| |
| |
| |
‘Heel gelukkig zijn we hier nog niet geworden, maar het kan erger’
Een gesprek met Bart Moeyaert
‘Ik gebruik graag “u”, want dat is een mooie respectvolle aanspreekvorm die wij echt te snel van tafel vegen. Ik vind het echt een mooie vorm. Ook tegen een hele goede vriend ga ik “u” zeggen. Maar het kan ook een muur scheppen. Dus daarom zeg ik het letterlijk: zeg gerust Bart en jij.’ Wij zeggen dus geen ‘u’ en van muren is al helemaal geen sprake. Bart Moeyaert deelt zijn uitgesproken mening met ons. We praten over zijn schrijverschap, over zijn boeken Het is de liefde die we niet begrijpen en Broere, waarmee hij komende winter opnieuw het theater in gaat, over zijn ideeën over het lezen van boeken en de rol die docenten daarbij kunnen spelen.
Hannie Humme en Mireille Oostindie
| |
Ik-perspectief
In vrijwel alle boeken schrijft Moeyaert vanuit een ik-perspectief. Dit heeft te maken met de ontstaanshistorie van elk verhaal: ‘Om te beginnen ontstaat elk verhaal vanuit een beeld, vanuit een scène, vanuit een zin. Dat beeld, de eerste bladzijde bepaalt hoe het boek zal worden. In die zin dat ik alles voor me zie. Ik ben in zekere zin de camera. Het is bijna altijd zo dat ik een ik ben. Voor mij is dat een bijna logische, organische gang van zaken. De ik is de stem die het dichtst bij me ligt.’
Voor kinderen blijkt dit in de praktijk van het onderwijs een heel moeilijk perspectief. Moeyaert is het er niet mee eens, dat dit de meest moeilijke instantie is om vanuit te vertellen, want voor hem is het de meest logische gang van zaken.
In mei 2001 hield Moeyaert de jaarlijkse Annie M.G. Schmidtlezing in Leiden onder de titel ‘Het afscheid’. Dat was niet toevallig. Daar heeft hij de dingen mogen zeggen die hij wilde zeggen.
‘Natuurlijk kan het ik-perspectief voor kinderen moeilijk zijn, maar het is niet mijn taak om mijn schrijfstijl daarom te veranderen. Ik denk dat ik moet vasthouden aan wat ik wil vertellen, daar heel eigenzinnig in moet zijn. En ja, als je maar vaak genoeg herhaalt dat iets moeilijk is, dan wordt het ook moeilijk.’ Als kinderen of volwassenen hem horen, is er niemand die naar hem toekomt en zegt dat ze niets van zijn werk begrijpen omdat hij de ik-vorm gebruikt. Zij nemen blijkbaar een drempel zonder het zelf te weten.
Sinds de Schmidtlezing heeft Moeyaert zich voorgenomen geen vragen meer te beantwoorden die gaan over hoe moeilijk iets wel of niet zou kunnen zijn voor kinderen.
Voor Moeyaert maakt het niet uit of de ik een man of een vrouw is: ‘Het personage kiest jou. Ik ga me nooit de vraag stellen hoe een vrouw van 45 is. Ik ben gewoon die vrouw van 45. Het is gewoon zo. Ik heb de stem in mijn hoofd, een knop die vanzelf wordt omgezet. En ik ben het. Als ik zeg dat ik een kind van acht ben, dan moet niemand denken dat ik op mijn knieën ga zitten om kleiner te worden. Dat ik anders ga praten achter mijn computer, dat ik een ander stemmetje doe. Er is iets in mij dat een bepaalde verteltoon krijgt, en dan komt de rest blijkbaar vanzelf.’
| |
Moeilijke schrijver
Moeyaerts boeken zijn met name bij de critici erg geliefd. Hij wint de ene prijs na de andere, met als meest recente verovering de Woutertje Pieterse Prijs. Maar de kinderjury's, bijvoorbeeld de Jonge Jury, vallen niet op Bart Moeyaert. Hij krijgt hierdoor een imago van een moeilijke schrijver.
