| |
| |
| |
Externe betrekkingen
BulkBoeks Dag van het Literatuuronderwijs
Voor de kroniek een paar aantekeningen over de Dag van het Literatuuronderwijs, op 30 oktober 1992 gehouden in Krasnapolsky, groots opgezet door de organisatie van BulkBoek. In 1991 wist deze duizenden scholieren naar Den Haag te lokken door tientallen beroemdheden binnen de literaire diergaarde hun kunstjes te laten vertonen. Deze maal kregen de literatuurdocenten -helaas alleen nog de docenten Nederlands, zo'n zeshonderd in getal- het beste van het beste voorgeschoteld.
Het begon in de grote Theaterzaal met een aardige ontbijtshow over de leraar Nederlands als sleutelfiguur in onze cultuur. Hella Haasse kreeg daar met enkele wijze uitspraken de handen op elkaar. ‘Wie zijn taal slordig hanteert, laat het denken verschralen. Wie zijn taal verzorgt en onderhoudt daarentegen, is veel minder snel het slachtoffer van propaganda en reclame’, zei ze. En: ‘We wonen in de taal’. De hele dag door bleef het in deze zaal een komen en gaan van coryfeeën en intens luisterende docenten. Wam de Moor zette enkele aan de leden van de SPL genoegzaam bekende standpunten uiteen over de toetsing van het literatuuronderwijs en daarna kon men ouderwets genieten van schitterend voorlezen door onder meer Ed Leeflang, Adriaan van Dis en Herman Pleij, terwijl Midas Dekkers tussen weer anderen de leraar verkocht als een heel apart dier, geestig, zoals Dekkers dat kan. In deze zaal ook trok Volkskrantredacteur Michael Zeeman, geestig, maar niet al te scherp en ter zake, conclusies, en kwam ten slotte Freek de Jonge binnenhuppelen in tutu, aangezien hij daar na Maarten 't Harts metamorfose tot Dame die haar Geheim prijs gaf, wel brood in vermoedde.
Zeeman had geen eenvoudige taak. Want er is in een zevental werkgroepen heel wat afgepraat en weinig genotuleerd. Aad Nuis, Jaap Goedegebuure en later ook Maarten 't Hart (weggelopen bij de werkgroep Schoolbibliotheek en Openbare Bibliotheek) weerden zich in een werkgroep Literatuuronderwijs en literaire kritiek, Koos Hawinkels en Aukje Holtrop in de werkgroep Jeugdlitreratuur. Weinig belangstelling was er jammer genoeg voor de werkgroep Lees- en literatuuronderwijs in LBO en MAVO -tekenend voor de situatie?; erg boeiend ging het er aan toe in de werkgroep Poëzie, dankzij o.a. Driek van Wissen, Willem Wilmink en Ad Zuiderent. En naast de werkgroep Historische Letterkunde (met o.a. Marijke Barend, Piet Calis en Nelleke Noordervliet) was er ten slotte een werkgroep Samenwerking Nederlands en moderne vreemde talen, waarin Ton Anbeek, Siem Bakker en Ronald Soetaert -allen wetenschappelijke neerlandici samen met Frank Eerhart, de inspirerende uitgever van Plint, opnieuw het signaal gaven dat het einde van het verkokerde literatuuronderwijs nadert. Althans dat niet iedereen dit meer vanzelfsprekend acht, zoals de SPL al twee jaar betoogt. Tekenend voor het aarzelend begin: de afwezigheid van de moderne vreemde talen.
