| |
| |
| |
Roep om verscherping
Eindtermen voor CKV-1 zijn te breed te interpreteren
Uit het rapport Tussen architectuur en hiphop van de Onderwijsinspectie blijkt dat de verschillen per school en regio in de uitvoering van CKV-1 erg groot zijn. Er zijn bijvoorbeeld scholen die al zo ver zijn dat dans een examenvak is, terwijl andere scholen voorzichtig klassikale uitstapjes naar een museum ondernemen. Ook de verschillen tussen de scholen die deelnamen aan de pilotfase van CKV-1 bleken groot. Zo waren er scholen voorzien van computernetwerken met omringende bibliotheken en internetaansluitingen, maar ook scholen die nog steeds aangewezen waren op kaartenbaksystemen in hun schoolbibliotheek. Enkele scholen hadden veelvuldige, structurele contacten met collega-instellingen, terwijl andere scholen volstonden met betrekkelijk geïsoleerd functionerende vakdocenten. Kortom: er bestaan tot op heden grote verschillen tussen scholen in de aanpak van het vak.
Marieke Verboord
De algemene doelstelling van CKV-1 is dat de leerling een gemotiveerde keuze leert maken uit activiteiten op het gebied van kunst en cultuur. Ervaring daarvoor wordt opgedaan op vier domeinen; domein A omvat de culturele activiteiten waaraan de leerling actief moet deelnemen (bijvoorbeeld het bezoeken van een theatervoorstelling), domein B de studie van kunst en cultuur, domein C de praktische activiteiten (bijvoorbeeld het uitvoeren van een dans) en domein D het kunstdossier.
| |
Eindtermen
Omdat CKV-1 een vak is waarin de leerlingen van havo en vwo eindexamen moeten afleggen, zijn per domein eindtermen voor dit vak bepaald.
De eerste eindterm heeft betrekking op domein A. Hierin wordt bepaald dat de leerling ‘actief deel heeft genomen aan tenminste zes (voor havo), respectievelijk tien (voor vwo) culturele activiteiten’. Deze activiteiten dienen volgens het SLO, de Specialisten in Leerplan-Ontwikkeling uit Enschede, ‘van algemeen erkende kwaliteit’ te zijn. In de toelichting op de eindtermen wordt terecht opgemerkt dat het begrip ‘algemeen erkende kwaliteit’ van zeer dynamische aard is. Van dit begrip kan immers geen eenduidige omschrijving gegeven worden. De criteria voor kwaliteit zullen per leerling, per school, per regio, per aanbod verschillen. Zolang het SLO geen duidelijke omschrijving van het begrip ‘algemeen erkende kwaliteit’ geeft, zal er in ieder geval op dat punt geen eenheid zijn binnen CKV-1. In domein B staat het aanleren van een begrippenapparaat centraal. Dit domein omvat drie eindtermen. De eerste stelt dat de leerling ‘de relaties tussen diverse kunstdisciplines aan kan geven, daarbij gebruik makend van gangbare begrippenapparaten’. Daarnaast dient de leerling ‘aan de hand van enkele concrete voorbeelden aan te kunnen geven hoe verschillende culturen (waaronder ook subculturen en niet-westerse culturen) elkaar beïnvloeden’. Volgens de derde eindterm binnen dit domein dient de leerling ‘vorm, inhoud, functie en historische achtergronden aan te kunnen geven bij voorbeelden van verschillende vormen van kunstuitingen en deze zowel op elkaar als op de kunstuitingen te kunnen betrekken’. Van de leerling wordt verwacht dat hij in staat is om vorm, inhoud, functie en historische achtergronden van literaire werken, beeldende kunst, theater en dergelijke met elkaar in verband te brengen. Door te werken met thema's leggen leerlingen via CKV-1 een verbinding tussen de culturele activiteiten en de algemene kennis over kunst en cultuur.