Moeyaert vindt het soms jammer dat dat geschreven wordt. En ook hier geldt de kracht van de herhaling: hoe vaker je dergelijke dingen leest, hoe meer je ze gaat geloven. Moeyaert geeft een voorbeeld: ‘Toen Het is de liefde die we niet begrijpen verscheen, was er veel
| |
| |
kritiek. Heel positief, maar er werd altijd opgemerkt: het zal wel te moeilijk zijn, het is voor belezen jongeren, en dat is allemaal prima, dat mogen ze best schrijven. Maar ondertussen was ik bezig met het geven van lezingen in scholen en bibliotheken en werden de boeken meer en meer gelezen. Ik kreeg minder belezen jongeren voor me die Het is de liefde gelezen hadden. Oké, ze hebben niet alles begrepen,
zeggen ze zelf, maar ze hebben het boek wel onder hun hoofdkussen liggen.’
Het omgaan met slechte kritieken kost Moeyaert geen enkele moeite. Natuurlijk merkt hij het op als er iets negatiefs geschreven wordt, maar als het goed beargumenteerd is, heeft iedereen recht op zijn eigen mening. ‘Niet iedereen kan een bepaalde schrijver even goed vinden, dat is nu eenmaal zo. Maar ik wil wel graag argumenten horen. Als je gewoon schrijft dat een bepaald boek niet deugt, punt, tja, daar kan ik niets mee, want ik mis een waarom en een daarom. Helaas verschijnen er wel eens recensies zonder ruggengraat.’
Het boek dat bij Moeyaert zelf de meeste indruk heeft gemaakt, is Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers. Het is voor hem een voorbeeld van hoe een boek gecomponeerd kan zijn, hoe het vertelperspectief precies goed zit, hoe mooi de stijl kan zijn. ‘Voor mij is het Chambers' meesterwerk. Op mijn tweeëntwintigste heeft het een geweldige indruk op me gemaakt. Ook omwille van het verhaal, omdat op een bepaalde laconieke manier wordt verteld hoe twee jongens van elkaar kunnen houden. Er wordt in het midden gelaten of het nu een vriendschap of een liefde is. Het is een prachtig voorbeeld van een boek dat iets voor je kan betekenen als mens.’ Een ander boek dat Moeyaert, zoals hij het zelf noemt, aan het wankelen heeft gebracht, is We noemen hem Anna van Peter Pohl. ‘Dat vind ik een magistraal boek. Je stapt erin en je komt er als een ander mens uit. Dat boek is een maalstroom, iets waar je doorheen moet.’ Ted van Lieshout bewondert hij omwille van de eenvoud van taal die zo kenmerkend is voor zijn gedichten. ‘Ik houd van eenvoud. Dat je kunt kauwen op een paar woorden. Soms is dat slechts een klein stukje uit een gedicht.’
| |
Kwetsbaar
Moeyaerts boeken bevatten vaak autobiografische elementen. Natuurlijk zijn er ook geromantiseerde elementen, ‘anders schrijf je geen boek’. Moeyaert: ‘Bij mij is het absoluut zo dat je mij totaal leert kennen als je een paar boeken op een stapeltje legt. Ik denk dat dat niet bij alle schrijvers zo is.’ Sommige boeken moet je erg goed
| |
| |
lezen wil je Bart Moeyaert tegenkomen. In Het is de liefde die we niet begrijpen, bijvoorbeeld, kun je hem niet zomaar aanwijzen. Het is anders met zijn boek Broere, waarin Moeyaert vertelt over zijn jeugdjaren in een gezin met zeven zonen van wie hij de jongste is.
Moeyaert was een heel ander kind dan zijn broers, en hoewel hij dat altijd heeft gevoeld heeft hem dat nooit ongelukkig gemaakt. Moeyaert kan bij wijze van spreken bij elk verhaal in de bundel de bijbehorende broer aanwijzen op de foto in het boek.