| |
| |
Zeeman relativeerde terecht het belang van allerlei literaire manifestaties: ‘manifestaties die van alles doen om duidelijk te maken dat lezen leuk is, zonder veel meer te bewerkstelligen dan veel vertier dat de betrokkenen enkel van het lezen afhoudt. Er trekt een festivalkoorts door het land, met veel bijeenkomsten en stickers, veel vlaggen en tenten, maar of dat iets uithaalt, weet geen mens.’ Zeemans conclusies zullen voor lezers van Tsjip niet opzienbarend zijn, maar het is verheugend dat idealen die de SPL koestert een breder draagvlak hebben dan het aantal donateurs van onze stichting doet vermoeden. Daar was het pleidooi om het voorlezen te bevorderen. Daar was de aanbeveling van de literaire recensie als hulpmiddel, vooral die uit Diepzee. Daar was de aanbeveling om jeugdliteratuur serieus te nemen en deze vooral niet voornamelijk te analyseren. Daar was vooral de gedeelde gedachte dat de eigen leeservaringen van de leerlingen tot verwoording moeten leiden en dat de nieuwe eindexamens voor 1996 een ‘uitdagend perspectief’ bieden. En dat de leraar ‘verregaand rekening dient te houden met de leerling’.
Een andere conclusie van de dag was dat er alles aan gedaan moet worden om alle scholen te voorzien van een welgevulde schoolmediatheek onder bekwame leiding, in goede samenwerking met de openbare bibliotheken ter plaatse, en dat de aandacht die in het verleden geschonken werd aan het lezen op LBO-MAVO nu ook aan de hogere onderwijstypes ten goede komt. ‘In een leesbevorderingsbeleid voor 12-18-jarigen dient de samenwerking tussen school en openbare bibliotheek de spil te zijn’. Vandaar dat het symposium een intensieve samenwerking tussen de ministeries van WVC en Onderwijs en Wetenschappen aanbeveelt, een samenwerking die tot op heden totaal ontbreekt en waar het verschil in bedrijfscultuur op de Haagse ministeries zicht in hoge mate wreekt.
En ten slotte gaf Zeeman namens de vergaderden aan het Tweede Kamerlid Nuis de boodschap mee dat voorzieningen op het terrein van de nascholing van docenten met het oog op leesbevordering dringend gewenst zijn. Het waren aanbevelingen waarmee men het van harte eens kan zijn en die zorgden voor een zinvol slot van een levendige dag. Men moet er alleen van hopen dat het niet gaat als zo vaak: ze deden een plas en lieten het als het was.
De SPL was dankzij Dorée de Kruijk, Clariet Kok, Riet Ross, Kees van Velzen en Márgitka van Woerkom goed vertegenwoordigd op de boeken- en leermiddelenbeurs die tussendoor druk bezocht werd. (KC)
| |
Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur opgeheven...
Op 3 december 1992 heeft het algemeen bestuur van de Stichting Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur besloten deze zo voortvarend werkende stichting te ontbinden. In het onlangs verschenen nummer 24 legt voorzitter Hugo Verdaasdonk uit waarom het bestuur hiertoe is overgegaan. Sinds de oprichting in 1987 is het platform flink gegroeid. Met studiedagen, onderzoeksprojekten, cursussen, scholingsprojekten voor ouders en door het werk van actieve werkgroepen is een aantal van 600 donateurs bereikt.
| |
| |
Maar - en dat is een ontwikkeling om als SPL in de gaten te houden-: ‘het is ons nooit gelukt om geldelijke steun over meerdere jaren toegezegd te krijgen’. De donaties gingen zitten in het documentatieblad en alle activiteiten moesten langs andere weg, namelijk per projekt, gefinancierd worden. Omdat het platform zo sterk groeide was een basisfinanciering van een halve ton wezenlijk. Je kunt het wel een paar jaar volhouden om puur op idealisme de zaak draaiende te houden, maar met name voor secretariële ondersteuning is dan toch een professionele basis noodzaak. Het is zelfs Verdaasdonk, die toch het hele letterensubsidiewereldje uit en te na kent, niet gelukt om subsidie los te krijgen van meer dan incidentele aard.
Terecht zwaait de scheidende voorzitter zijn secretaris, Toin Duijx, alle lof toe. Deze heeft enorm veel werk verricht en bij alle activiteiten die zich aan onze blik onttrekken, omdat we er niet aan deelnamen, kunnen we zeggen, dat zijn Documentatieblad een duidelijk teken is van Duijx' inspanningen en vindingrijkheid.