In domein C wordt bepaald dat de leerling, individueel of samen met andere leerlingen, ‘actief deelgenomen heeft aan praktische activiteiten gericht op
| |
| |
het maken van een eigen werkstuk of productie binnen één of meer kunstdisciplines’. Die praktijkopdrachten zullen per leerling verschillen en mede afhankelijk zijn van keuzes en mogelijkheden van de school en docenten. Ook hieruit kan opgemaakt worden dat CKV-1 geen eenduidig vak is: de eindtermen kunnen op zeer uiteenlopende manieren door scholen en docenten geïnterpreteerd en toegepast worden. De laatste drie eindtermen vallen binnen domein D. Volgens het SLO is het kunstdossier het examendossier voor CKV-1. In dit kunstdossier doet ‘de leerling in woord, beeld en/of geluid verslag van de culturele activiteiten (domein A) en de behandelde thema's (domein B). In het kunstdossier is ook het resultaat van de praktische activiteit (domein C) opgenomen’. Daarnaast kan de leerling ‘zijn ervaringen met interpretaties en waarderingen van de culturele activiteiten (domein A) toelichten onder verwijzing naar vorm, inhoud, functie en historische achtergronden (domein B). Hij maakt daarbij gebruik van de gangbare begrippenapparaten voor de verschillende kunstdisciplines’. Tenslotte dient de leerling ‘aan de hand van het kunstdossier te reflecteren op zijn keuzes en zijn ervaringen in de vorm van een gesprek, een presentatie of een schriftelijk verslag’ (domein D).
Duidelijk is dat de eindtermen erg breed geformuleerd zijn. Op basis hiervan wordt de inhoud en opzet van het vak CKV-1 bepaald. Interessant is de vraag hoe de verschillende methodes daar mee omgaan.
| |
Methodebesprekingen
Er is inmiddels een aantal methodeanalyses verschenen. Opmerkelijk is dat deze besprekingen allemaal in Tjsip/Letteren gepubliceerd zijn. De meest uitgebreide is afkomstig van Lia Laagland en Wam de Moor uit 1996. Zij gaan bijvoorbeeld in op de plaats die literatuur en de ruimte die culturele activiteiten innemen bij enkele methodes. Véronique Damoiseaux interviewde in 1998 Cor Geljon als coauteur van de methode Palet. Daarnaast heeft Joop Dirksen in 1999 door middel van een interview met Petra Broens, docente CKV-1, één en ander over De verbeelding uiteengezet. Leo Ewals vroeg in datzelfde jaar docent CKV-1 Albert Peters naar zijn ervaringen met de methode Palet.
Deze besprekingen zijn verschenen in vakliteratuur en daarmee van praktische aard. Laagland en De Moor bespreken en beoordelen alle methodes aan de hand van dezelfde punten. Waarom zij juist voor deze punten hebben gekozen, maken zij niet duidelijk. De motivatie die het tweetal voor hun bespreking geeft, luidt: ‘We geven een gezamenlijk oordeel, gebaseerd op lezen en praten over wat we lazen. We schrijven over wat ons tijdens en na de lectuur bezighield, zonder daar al te uitgebreid op in te gaan’.
Dirksen, Ewals en Damoiseaux hebben gebruik gemaakt van interviews om een concreter beeld van de methode in kwestie te krijgen. Doordat de analyses op de praktijk gericht zijn, wordt vanuit een praktisch perspectief aandacht geschonken aan de manier waarop CKV-1-methodes aan de exameneisen refereren. Dit resulteert in een impressionistisch beeld in plaats van een wetenschappelijk onderbouwd zicht op dit vraagstuk. Om op dit gebied meer evenwicht tussen praktijk en wetenschap te creëren, is een wetenschappelijke, meer systematische benadering van belang. Van een dergelijke benadering is sprake in mijn afstudeerscriptie CKV-1, vier methodes geanalyseerd.