Ook hier is het perspectief van belang. Moeyaert: ‘Het wordt wel gezegd dat in Broere alleen maar lichte verhalen staan. Licht verteerbaar. Maar naar mijn mening is dat niet zo, er zit wel een klein donker randje aan. Alleen al het “wij”- en “zij”-gevoel dat in het boek zit, daar kun je scheef van gaan zitten. Het is niet alleen maar een gelukkig boek, er staan ook verhalen in over moeilijke momenten. Dat het misschien alleen maar gelukkig lijkt, heeft te maken met het perspectief, namelijk dat van een vroegwijs kind dat zijn positie kiest.’
Het wordt wel eens gevraagd of hij het niet eng vindt zichzelf zo bloot te geven, hij stelt zich immers kwetsbaar op. Moeyaert vindt dat een verbazingwekkende vraag, want: ‘Wat kan er gebeuren? Het ergste wat u kunt doen, is mij uitlachen of zeggen hoe belachelijk het wel is. En dan kan ik alleen maar zeggen: wat raar dat u dat belachelijk vindt, want ik kan toch maar zijn wie ik ben? Ik voel me er zeker niet kwetsbaar door.’
Met Broere is Moeyaert het theater ingegaan. Op het podium vertelt hij de verhalen aan de zaal en zingt hij er liedjes over, waarbij Caroline Deutman hem begeleidt aan de piano. Maar in het theater voelt hij zich ook niet kwetsbaar. Moeyaert maakt een duidelijk onderscheid tussen de emotionele kant en de emotionerende kant van theater: ‘Waar het emotionerende begint, is dat ik merk dat er kinderen van acht tot mensen van achtentachtig in de zaal zitten en dat ze me na afloop komen vertellen dat mijn verhaal hen geraakt heeft.’ Moeyaert geeft een voorbeeld van een oude mevrouw die hem vertelde dat bij zijn verhaal ‘De enige weg’, waarin hij vertelt dat hij met zijn broers gaat varen in een rode boot, haar gedachten terug gingen naar haar jeugd. ‘Door de kleur van de boot herinnerde ze zich ineens dat ze vroeger een pop met een blauwe jurk had gehad. En dat vind ik straf. Dan sta ik van mezelf te kijken. Voor mensen komen op die manier emoties boven en mij emotioneert dat. Ik sta maar op het podium en vertel mijn eigen verhalen, en het publiek doet er iets mee. Ik vind dat heel onthullend. En ja, dan mogen er mensen zijn die mij zouden kunnen kwetsen, dat is dan maar zo.’
| |
Imago
Moeyaert is zich wel bewust van hoe dingen er moeten uitzien. Wilde hij vroeger alleen maar portretten op zijn boeken waarop hij serieus keek, nu sieren spannendere foto's waarover is nagedacht zijn boeken. Zo is op het omslag van Broere met opzet de helft van zijn gezicht afgedrukt: je leert de auteur voor de helft kennen als je dit boek leest. Ook bij zijn website, www.bartmoeyaert.com, is over de vormgeving nagedacht. Moeyaert heeft het concept bedacht, een goede vriend van hem werkte het uit en een bekende designer stond garant voor de vormgeving. Hoewel er een ongeschreven internetregel is dat je op een site niet horizontaal zou mogen scrollen, heeft Moeyaert zich hier niets van aangetrokken. ‘Ik vind het eigenlijk wel leuk, de tijdslijn komt nu zo mooi uit.’ Hij hoopt een toegankelijke website te hebben, die jongeren aanzet tot het lezen van zijn werk. De drempel wordt door het internet wel lager, heeft hij gemerkt, veel lezers reageren op zijn werk via e-mail.
| |
Onderwijs
Het imago van ‘moeilijke auteur’ wordt vaak versterkt op scholen. Docenten bieden niet snel boeken als Het is de liefde of Broere aan. Voor Moeyaert hangt alles samen met enthousiasme: ‘Als je voelt dat iemand enthousiast is over een boek, ga je het sneller lezen. Dan mag een boek moeilijk of makkelijk zijn, dat maakt niet uit.’