Het voortbestaan van het blad, zo begrijpen we uit de toelichting van Verdaasdonk, komt niet direct in gevaar. Maar met een hele reeks activiteiten die het jeugdboek in de vorm van cursussen en symposia onder de aandacht brengen van opvoeders, bibliotheekmensen en docenten is het afgelopen. Misschien dat onze Stichting Promotie Literatuuronderwijs voor de activiteiten die de jeugdliteratuur in de literaire vorming betreffen een helpende hand kan blijven reiken. Tot dat punt van samenwerking zijn, zo hebben wij van onze voorzitter Koos Hawinkels begrepen, het Platform en de SPL reeds gekomen.
| |
.....maar Documentatieblad kinder- en jeugdliteratuur blijft
Kort na elkaar verschenen drie afleveringen van het documentatieblad. Zomer, najaar, winter ofwel de nummers 22-24. Rindert Kromhout verzorgt steeds de informatie die hij opdoet in het IBBY, dat is de internationale club van jeugdboekenauteurs. We lezen in zijn rubriek bijvoorbeeld dat de Nederlandse afdeling in 1996 het 25e congres van de club organiseert en daarvoor een thema heeft gekozen dat in goede aarde is gevallen: ‘One book, many responses’. Ons idee! En ook vernemen we dat het boek Bartele Bûse van de Friese auteur Berber van der Geest een ‘IBBY-erediploma’ heeft gekregen. Dat begint zo:
Bartele is hast acht jier.
Syn heit en mem neame him Bartele Bûse.
Wêrom?
Om't er ivich en altyd mei de hannen yn'e broeksbûsen rint.
Hat Bartele faaks kâlde hannen?
Nee! Hielendal net!
Mar wêrom stekt er dan algeduerigen dy hannen ta de bûsen yn? Wêrom?
Om't Bartele yn dy bûsen wat bewarret!
Wat bysûnders!
Zo gaat dat door. Pleitbezorgster voor de Friese jeugdliteratuur in het blad Jant van der Weg toont er zich blij met dat erediploma van de IBBY.
| |
| |
‘Apetrots’ zijn ze in Friesland. Regelmatig geeft Van der Weg door wat er in het Friese aan leesbevordering wordt gedaan. Dat varieert van de uitgave van kinderpoëzie en een woordenboek van het Leeuwardens stadsdialect tot de organisatie van workshops voor beginnende schrijvers. Voor sommige Hollanders is Friesland buitenland, maar dat past wel in het documentatieblad: Imme Dros drukt er haar lezing in af die ze in Oxford heeft gehouden. Zij plaatst haar vertaalde boeken Annelie in the depths of the night en The Journey of the Clever Man in de traditie van de Engelse jeugdliteratuur en vertelt haar toehoorders dat het allemaal nog niet zo goed zit in ons land tussen de literatuurcritici en de jeugdboekenauteurs. ‘Yet, more and more novelists and poets in Holland see children's books as a literary phenomenon with its own possibilities, its own laws and its own beauty’.
Prikkelend is ook een reeks citaten, bijeengezocht door Peter van den Hoven naar aanleiding van nogal zware kritiek op de kwaliteit van recente boeken van Thea Beckman. Is het kitsch wat zij maakt? Van den Hovens arrangement maakt dat overduidelijk aan wie het zien wil. Smaak blijkt uit een ‘eerlijke, persoonlijke reactie’ op een boek, zoals critica Bregje Boonstra wil geven -en toen zij voor de NRC recenseerde gaf-. In die hoedanigheid en als lid van de jury van de Woutertje Pieterseprijs waardeert zij het literaire jeugdboek. Mooi is de vergelijking die zij maakt tussen Roald Dahl en WPP-winnaar 1992 Toon Tellegen; de eerste schaamteloos toeschrijvend naar de jeugdige lezer, de tweede zich van geen lezer bewust. Dit tweede type heeft duidelijk haar voorkeur. Vooral nummer 23 biedt een schat aan informatie over literaire vormingsprojecten, terwijl het laatst verschenen nummer van het Documentatieblad uitsluitend over jeugdboeken voor het basisonderwijs gaat. Mooi blad. Fijn dat het blijft. (WdM)
| |
...en Vereniging Europese Letteren opgericht
Jaargang 1, nummer 1, december 1992. Zo is gedateerd Letteren, het tijdschrift van de Nederlands-Vlaamse Vereniging Europese Letteren. Stelt zich ten doel ‘het lees- en literatuuronderwijs te europeaniseren’. Wil dat op een niet-wetenschappelijke, journalistieke manier doen. Verschijnt vier maal per jaar. Is ‘voor alle docenten moedertaal en vreemde taal en alle aankomende onderwijsgevenden’. In elk nummer een ‘handig uitneembare Europese les aan bruikbare fictionele teksten, voorzien van opdrachten voor de leerlingen’. Kost, wanneer men zich opgeeft als lid, het eerste jaar niets. Op dit laatste na: het is alsof we ons zelf horen. Alles wat hierboven wordt aangehaald behoort tot de doelstellingen van de SPL, onder meer gerealiseerd in dit tijdschrift -we bedoelen Tsjip-.
