| |
| |
| |
Tracy van Poppel
‘Ik wil later een oude, wijze dame zijn’
In gesprek met Paul de Graaff
In onderstaande bijdrage over de leeskring treft u een beschrijving van de cursus moderne Nederlandse literatuur gegeven door Paul de Graaff. Het is een weergave van een gesprek met de cursusleider, gevoerd in september 1992, over de samenstelling en organisatie van de cursus, over de motivatie van de deelnemers, over de opzet en het inhoudelijke verloop van de bijeenkomsten. Verder volgt een beschrijving van de achtergrond en de rol van de leider en de leden. Tenslotte wordt er ingegaan op het effect en het vervolg van de cursus.
| |
De organisatie
Het initiatief kwam oorspronkelijk van de openbare bibliotheek De Lindenberg die behoefte had aan een eigen leeskring. In samenwerking met de Volksuniversiteit te Nijmegen, die voortaan de administratieve zaken zou regelen, is men gestart met de cursus moderne Nederlandse literatuur.
Paul de Graaff is zes jaar geleden begonnen met twee cursussen, nadat zijn voorganger deze al enkele jaren verzorgd had. Ook daarvóór bestond de cursus al enige jaren.
In de loop van de jaren is het aantal cursussen dat door Paul geleid werd uitgebreid tot vijf groepen van vijftien à twintig cursisten. De bijeenkomsten vinden tien keer per jaar plaats, om de vier weken, op dinsdagochtend of -avond of op donderdagochtend. Zij duren officieel anderhalf uur, maar het gebeurt vaak dat de bijeenkomsten uitlopen tot twee uur.
De cursisten zijn voor voornamelijk vrouwen. Op de dagcursussen varieert de leeftijd van 40 tot 80 jaar en is Paul een van de jongsten. Op de avondcursussen zitten meer mannen en varieert de leeftijd van 20 tot 35, misschien 45 jaar.
De cursussen worden gehouden in een zaal op De Lindenberg. In het midden staat een grote tafel waaraan alle leden plaats kunnen nemen. Verder zijn er nog kleinere tafels die het mogelijk maken om in groepen te werken. De deelnemers kunnen te allen tijde beschikken over koffie en thee.
| |
| |
| |
De motivatie van de deelnemers
De cursisten volgen de cursus om op de hoogte te zijn en te blijven van de moderne Nederlandse literatuur. Ze beleven plezier aan het lezen en krijgen tijdens de bijeenkomsten de kans om er met anderen over te praten. Het is een stimulans om te lezen. Voor sommigen zelfs een stok achter de deur.
Daarnaast worden de cursussen beschouwd als een uitje. Zij hebben een sociale functie. Men zoekt elkaar ook buiten de bijeenkomsten op om boeken van elkaar te lenen of materiaal uit te wisselen.
| |
De opzet van de bijeenkomsten
De bijeenkomsten vinden plaats volgens een strakke indeling. De cursisten lezen van tevoren het boek en zijn vrij om de vragen (zie bijlage 1) te maken die ze voor de cursus mee krijgen.
Na een korte inleiding maakt Paul twee kleinere groepen die het gelezen werk aan de hand van de vragen bespreken. Na ongeveer een uur volgt een pauze waarna men plenair het boek nog eens nabespreekt. Tijdens dit tweede uur geeft Paul nadere toelichting en informatie of gaat hij dieper in op een autobiografische passage bijvoorbeeld. Men kijkt ook vaak naar een video of luistert naar een radioprogramma dat betrekking heeft op het gelezen werk. Bijvoorbeeld een fragment uit een gesprek tussen de auteur en Van Dis of een opname van het VARA-radioprogramma ‘Het zout in de pap’. Soms leest en bespreekt men artikelen uit de krant of andere bladen. Het komt geregeld voor dat de cursisten deze zelf aandragen.