Moeyaert spreekt uit eigen ervaring: op de middelbare school had hij een docent Nederlands die hij een grote persoonlijkheid vond. ‘Je respecteerde die man en vanuit dat respect ging je aan het werk. Het persoonlijke element in het onderwijs is zo belangrijk, het staat of valt met de docent.’
Helaas is het vaak zo dat jonge docenten teruggrijpen naar dingen die ze vroeger zelf hebben gelezen, en bieden deze boeken aan de leerlingen aan. Hierdoor blijven - we noemen maar een aantal namen - Thea Beckman en Jan Terlouw terugkomen. De docenten zeggen zelf vaak dat dat komt doordat ze geen tijd hebben om nieuwe dingen te lezen. Moeyaert is het hier niet mee eens. Hij neemt daarover een duidelijk standpunt in: ‘Ik denk dan: fout! Echt fout!’ Hij maakt een simpele vergelijking: als je secretaresse bent en je wordt aangenomen in een bedrijf, dan wordt er van je verwacht dat je een goede secretaresse bent en dat je je bijschoolt, als het moet. Als er iets nieuws is op het gebied van computers, dan ga je je bijscholen, anders weet je niet meer genoeg over het product waar je mee werkt. Datzelfde geldt voor docenten: je kiest een beroep en je moet alles weten over het ‘product waar je mee werkt’, en dat product zijn toevallig
| |
| |
jonge mensen. Moeyaert: ‘Dus wat mij betreft zou je moeten weten wat de muziekstijlen zijn, zou je moeten weten wat hun cultuur in het algemeen is en zou je zeker moeten weten wat ze lezen. Maar zou je er ook aan moeten kunnen toevoegen wat je zelf vindt dat ze zouden moeten lezen. Daarvoor ben je docent. En ik vind dat je dat van docenten mag eisen. Ze verwachten immers van mij ook dat ik de best mogelijke boeken schrijf.’ Deze stellingname wordt Moeyaert niet altijd in dank afgenomen, maar volgens hem knelt daar de schoen, ‘om niet te zeggen dat ze veel te klein is’.
| |
Herhaling
In Vlaanderen maakte Moeyaert iets mee waar hij erg van schrok. Bij de uitreiking van de Gouden Uil, een belangrijke literaire prijs voor het Nederlandstalige boek, was ruimte gemaakt voor een publieksprijs, de Jonge Gouden Uil. Deze zou worden uitgereikt door scholieren, meestal van de lerarenopleidingen. De Jonge Gouden Uil bestaat voor volwassenenboeken en voor jeugdboeken. Bij de uitreiking van de prijs vertelden vijf twintigers over hun leeservaringen van het afgelopen jaar. Ze vertelden enthousiast over het feit dat ze de literatuur hebben leren kennen: ‘Peter Verhelst is rijk, heeft ons geprikkeld enzovoorts. Hij krijgt van ons de Jonge Gouden Uil.’