Tevens geef ik in deze studie een vollediger beeld van de vertaling van de eindtermen naar het lesmateriaal dan in eerdere besprekingen het geval is. Ik heb vier methodes voor CKV-1 aan de hand van een analysemodel met elkaar vergeleken. Dit model is gedeeltelijk
| |
| |
gebaseerd op de Checklist leermiddelen culturele en kunstzinnige vorming 1 van Van Bemmel en anderen uit 1997. De vergeleken methodes zijn Boem Paukeslag, Signalement, ZienderOgen Kunst en De verbeelding
| |
Vakinhoud en culturele activiteiten
Hoewel in de eindtermen van het vak CKV-1 de culturele activiteit centraal staat, is dat in geen van de vier methodes het geval. Boem Paukeslag zegt als enige methode de hoogste prioriteit toe te kennen aan de culturele activiteit, maar de uitwerking wijst niet in die richting. Met een eigen website waarover De verbeelding zegt te beschikken, kan dit probleem voor een groot gedeelte opgelost worden: actuele suggesties voor culturele activiteiten toegespitst op de methode kunnen dan via internet beschikbaar worden gesteld. De website van De verbeelding geeft echter, in tegenstelling tot de beschrijving van de site in de docentenhandleiding, vrijwel geen suggesties voor culturele activiteiten. Wat de spreiding van kunstdisciplines betreft, kan gesteld worden dat alleen in de methode Signalement sprake is van een gelijkmatige spreiding. ZienderOgen Kunst is de enige methode die niet voorzien is van een verantwoording voor de wijze waarop de studielasturen over de domeinen zijn verdeeld. De overige methodes houden de adviestabel van het SLO voor de verdeling van de studielast aan.
Blijkbaar is het erg moeilijk om als methode leerlingen uit te nodigen en te enthousiasmeren voor deelname aan culturele activiteiten. In geen van de vier methodes wordt expliciet aangegeven op welke wijze leerlingen warm te maken zijn voor bijvoorbeeld een bezoek aan de schouwburg. De methodes verschillen sterk in de mate waarin de leerlingen voorbereid worden op deelname aan culturele activiteiten. In De verbeelding worden de meeste suggesties gegeven: deelname aan praktische activiteiten, folders, educatief materiaal, recensies, thema's, websites van dagbladen en culturele instellingen, de eigen website, het ervaringsverslag en kunst in de krant.
| |
Ervaringen van leerlingen
De auteurs van de vier geanalyseerde methodes zijn het er over eens dat ervaringen van leerlingen met culturele activiteiten het best verwerkt kunnen worden in een verslag. ZienderOgen Kunst en De verbeelding noemen het een ervaringsverslag. In Signalement en Boem Paukeslag wordt gesproken over een kunstautobiografie. Alle methodes bevatten opdrachten die gericht zijn op de verwerking van ervaringen van leerlingen met culturele activiteiten en in alle methodes worden dergelijke vragen en opdrachten gekoppeld aan opdrachten die betrekking hebben op de culturele activiteit. Tevens nodigen de methodes leerlingen uit tot het weergeven en beargumenteren van een eigen standpunt. Dit gebeurt door het regelmatig stellen van vragen waarin de persoonlijke mening van de leerling het antwoord op de vraag dient te vormen.
| |
Thema en kennis van kunst en cultuur
Het aantal vragen en opdrachten waarvoor de leerling zelfstandig moet lezen of een actieve handeling moet uitvoeren, is voor de methodes ongeveer gelijk. Tevens geldt dat er in alle boeken sprake is van een matig gevarieerd gebruik van media. Van taal en beeld wordt veel meer gebruik gemaakt dan van geluid. In Boem Paukeslag wordt zelfs slechts één keer gebruik gemaakt van geluid.
Het leren leggen van relaties tussen vorm, inhoud, functie en historische achtergronden bij voorbeelden van verschillende vormen van kunstuitingen, gebeurt in alle methodes. De uitwerkingen van de manier waarop dat gebeurt, verschilt echter per methode. In De verbeelding is elk thema opgebouwd volgens verschillende invalshoeken: die van de kunstenaar, van de cultuurhistorie en van de kijker/luisteraar. Door deze invalshoeken met behulp van vragen en opdrachten met elkaar te verbinden, leert de leerling verbanden tussen vorm, inhoud, functie en historische achtergronden te leggen.