Aan het eind van de bijeenkomst geeft Paul heel globaal en neutraal informatie over het volgende boek en krijgen de cursisten de vragenlijst mee naar huis. Soms geeft hij ook lees- luister- en kijktips.
| |
De inhoud van de bijeenkomsten
Alle aspekten komen aan bod. Paul baseert zijn vragen op ideeën die hij tijdens het lezen opdoet. Het is geen gestructureerde analyse maar er komen wel elementen als personages, thema, tijd en ruimte aan de orde. Men gaat ook in op morele waarden van een boek en op esthetische en structurele aspekten. Er worden vergelijkingen gemaakt en parallellen getrokken met eerder gelezen werken.
Eigenlijk besteedt men meer aandacht aan de persoonlijke en menselijke kant van het werk dan aan de verhaaltechnische elementen. Men vergelijkt het werk met het eigen leven en de eigen werkelijkheid. Het is verbazingwekkend hoe open de cursisten soms zijn, hoe
| |
| |
gemakkelijk men over eigen relatie- of psychische problemen in verband met het gelezen werk praat.
| |
De keuze van de boeken
Zoals de titel in het cursusboekje van de VUNO aangeeft, leest men werken die behoren tot de moderne Nederlandse literatuur. In bijlage 2 treft u een overzicht van gelezen werken in de periode van 1986 tot en met 1992. De werken staan in chronologische volgorde, maar ze zijn niet in deze volgorde aan bod gekomen.
Op de eerste bijeenkomst begint men met het boekenweekgeschenk. Er moeten dan allerlei organisatorische zaken geregeld worden, zodat er niet zoveel tijd overblijft voor de bespreking van een dik boek.
Toen Paul met de cursus begon, wilde hij de keuze op een democratische manier tot stand laten komen. Dat gaf echter zoveel discussie dat hij besloten heeft steeds zelf met een programma te komen. Aan het begin van ieder cursusjaar krijgen de leden een jaarprogramma. Bij de samenstelling hiervan spelen vier factoren een rol:
a) | de eigen voorkeur van de leider, bijvoorbeeld de werken van Belcampo en A. Koolhaas, waarvan hij vindt dat ze weinig bekend zijn en gelezen moeten worden; |
b) | de publiciteit: boeken die genomineerd zijn voor een bepaalde literaire prijs of anderszins in de publieke belangstelling gekomen zijn, bijvoorbeeld de werken van Connie Palmen, Frans Pointl, A.F.Th. van der Heijden, of een fenomeen als Maarten 't Hart op het boekenbal; |
c) | het voorhanden zijn van goedkope herdrukken in de boekhandels, zoals de boeken van Leon de Winter en Tip Marugg; |
d) | de eigen inbreng van de cursisten: zo wees een van de cursisten op het boek De kapper van Gijs IJlander. |
Soms wordt tijdens de cursus een titel genoemd waarvan men besluit dat die het volgende jaar op de lijst moet komen.
De reacties op de gelezen boeken zijn heel wisselend. Eigenlijk zijn er bijna altijd tegengestelde meningen.
| |
Achtergrond en rol van de leider
Na Nederlands gestudeerd te hebben aan de universiteit van Nijmegen en jarenlang werkzaam te zijn geweest in het middelbaar onderwijs is Paul, uit interesse en omdat hij de tijd had, zelf lid geworden van een leeskring. De toenmalige leider besloot ermee te stoppen. Het was destijds geen moeilijke beslissing voor Paul diens taak over te nemen.
| |
| |
Als leider zorgt hij voor alle informatie, van biografische gegevens tot videomateriaal. Het kost hem soms dagen per boek om het te lezen, te herlezen, om alles op te zoeken en krant, radio en televisie bij te houden.
Hij bepaalt de samenstelling van de kleinere groepen en neemt zelf aan de gesprekken deel. Hij ziet zichzelf en wordt ook door de cursisten beschouwd als een van hen. Hij probeert niet alles naar zich toe te trekken maar de deelnemers het gevoel te geven dat zij zelf veel weten en goede ideeën hebben.
| |
Achtergrond en rol van de deelnemers
Veel leden hebben een brede algemeen culturele belangstelling. Zij lezen veel, bezoeken tentoonstellingen en gaan vaak naar schouwburg of theatertjes. Sommige deelnemers willen graag bijgespijkerd worden om hun kinderen te helpen die eindexamen doen. Een van de deelneemsters heeft eens gezegd dat ze graag een wijze oude dame wil worden.