Maar het water voor dit stroompje komt wel uit een andere bron. Die van Les Lettres Européennes, begin 1991 gestart met een conferentie in Brussel, een puur Franse aangelegenheid, die van dan af uitmondde in een bredere aanpak, onder meer door het contact tussen de Vlaming Hugo De Jonghe en de Nederlander Frans Hertoghs, tezamen verantwoordelijk voor de oprichting van de Nederlands-Vlaamse vereniging.
| |
| |
Afgelopen zomer is in Boulogne tijdens een vierdaagse congres waarbij alle EG-landen en Finland betrokken waren een nieuwe Europese literatuurgeschiedenis Les Lettres Européennes gepresenteerd. Joris Hermsen, eindredacteur van Letteren, beschrijft niet ongeestig de nogal chaotische gang van zaken tijdens deze conferentie, die men met de Franse slag georganiseerd had, met een dag op de ferry Calais-Dover als hoogte- en organisatorisch dieptepunt. ‘Toren van Babel op ark van Noach’ kopt Joris.
Wat Ton Philipsen over de Nijmeegse conferentie Een Zoen van Europa weet in te brengen is teleurstellend pover. Dat de SPL bij de organisatie betrokken was is hem ontgaan, evenmin schijnt hij te weten dat deze conferentie de vijfde is in een reeks die vanaf 1983 de leerling centraal heeft gesteld en nu voor het eerst in het bijzonder de leesstof verkende. De redacteur van Letteren: ‘Sprekers bereden hun stokpaarden, zodat aan normale functionaliteit -een term voor onderwijs dat dicht bij de belevingswereld van de leerling ligt- volledig voorbij werd gegaan.’ Tegenover elkaar stelt hij de aandacht die enerzijds tijdens de conferentie werd gevraagd voor de Bijbel (in het Hongaarse curriculum en door oudtestamenticus Ellen van Wolde) en anderzijds voor vakoverstijgend literatuuronderwijs (door Theo Witte). Het eerste wijst hij af, het tweede juicht hij toe. Philipsen toont zich een vreemdeling in Jeruzalem, want met alle respect voor Wittes verhaal: vakoverstijging was ook in enige andere bijdragen aan de orde, en is al veel eerder herhaaldelijk bepleit - het niet kennen van de Bijbel staat als symbool voor het verlies aan cultuurkennis dat door steeds meer docenten als een handicap voor verantwoord literatuuronderwijs wordt ervaren. Hoe bovendien een Vereniging die zegt de Europese literatuur te willen bevorderen er bezwaar tegen kan maken, wanneer door de SPL en de KU Nijmegen de oude klassieken die de basis vormen voor de Europese literatuur op de agenda worden gezet, is mij een raadsel. Dat de conferentie uitsluitend aandacht toonde voor de Bijbel en oude klassieken, zoals Philipsen suggereert (‘Bepaald hedendaags kon de conferentie niet genoemd worden’), is overigens onjuist. Maar ja, als je ook alleen een paar lezingen uit het middagprogramma van de tweede dag volgt, kun je je gelijk (‘De universiteit staat soms toch nog ver van de praktijk af’) zelf bepalen.