Vervolgens werd de Jonge Gouden Uil voor jeugdliteratuur uitgereikt. De opdracht voor de jury was geweest: kies het voor jou beste boek. Let er niet op wat het beste kinderboek is, maar kies wat je zelf het mooist vond. En tot Moeyaerts stomme verbazing zei een van de juryleden: ‘Ja, Tellegen, Moeyaert, het is prachtig, talig, duister... maar niet voor kinderen.’ De Jonge Gouden Uil ging vervolgens naar Guus Kuijer, die toegankelijker zou zijn voor kinderen. En in zijn boek stonden ook gedichten, dat kwam mooi uit, zei de docente in spe. Aan de ene kant wordt er door de scholieren tegen het onderwijs aangeschopt, terwijl ze tegelijkertijd exact herhalen wat er altijd al wordt gezegd: het moet voor de kindertjes zijn. Moeyaert heeft het
Bart Moeyaert (foto: Andy Huysmans)
betreffende meisje aangesproken. ‘En ik denk dat dit het probleem is: dingen zijn niet vastgeroest, maar herhalen zich.’ En Moeyaert herhaalt nog eens de vergelijking met het bedrijfsleven. Moeyaert kent overigens uit eigen ervaring ook de andere kant van de
| |
| |
klas, zij het alleen door stageperioden. Toen hij na de middelbare school een theateropleiding wilde doen, vonden ze dat thuis maar niets. Met zijn ouders sprak hij af dat hij eerst een opleiding zou volgen waarmee hij een goede baan zou kunnen vinden, daarna zou hij mogen doen wat hij zelf wilde. Dus werd het in eerste instantie de lerarenopleiding. En als Moeyaert iets doet, wil hij het goed doen. Hij houdt van jonge mensen, dus het was een niet al te zware opgave. Toch heeft hij nooit het plan gehad in het onderwijs te stappen. Tijdens stages kwam hij natuurlijk wel voor de klas te staan. Wat hem daarbij tegenviel was dat er binnen een school, onder de collega's, een indeling in partijen bestond. Het idee steeds met partijen te moeten omgaan, stond Moeyaert erg tegen. Er was een uitzondering: op een school voor speciaal onderwijs voelde hij zich erg thuis. ‘Zouden ze me gevraagd hebben of ik wilde blijven werken, zou ik dat gedaan hebben. Maar ze hebben me niet gevraagd.’
Moeyaert komt nu nog steeds veel op scholen en vindt het prettig dat hij dan een paar uur kan zeggen wat hij zelf denkt, geheel vrijblijvend. Hij voelt de partijen op een school, maar heeft er zelf niet mee te maken. ‘Maar je hebt misschien iets teweeggebracht, en dat vind ik wel prettig.’
| |
Kennismaken
Terug naar de boeken en het theater. Hoe kun je nu echt kennismaken met Bart Moeyaert?
‘Dan moet je zeker vier boeken lezen. Blote Handen, omwille van mijn donkere kant, en alles wat er zwart is in de wereld. Mansoor om te voelen hoe mijn familie in elkaar zat, ongeveer, en om te voelen hoe ik met een halve glimlach naar het leven kijk. Het is de liefde die we niet begrijpen om te weten hoe ik over het leven denk. En met welke eenvoud ik naar het leven kijk in de zin van “heel gelukkig zijn we hier nog niet geworden, maar het kan erger.” Dat is voor mij de belangrijkste zin van het boek, dat vat heel veel samen. En Broere moet je lezen om mijn familie te leren kennen, te weten waar ik vandaan kom, en om mijn lichte kant te zien, van hoe ik echt breed kan glimlachen. Als je die vier bij elkaar optelt, dan leer je me kennen. En dat is ook weer een beetje gelogen, eigenlijk moet je het boek waar ik nu stilletjes mee bezig ben daarbij nemen. Dat komt hopelijk volgend jaar uit. Dus eerst ontmoet je me in mijn boeken. Maar ik ben niet alleen maar schrijver. Ik wil ook op dat podium staan, als bij Broere. Dan lees je me niet alleen, dan zie je me ook.’
Hannie Humme is docent Nederlands op het Visser 't Hooft Lyceum in Rijnsburg. Daarnaast publiceert zij onder andere in vaktijdschriften voor leesbevorderaars over met name interculturele kinder- en jeugdliteratuur en is zijjeugdboekenrecensent. Mireille Oostindië is docent Nederlands op het Christelijk Gymnasium Sorghvliet in Den Haag. In eerdere nummers van Tsjip/Letteren publiceerde zij over poëzie in de onderbouw en kunsteducatie.
| |
Gebruikte literatuur
Bart Moeyaert, Wespennest. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2000. |
|
Bart Moeyaert, Broere. De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste en ik: Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2000. |
|
Bart Moeyaert, Het is de liefde die we niet begrijpen. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2001. |
|
|