De vooropleiding is weliswaar zeer uiteenlopend, maar iedereen heeft minstens een middelbare opleiding, een hogere beroepsopleiding of universitaire studie gevolgd of volgt deze nog. Onder de deelnemers bevinden zich verpleegkundigen, studenten, een gereformeerd predikant, een oud-leraar Frans en een directrice van een basisschool die een ATV-dag gebruikt om de cursus te kunnen volgen. Het merendeel echter bestaat uit vrouwen die niet actief deelnemen aan de arbeidsmarkt.
Opvallend is het verschil tussen de ochtend- en de avondgroepen. De bijeenkomsten op de ochtend lijken veel rustiger te verlopen. De deelnemers zijn vaak alleenstaand en hebben tijd genoeg. De avondcursus verloopt altijd gehaaster. Het is duidelijk dat ook andere zaken de cursisten tijdens de bijeenkomsten bezighouden.
Tijdens de gesprekken kan iedereen aan bod komen. Men luistert goed naar elkaar en men respecteert elkaars mening. Er zijn leden die door hun grote enthousiasme anderen stimuleren. Sommigen kunnen opvallend goed hun ideeën verwoorden en tastbaar maken.
Er zijn uiteindelijk hechte groepen ontstaan die ieder jaar opnieuw de cursus willen volgen.
| |
Het effect en het vervolg van de cursus
Het kost Paul ongelooflijk veel voorbereidingstijd en hij betreurt het dat hij altijd in z'n eentje de cursussen moet prepareren. Na al die jaren heeft hij dan ook besloten er voorlopig mee te stoppen. ‘Ik heb het altijd met hart en ziel gedaan, maar ik raak een beetje opgebrand. Mijn
| |
| |
creativiteit raakt uitgeput en ik wil even niet zoveel met fictie van anderen bezig zijn.’
Hij gaat nu zelf weer studeren, maar raakt al pratende over de cursussen opnieuw erg enthousiast.
Ook de deelnemers beleven ontzettend veel plezier aan de bijeenkomsten. Ze lezen veel meer boeken dan voorheen en hebben meer oog voor literatuur in dagbladen, tijdschriften, op radio en televisie. Ze raken meer betrokken bij de wereld van de literatuur. ‘Van Dis kunnen ze niet meer missen’.
| |
Bijlage 1
Vragen bij Maarten 't Hart, De steile helling, 1988
1. | Wat vond u van het boek? Heeft u het met plezier gelezen? |
2. |
a. | Een genreaanduiding (roman/novelle/verhalenbundel) ontbreekt op het boek. Terecht? |
b. | Hoe zit het boek in elkaar? vertelperspectief? hoofdpersonen? |
|
3. | Wat vindt u van de titel ‘Het Paradijs’? |
4. | Vindt u dat de schrijver de sfeer van de jaren '50 goed getroffen heeft? Voorbeelden? |
5. | Problemen van meer levensbeschouwelijke aard komen in de tweede helft van het boek aan de orde. Wat is het belangrijkste thema in ‘De Tol’? |
6. | In ‘De Tol’ speelt de tol een belangrijke rol. Welke (symbolische) functie heeft de tol? Kunt u in dit verband ook de slotzin toelichten. |
7. | Wat vindt u van de vriendschap Maud - Ina?
Hoe welgemeend/oprecht is die vriendschap? |
8. | Kunt u het eens zijn met de stelling van de schrijver:
‘Je kunt de gewoonten en manieren, de taal en de gebruiken leren van boven aan de dijk, maar al wat daar omgaat zal altijd wezensvreemd voor je blijven, terwijl je, als je de taal van boven aan de dijk hebt leren spreken, toch ook nooit meer terug kunt. Je bent voor altijd gedoemd om nergens meer bij te horen.’ (p.. 213) |
9. | Wat is de hoofdgedachte van de ‘Topografische epiloog’? |
10. | Na lezing van De steile helling kunnen we de titel op tenminste drie verschillende manieren uitleggen. Welke?