Los hiervan: Letteren wordt goed gemaakt, ziet er bescheiden maar fris uit, 16 bladzijden A4, wat foto's, aardige tekeningen. Joris Hermsen sprak met een der auteurs van de grote Europese Literatuurgeschiedenis, Martine de Clercq: ‘Het werk moet bestaan uit een historisch en een vergelijkend perspectief. Het is een naslagwerk, geen schoolboek’, Ton Philipsen met voorzitter Frans Hertoghs over het ontstaan van de Vereniging: ‘Naast de Franse organisatie zijn Nederland en Vlaanderen na Italië de derde vereniging die zich met de europeanisering van het literatuuronderwijs bezighoudt. Als ook de Nederlandse politiek wil dat mensen in Europa geïnteresseerd rtaken, dan kan literatuuronderwijs hierbij een rol spelen. Literatuuronderwijs draait toch om teksten die leerlingen interessant vinden. Hierbij kunnen teksten uit andere delen van Europa gebruikt worden, die de Europese gedachte voeden. De ideeën zijn er wel, er is echter nog een lange
| |
| |
weg te gaan.’ Zelf draagt didacticus Hertoghs een door hem uit het Frans vertaald verhaal bij uit La Voix du Nord met lessuggesties die mij heel effectief lijken voor Hertoghs doel de ogen van leerlingen te openen voor het eigene van een land en zijn cultuur.
Men krijgt als men zich opgeeft als lid de eerste jaargang van vier nummers gratis thuisbezorgd. Adres: Letteren, Joris Hermsen, Koolemans Beynenstraat 9, 6521 ER Nijmegen, tel. 080 - 22 80 24.
De SPL gunt, blijkens het contact dat de voorzitters van stichting en vereniging reeds met elkaar hadden, de Vereniging Europese Letteren een voorspoedige ontwikkeling. (KC)
| |
Zeeuwse en Gelderse Projecten Leesbevordering van start
In het kader van de leesbevordering stimuleert het ministerie van WVC twee projekten die de komende drie jaar in de provincies Gelderland en Zeeland worden uitgevoerd. De voornaamste doelstelling is het lezen te bevorderen bij leerlingen in havo en vwo. Dat lijkt sommigen misschien overbodig, aangezien al deze leerlingen ruimschoots met literatuuronderwijs te maken krijgen, maar de realiteit is dat desalniettemin talloze leerlingen niet aan het lezen te krijgen zijn. Het ministerie hoopt nu door de samenwerking te stimuleren tussen het onderwijs, de bibliotheken, de regionale steunpunten kunstzinnige vorming en de overige dienstverlenende instanties, zoals met name Schrijvers School Samenleving, deze impasse te doorbreken.
Als voorbeeld noemen we het Gelderse projekt. Dit concentreert zich op het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN). Er bestond reeds een literatuurfestival ‘De Wintertuin’. Het KAN-projekt haakt daarop - vanaf maart a.s.-in met een groot aantal activiteiten waarin de samenwerking tussen genoemde instanties wordt gerealiseerd. Heel globaal komt het erop neer dat men de activiteiten onderverdeelt in drie blokken: Literatuur en drama, Proza en Poëzie, en dat elk blok een verdeling heeft naar onderbouw, middenklassen en bovenbouw. Sommige onderdelen zijn ‘voor alle leeftijden’. Leesbeleving en interpretatie staan centraal. De constatering van Saskia Tellegen-van Delft tijdens het congres Een Zoen van Europa, namelijk, dat leraren in het algemeen bij leerlingen aansturen op begrip voor de vorm en bibliotheekmensen veel meer de beleving van de inhoud centraal stellen in hun contact met middelbare scholieren, laat zien welke afstand er in dit projekt overbrugd dient te worden. In elk geval is door deze opzet die in het komende jaar en de jaren daarna geconcretiseerd zal worden een reële mogelijkheid aanwezig dat de verschillende instanties naar elkaar toegroeien.