Het leerlingenboek van ZienderOgen Kunst bevat veel opdrachten waarin zulke verbanden gelegd moeten worden, maar ook in de ervaringsverslagen worden deze centraal gesteld. In Boem Paukeslag wordt bij elk thema minstens één opdracht aangeboden waarin de leerling relaties tussen vorm, inhoud, functie en historische achtergronden leert te maken. ZienderOgen Kunst, De verbeelding en Signalement bieden erg weinig dwarsverbanden met andere culturen of met subculturen uit de eigen cultuur. In De verbeelding is zelfs slechts één keer sprake van een dergelijk verband. In Boem Paukeslag worden deze verbanden vaker gelegd. Suggesties voor een koppeling tussen het thema en mogelijke culturele activiteiten zijn in De verbeelding niet opgenomen. Signalement geeft in de docentenhandleiding een suggestie van organisatorische aard, gericht aan de kunstmentor. In samenwerking met andere scholen en culturele instellingen kan hij/zij bezien welke thema's in de verre en nabije toekomst uitgewerkt kunnen worden. Zowel in Boem Paukeslag als in ZienderOgen Kunst zijn uitgebreide lijsten met adressen van culturele instellingen vermeld. De lijst in Boem Paukeslag is echter niet gekoppeld aan de thema's die in deze methode behandeld worden: de adressen zijn ingedeeld naar discipline. ZienderOgen Kunst is daarmee de enige methode die
| |
| |
expliciet en uitgebreid aandacht besteed aan culturele activiteiten per thema.
De begrippenapparaten van De verbeelding en Signalement zijn weliswaar overzichtelijk maar te uitgebreid. De verbeelding behandelt zo'n 570 begrippen, Signalement 220. In Boem Paukeslag en ZienderOgen Kunst worden respectievelijk vierentwintig en negen begrippen behandeld. De verschillen tussen de methodes wat het begrippenapparaat betreft zijn dus aanzienlijk.
In De verbeelding en Signalement wordt aandacht besteed aan het leren aanbrengen van relaties tussen de verschillende kunstdisciplines. Ook in Ziender-Ogen Kunst gebeurt dit, maar minder vaak dan in De verbeelding en Signalement. Boem Paukeslag laat bij elk thema verschillende kunstdisciplines aan bod komen en brengt op die manier relaties aan tussen de disciplines. In de teksten die gebruikt worden om de relaties aan te geven, wordt de relatie tussen discipline A en B zo expliciet aangegeven, dat er voor de leerlingen nog maar weinig te leren is op dat gebied.
| |
Praktische activiteiten
In alle methodes worden suggesties gegeven met betrekking tot praktische activiteiten. In Signalement wordt echter slechts één concrete suggestie gedaan. De verbeelding sluit elk thema met een praktische opdracht. Deze opdrachten staan steeds in het teken van een andere discipline. Dit gebeurt op soortgelijke wijze in ZienderOgen Kunst. In Boem Paukeslag staan vijf eindopdrachten die betrekking hebben op praktische activiteiten. Elke opdracht staat in het teken van een andere discipline.
De vier methodes maken duidelijk onderscheid tussen culturele en praktische activiteiten. In Boem Paukeslag wordt echter een andere betekenis gegeven aan praktische activiteiten dan in de eindtermen voor CKV-1 gedaan wordt. De auteurs van deze methode zien praktische activiteiten als mogelijkheid om culturele activiteiten weer te geven in de vorm van een verslag. Volgens de eindtermen zijn praktische activiteiten echter gericht op het maken van een eigen werkstuk of productie binnen één of meer kunstdisciplines. Het gaat hierbij niet in eerste instantie om culturele activiteiten.
| |
Reflectie en kunstdossier
De verbeelding geeft als enige methode suggesties aan de kunstmentor voor het houden van afsluitende gesprekken of andere vormen van reflectie zoals deze beschreven zijn in de eindtermen. Boem Paukeslag geeft op dit gebied alleen een suggestie met betrekking tot de begeleidingstijd. In Signalement en ZienderOgen Kunst zijn suggesties voor de afsluiting van het vak in het geheel niet opgenomen. Suggesties aan de kunstmentor met betrekking tot de reflectie op de praktische activiteiten worden in geen van de vier methodes uitgebreid gedaan.
