3. De tweede zal longitudinaler werk doen. Zij zal op vergelijkbare manier de samenwerking tussen bibliotheek en onderwijs gedurende de hele schoolloopbaan (vooral voortgezet onderwijs overigens) bestuderen en tot aanbevelingen komen om wensen en behoeftes en mogelijkheden wederzijds op elkaar af te stemmen. Vanuit de bibliotheekwereld wordt vaker gehoord dat men daar wel van alles wil doen, maar dat de relatie met het onderwijs nogal stroef is, incidenteel en zeker niet structureel. Men denkt dan met name aan de begeleiding van werkstukken, spreekbeurten en projekten, en aan afstemming van de collectie op wensen vanuit het onderwijs bijvoorbeeld in verband met de eindlijst.
4. Het belangrijkste echter vond de voorbereidingsgroep (bestaande uit Dick Hattenberg van de Stichting Lezen, Anne de Vries van het NBLC en Koos Hawinkels, SPL) de mogelijkheid voor een derde werkgroep: in samenwerking tussen bibliotheek en onderwijs pakketten gaan ontwikkelen voor speciale onderwerpen voor de eindexamens. Denk aan de opzet bij geschiedenis/maatschappijleer. Als voorbeeld hebben we genomen: in 1995 is de Tweede Wereldoorlog 50 jaar voorbij. De werkgroep maakt een collectie literair en dokumentair materiaal, een grote hoeveelheid didactische suggesties daarbij, zowel voor behandeling van onderdelen in de klas als voor werkstukken en dergelijke door leerlingen, een pakket uitgewerkte lesbrieven of dito-modellen, enzovoorts.
Als de SPL op deze manier een interpretatie van bepaalde CVEN-voorstellen zou kunnen uitwerken, zou zij een zeer nuttige functie voor docenten in het voortgezet onderwijs vervullen. Het spreekt vanzelf dat bij de keuze van die ‘speciale onderwerpen’ afwisseling zal worden nagestreefd. Een genre, een periode, een thema, enzovoorts.
5. Er is nogal wat te doen over de canon en over europeanisering van het literatuuronderwijs. De SPL kan daaraan een bijdrage leveren -naast de conferentie van dit najaar- door een werkgroep te vormen die een voorstel maakt voor een x aantal aanbevolen boeken voor de verschillende schooltypen van Ibo tot en met vwo. Geen verplichte lijst, maar een aanbod.
De werkgroep zou kunnen beginnen met het organiseren van een conferentie waarop centraal staan de criteria die je kunt aanleggen bij het samenstellen van dergelijke lijsten en het presenteren van een aantal uitwerkingen: op grond van deze criteria kan dit boek op deze lijst.
Het lijkt wat triviaal, maar op deze manier wordt in elk geval de discussie naar ‘het veld’ gehaald en niet alleen op academisch niveau gevoerd. Ten tweede is het een groot voordeel dat de lijsten niet uiteindelijk door educatieve uitgevers (met Grote Lijsters en zo) bepaald zullen worden, maar dat de docenten zelf er hun zegje in blijven hebben.
6. Als laatste is er een suggestie van Jan Uyttendale. Hij had behoefte aan een methode voor jeugdliteratuur en de didactiek daarvan, bedoeld voor de leraaropleidingen. Er is wel al een boekje, Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk, maar het bezwaar daarvan voor de opleidingen tot