Veel leraren gingen in op de uitnodiging van de projektleiding (in handen van de Provinciale Bibliotheekcentrale Gelderland) om op 2 november 1.1. van gedachten te wisselen over de opzet. Auteurs wier boeken zich afspelen in het gebied Arnhem-Nijmegen zullen met leerlingen in contact worden gebracht voor confrontatie met de werkelijke lokaties, ze zullen met leerlingen die hun werk lezen in gesprek gaan, er worden voorstellingen geor- | |
| |
ganiseerd van door betrokken auteurs geschreven toneel, leerlingen zullen zelf ervaren wat het schrijven van proza en poëzie ambachtelijk inhoudt. In feite, zo werd tijdens de eerste bijeenkomst van de KAN-begeleidingsgroep op 12 november geconstateerd, zijn dit activiteiten die een beetje originele docent zelf kan organiseren als hij eenmaal de weg kent naar bibliotheek en steunpunt. De werkelijkheid is nu eenmaal anders. Maar met het projekt hoopt men bij vele docenten en bibliotheekmensen enthousiasme te wekken voor hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en een organisatiestructuur te ontwikkelen die het de literatuurdocenten gemakkelijker maakt dergelijke initiatieven te nemen. Dat zou goed zijn, want ze sporen zeer goed met de grotere nadruk die in de eindexamens Nederlands en moderne vreemde talen komt te liggen op de leesbeleving en de verslaglegging daarvan in een leesdossier.
De Katholieke Universiteit (vakgroep Algemene Kunstwetenschappen) en het Regionaal Steunpunt Kunstzinnige Vorming te Nijmegen bereiden naar aanleiding hiervan reeds een programma Ontwikkeling van Leesbeleving voor waaraan door bibliotheekmedewerkers en docenten uit de regio kan worden deelgenomen. In de cursus, die in de tweede helft van 1993 begint, komen verschillende manieren aan de orde om met het lezen van literatuur door leerlingen om te gaan: taaldrukwerkplaats, vertellen, voorlezen en declameren, dramatiseren van teksten, het gebruik van een leesdossier, het lezen van een bundel poëzie of een reeks essays, het schrijven van een leesautobiografie, een leeskring in de klas? e.d.
Zowel het KAN-projekt als het Zeeuwse projekt worden door WVC beschouwd als voorbeeldprojekten waarvan het ministerie hoopt dat ze bij suksesvolle uitvoering landelijke uitstraling kunnen hebben. Om een dergelijk effect veilig te stellen heeft WVC opdracht gegeven aan SARDES (= Samenwerkingsverband van SVO en CPS voor Advisering, Research en Dienstverlening in de Educatieve Sector, schrikt u niet) de projekten te ondersteunen en een Landelijke Stuurgroep Literatuur Havo/VWO in het leven geroepen. Deze bestaat uit: mevr. H. Bruinogen, coörd. Zeeland, Enny Snoeren coörd. KAN-Gelderland, Margreet Ruardi (SSS), Wam de Moor (KUN), Manon Ruyters (SARDES), secretaris. De stuurgroep begint haar werkzaamheden in januari 1993. Het adres van SARDES en de stuurgroep is: Sweelinckplein 14, 2517 GK Den Haag, tel. 070 - 346 96 79, fax. 070 - 360 99 51. (KC)
| |
Werkmap voor Taal- en Literatuuronderwijs
Puur praktisch is de WvT die nu al zestien jaargangen lang door de KU Leuven wordt verzorgd en waar met name Michael Goethals veel energie insteekt. Het verschijnt elke drie maanden, is aan zijn zeventiende jaargang toe en de nummers 62 en 63 bieden over de hele breedte van het talenonderwijs ideeën en uitwerkingen van lesmodellen en dergelijke. Zo treffen we na een handleiding voor het gebruik van modemcommunicatie in de
| |
| |