In De verbeelding en in Signalement worden de onderdelen van het kunstdossier geheel overeenkomstig het programma voor CKV-1 vermeld. In ZienderOgen Kunst wordt nergens beschreven uit welke onderdelen het kunstdossier kan bestaan. Boem Paukeslag laat het bepalen van voorwaarden waaraan het kunstdossier dient te voldoen aan CKV-1-docenten over.
| |
Informatievaardigheden en differentiatie
Wat de aandacht betreft die de methodes besteden aan het verwerven van relevante informatie uit verschillende soorten bronnen, geldt voor alle vier methodes dat informatie veel minder uit ICT-bronnen verworven hoeft te worden dan uit geschreven en ongeschreven bronnen. In Boem Paukeslag wordt voor relevante informatie zelfs vrijwel niet naar dergelijke bronnen verwezen. Een mogelijke oorzaak hiervoor kan bestaan uit het feit dat bronnen via ICT-toepassingen hogere eisen stellen aan tijd en geld dan geschreven en ongeschreven bronnen. Toch zou die beperking methodes er niet van moeten weerhouden wat guller te zijn op het gebied van de ‘nieuwe’ bronnen. Juist voor het onderwijs is het van zeer essentieel belang met de tijd, en daarmee met ontwikkelingen op ICT-gebied, mee te gaan.
Verwijzingen naar toepassingen van ICT die de leerlingen kunnen gebruiken, worden in Boem Paukeslag aanzienlijk minder gegeven dan in de overige drie methodes. Zowel in ZienderOgen Kunst als in De verbeelding als ook in Signalement worden verwijzingen gemaakt naar cd, video, cd-rom en Internet. De verbeelding en ZienderOgen Kunst hebben zelfs eigen ICT-materiaal aan de methode toegevoegd. Voor De verbeelding bestaat dit materiaal uit een audio-cd, een video en een werkdiskette. ZienderOgen Kunst heeft naast een eigen audio-cd en video, ook een eigen cd-rom ontworpen.
De verbeelding is de enige van de vier methodes die een afzonderlijk havo- en vwo-deel op de markt heeft gebracht. In Boem Paukeslag en ZienderOgen Kunst worden de verschillen tussen havo en vwo aangegeven zoals deze beschreven zijn in de eindtermen. Signalement bespreekt van de differentiatiemogelijkheden alleen het tijdsaspect: het verschil in studielasturen.
| |
Conclusie
Uit de analyse en vergelijking is gebleken dat geen enkele methode volledig is in het vertalen van de eindtermen voor CKV-1. Het domein van culturele activiteiten, domein A, staat centraal bij CKV-1. Aan dat domein besteden
| |
| |
alle vier methodes slechts minimale aandacht. Deze bevinding komt overeen met die van Laagland en De Moor in 1998. De zwakke kant van de methodes is volgens hen het feit dat er niet uitgegaan wordt van een culturele activiteit waarop door de leerlingen gereflecteerd wordt. Een mogelijke oorzaak hiervoor is het feit dat de eindtermen breed te interpreteren zijn waardoor de invulling van domein A per methode verschilt. Om de diversiteit binnen het vak te minimaliseren, is het noodzakelijk de eindtermen aan te scherpen. Alleen van bovenaf kan in dit geval eenduidigheid gecreëerd worden. Hier ligt nog een behoorlijke taak voor de werkgroep CKV-1.
Marieke Verboord studeerde in 2001 af aan de Katholieke Universiteit Brabant in de richting Cultuur en Letteren, een afstudeerrichting binnen de opleiding Algemene Cultuurwetenschappen met de afstudeerscriptie CKV-1, vier methodes geanalyseerd. De supervisie lag in handen van Helma van Lierop. Op basis van haar scriptie schreef Verboord dit artikel.
| |
Gebruikte literatuur
M van Baaijen e.a., Signalement Algemeen. Arnhem: Lambo, 1998. |
|
M. van Baaijen e.a., Signalement Helden. Arnhem: Lambo, 1998. |
|
M. van Baaijen e.a., Signalement Handleiding. Arnhem: Lambo, 1999. |
|
P. Meeuws e.a., Boem Paukeslag. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1998. |
|
P. Meeuws e.a., Boem Paukeslag, docentenhandleiding. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1998. |
|
F. Remmers e.a., ZienderOgen Kunst. Den Bosch: Malmberg, 1998. |
|
F. Remmers e.a., ZienderOgen Kunst, docentenboek. Den Bosch: Malmberg, 1999. |
|
J. Wienk e.a., De verbeelding. Houten: EPN, 1998. |
|
J. Wienk e.a., De verbeelding, handleiding. Houten: EPN, 1999. |
|
|