Redactioneel
Onze eerste jaargang sloten wij in 1991 onder meer af met het wonderlijke verhaal van Sint Brandaen. De afronding van deze tweede jaargang viel samen met de dood van A. Koolhaas, wiens sprookjesachtige geschiedenis van het duikertje Stiemer en de wondervis Stalma het begin vormde van een heel eigenzinnige schrijverscarrière. Wij houden blijkbaar van wonderen. De literatuur, de kunst als geheel, geeft er vele. Zoals de in één jaar tijd befaamd geworden roman van Margriet de Moor, waaraan we voor de literaire vorming uitvoerig aandacht besteden (Wam de Moor, Willy Geursen). Voor de hoogste klas, denken we, en voor de leeskring.
Diezelfde leeskring gaven we in 2/3 reeds krediet. En we vullen dat in dit nummer aan met het verslag van de conferentie die hondervijftig leeskringleiders eind november in Leusden hielden (Márgitka van Woerkom) en met een bespreking van de Handleiding die op deze conferentie werd gepresenteerd maar nog niet gelezen. Literatuurdocenten doen er goed aan die stukken niet over te slaan, want de leeskring op school is in de maak. In leesbevorderingsprojecten in de provincies Gelderland en Zeeland, krachtig ondersteund door WVC, vormt de leeskring een van de uit te proberen vormen om het lezen van literatuur door 12-18-jarigen te bevorderen. Lees daarover in de deze keer ruime rubriek Externe betrekkingen. Daarin ook de dood van het Platform voor Kinder- en Jeugdliteratuur en de geboorte van een nieuwe vereniging voor het literatuuronderwijs, met het accent op de Europese Letteren. BulkBocks Dag van het Literatuuronderwijs (Kees Combat) en het vervolgonderzoek van Tanja Janssen naar de inhoud en vormgeving van het literatuuronderwijs Nederlands in de bovenbouw (Koos Hawinkels) hadden onze aandacht.
Maar ook, natuurlijk, de literatuur zelf. Dit jaar, 1992, vierhonderd jaar geleden stierf de ‘bedenker’ van het essay, Michel Eyquem, seigneur de Montaigne (1533-1592). Zijn aanvankelijke kanttekeningen in de marge van zijn lectuur groeiden uit tot de ‘probeersels’ die we als een zoektocht naar zijn identiteit kunnen kwalificeren. Gemma Pappot, vertaalster en docente, herdenkt hem met een inleiding en fragmenten uit zijn werk. Van weer vier eeuwen eerder zijn de middeleeuwse werken die universitair docent Paul Wackers voor u bijeen koos, wanneer hij op Europese schaal mocht werken met leerlingen van het voortgezet onderwijs. Zijn hartekreet is die van de ervaren mediaevist: stap toch af van de constructies dat de middeleeuwen ‘achterlijkheid, viesheid, voosheid’ vertegenwoordigen, zoals de humanisten vonden, of dat zij, naar het beeld dat de negentiende-eeuwers zich vormden, ‘de ideale tijd, de zuivere kunst en het eenvoudige, oprechte leven’ inhielden. Wackers keek ver over de grenzen heen en putte uit alle Westeuropese literaturen.
Docenten Engels ten slotte kunnen hun ervaringen met de nieuwste Diver toetsen aan die van Anja Bijlsma-Lindaart.