taalklas en een lesvoorbeeld Nederlands voor anderstaligen een lessenreeks rond Molières Le Misanthrope van Karine van Thienen en na een lesvoorbeeld over Engelse moppen lesmateriaal poëzie en creatief schrijven van Jan Uyttendaele. De leraar literatuur gaat niet zonder meer voorbij aan een stuk van Cécile Duchâtelet over silmmuziek: ze laat de leerlingen bewegen én uitschrijven wat hen bewoog. Bernadette Rutgeers doet in nummer 63 verslag van de manier waarop Mark van Bavel en Rudi Wuyts Mariken van Nieumeghen in de klas brengen als verhaal, toneeltekst en toneelopvoering. In drie sessies lieten de docenten zien hoe ze te werk gaan. Allereerst gingen ze in op de vraag hoe we het pictografisch, mentaal en historisch wereldbeeld van de tijdgenoten van Marikens auteur moeten zien. Ze werkten daarbij met veel visueel materiaal: houtsneden, bladzijden uit een getijdenboek, schilderijen, schema's e.d. Vervolgens vergeleken zij het toneelstuk met modern dramamateriaal, de techniek van het toneel in het toneel, de terzijde e.d. En tenslotte ging het erom vast te stellen wat je er op school mee kunt als het gaat om het maken van een voorstelling. Video bleek daarbij een erg goed hulpmiddel om leerlingen zicht te geven op regieconcepten en theaterconventies. En verder geeft een bij het artikeltje gevoegde opvoeringsanalyse de gebruiker de gelegenheid om zonder veel eigen denkwerk met de leerlingen aan de slag te gaan. Ook voor de onderbouw bevat dit nummer een artikel over het verband tussen lezen en dramatisering en wel in een stukje van Josée Vandewijer over het globaal lezen van verschillende tekstsoorten (strip, fabel, sprookjes, verhaal). De moeite waard. WvT is te krijgen op het adres: Vliebergh-Senciecentrum: afdeling Moderne Talen, Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven, 016-28 47 64 (Michael Goethals), fax 28
50 25 (faculteit Letteren en Wijsbegeerte). (WdM)
| |
Literature and Personal Development
In de cursus ‘Literature and Personal Development’ aan de VU te Amsterdam staat de vraag centraal hoe een docent Engels de literatuur zo relevant mogelijk voor de leerling kan maken. De leerling en diens persoonlijke ontwikkeling krijgen expliciet aandacht in de literatuurles.
In de afgelopen jaren heeft Jan Mulder, vakdidacticus aan de lerarenopleiding van de Vrije Universiteit, uitgebreid onderzoek op diverse scholen in Nederland gedaan met op leerlingen gericht materiaal voor de literatuurles. Uit dit onderzoek is een schat aan informatie voortgekomen.
In deze cursus komen achtergronden van de literatuurles waarin de leerling en diens persoonlijke ontwikkeling centraal staan, aan de orde. Maar vooral het realiseren hiervan in de les krijgt veel aandacht. Allerlei werkvormen worden getoond en activiteiten worden besproken. Ook wordt een didactisch model gepresenteerd aan de hand waarvan een docent de literatuurles leerlinggericht kan plannen. Deelnemers krijgen de gelegenheid materiaal uit te proberen in de eigen lessen.
Het cursusmateriaal wordt gevormd door het handboek Literatuur en Persoonlijke Ontwikkeling en een aantal handouts. (MvW)
| |
| |
| |
Cursusgegevens
Doelgroep: Docenten Engels bovenbouw havo/vwo. |
Cursusduur: De cursus duurt vijf avonden, telkens van 19.00-21.30 uur. |
Data en plaatsen: De cursus wordt gegeven te: |
Amsterdam: 14 en 28 januari, 11 februari en 4 en 18 maart 1993. |
Amersfoort: 21 januari, 4 en 18 februari en 11 en 25 maart 1993. |
Groningen 12 en 26 januari, 9 februari en 2 en 16 maart 1993. |
Docent: Drs. J. Mulder. |
Kosten: fl. 200,- plus fl. 40,- voor het cursusmateriaal. |
Informatie: Drs. J. Mulder, tel. 020-5485050 (inhoudelijk)
Mevr. C. Korenhof, tel. 020-5487360 (organisatorisch). |
Postadres: Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk, De Boelelaan 1115, 1081 HV Amsterdam |
| |
Post-HBO Dramaschrijven en Literaire Vorming.