Bonusvraag:
a. | Herkende u in de volgende regels een variatie op dichtregels van een bekende Nederlandse dichteres? welke regels, van wie?
|
|
| |
| |
|
|
‘(...) waar zich, hees en hortend zingend, een paar
populieren uit de aarde hebben gewrongen.’ (p. 218)
|
b. | Wat betekent het volgende citaat en waar komt het vandaan?
‘Mene, mene, tekel, ufarsin’ (p. 194)
|
|
| |
Bijlage 2
Overzicht van werken gelezen in de periode 1986 tot en met 1992
1885 |
Frederik van Eeden, De kleine Johannes |
1906 |
Louis Couperus, Van oude mensen de dingen die voorbijgaan |
1924 |
Willem Elsschot, Lijmen/Het been |
1930 |
Arthur van Schendel, Het fregatschip Johanna Maria |
1938 |
Ferdinand Bordewijk, Karakter |
1950 |
Hugo Claus, De Metsiers |
1951 |
Marnix Gijsen, Klaaglied om Agnes |
1960 |
Hubert Lampo, De komst van Joachim Stiller |
1962 |
Belcampo, Bevroren vuurwerk |
1964 |
Ward Ruyslinck, Het reservaat |
1965 |
Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest |
1966 |
W.F. Hermans, Nooit meer slapen |
1972 |
Jan Arends, Keefman |
|
J.M.A. Biesheuvel, In de bovenkooi |
|
A. Koolhaas, Blaffen zonder onraad |
1973 |
Maarten 't Hart, Ik had een wapenbroeder |
1975 |
Mensje van Keulen, Van lieverlede |
|
Harry Mulisch, Twee vrouwen |
1978 |
Gerard Reve, Oud en eenzaam |
|
Willem van Toom, De lotgevallen van Sebastiaan Terts |
1979 |
Inez van Dullemen, De vrouw met de vogelkop |
1980 |
Gerard Reve, Moeder en zoon |
|
Jan Wolkers, De perzik van onsterfelijkheid |
1982 |
Marijke Höweler, Van geluk gesproken |
|
Doeschka Meijsing, Utopia of de geschiedenissen van Thomas |
1983 |
A.F.Th. van der Heijden, De slag om de Blauwbrug |
|
Koos van Zomeren, Otto's oorlog |
1984 |
J. Bernlef, Hersenschimmen |
|
Marja Brouwers, Havinck |
|
Hermine de Graaf, Een kaart, niet het gebied |
| |
| |
1985 |
Boudewijn Büch, De kleine blonde dood |
|
Vonne van der Meer, Het limonadegevoel en andere verhalen |
|
Tom Pauka, Lente voor beginners |
1986 |
Rudi van Dantzig, Voor een verloren soldaat |
|
Hella Haasse, Berichten van het blauwe huis |
|
Maarten 't Hart, De Jacobsladder |
|
A.F.Th. van der Heijden, De sandwich |
|
Frans Kellendonk, Mystiek lichaam |
|
Ton van Reen, Het winterjaar |
|
Leon de Winter, Kaplan |
|
Koos van Zomeren, Het verhaal |
1987 |
J. Bernlef, Publiek geheim |
|
Tessa de Loo, Het rookoffer |
|
Vonne van der Meer, Een warme rug |
|
Harry Mulisch, De pupil |
1988 |
Maarten 't Hart, De steile helling |
|
A.F.Th. van der Heijden, Het leven uit een dag |
|
Tip Marugg, De morgen loeit weer aan |
|
Margriet de Moor, Op de rug gezien |
|
Brigitte Raskin, Het koekoeksjong |
|
Willem van Toorn, Een leeg landschap |
|
Gijs IJlander, De kapper |
1989 |
Hugo Claus, De zwaardvis |
|
W.F. Hermans, Au pair |
|
Frans Pointl, De kip die over de soep vloog |
1990 |
Adriaan van Dis, Het beloofde land |
|
F. Springer, Sterremeer |
1991 |
Renate Dorrestein, Het hemelse gerecht |
|
Cees Nooteboom, Het volgende verhaal |
|
Connie Palmen, De wetten |
|
|