Voorjaar 1993
Dramaschrijven/Literaire Vorming is een gloednieuwe opleiding aan de Faculteit Theater van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Bij beide richtingen ligt de grote nadruk op de literaire ontwikkeling van de student en op de ambachtelijke kant van het vak. Voor het contact met de beroepspraktijk en om de eigen visie duidelijk te maken, stelt de opleiding in de periode februari tot en met mei 1993 zeven vakken open voor mensen uit de praktijk om zich zo op een gedegen en verfrissende manier bij te scholen. Het volgen van een cursus leidt niet op tot een officiële bevoegdheid. Wel krijgt men na afloop een certificaat van deelname uitgereikt. Hieronder volgt een overzicht van de cursussen.
| |
1. Schrijfprocessen.
Datum: 28 januari tussen 10.30-16.30 uur.
Docenten: diverse, waaronder Diana Ozon (performer en dichter), Jos van Hest (prozaschrijfver en dichter), Nirav Christophe (schrijver van hoorspelen en theaterteksten) en Frederice van Faassen (schrijfdocent aan de opleiding).
Aanmelden vóór 10 januari bij het LOKV, t.a.v. Wil Grinwis, Postbus 805, 3500 AV Utrecht. Kosten: f 50,-.
| |
2. Leesprocessen.
Data: 5 en 19 februari, 5 en 19 maart, telkens van 10.00-12.00 uur.
Docenten: Will van Peer (hoofddocent Theoretische Literatuurwetenschap RU Utrecht), Ardi Roelofs (docent literaire vorming aan de opleiding), Márgitka van Woerkom (docent Alg. Kunstwetenschappen KU Nijmegen) en Hanneke Eggels (direkteur De Literaire Salon). Kosten: f 150,-.
| |
3. Taaldrukken.
Data: acht dinsdagen tussen 10.45-12.15 uur van 2 februari tot 23 maart.
Hierna acht dinsdagen tussen 09.00-12.15 uur van 30 maart tot 25 mei.
Docent: Ardi Roelofs (docent literaire vorming aan de opleiding).
Kosten: f 720,-
| |
4. Prozaschrijven.
Data: acht dinsdagen tussen 13.00-16.15 uur van 2 februari tot 23 maart.
Hierna acht dinsdagen tussen 13.00-14.30 uur van 30 maart tot 25 mei.
| |
| |
Docent: Jos van Hest (docent schrijven, prozaschrijver en dichter).
Kosten: f 720,-.
| |
5. Vertalen van drama.
Data: acht woensdagen tussen 10.45-14.00 uur van 3 februari tot 24 maart.
Hierna: acht dinsdagen tussen 10.45-12.15 uur van 31 maart tot 26 mei.
Docent: Pieter Vrijman (dramaturg en regisseur). Kosten: f 720,-.
| |
6. Drama schrijven op basis van improvisaties.
Data: acht vrijdagen tussen 09.00-12.15 uur van 2 april tot 28 mei.
Docent: Nirav Christophe (dramaschrijver en dramaturg). Kosten: f 480,-.
| |
7. Van literaire tekst tot dramatekst.
Data: gedurende één week vier ochtenden tussen 09.00-13.00 uur tussen 1 tot en met 4 juni.
Docent: George Groot (schrijver van cabaret-en liedteksten). Kosten: f 290,-
| |
Praktische gegevens
Aanmelding vóór 15 januari 1993 voor de cursussen 2 tot en met 6 is mogelijk bij de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, Faculteit Theater, t.a.v. Mevr. T. van Oosterbos, Janskerkhof 18, 3512 BM Utrecht. Voor aanmelding voor de cursus ‘Leesprocessen’ zie hierboven.
Voor alle aanmeldingen geldt dat er een overzicht meegestuurd dient te worden van een relevante opleiding Hoger Onderwijs en opgedane schrijfervaring. Deelnemers ontvangen voor 22 januari bericht over plaatsing. Voor een uitvoerige beschrijving van de verschillende cursussen alsmede voor een aanmeldingsformulier kunt u terecht op bovengenoemd adres. (MvW)
|
|