dan dat ze hen helpen en in de televisieprogramma's is het boek niet meer dan een nieuwsfeit dat snel moet verdwijnen voor de volgende actuele gebeurtenis. Al die randverschijnselen maken de literatuur zelf onschadelijk. In serieuze literatuur zit een verborgen vraagstelling; de verteller wil de lezer daarvan deelgenoot maken en inmenging van buitenaf is dan ongewenst. Over blijft het boek: dat moet hij gewoon lezen.
Willem van Toorn vroeg aandacht voor het korte verhaal, ‘het mooiste genre na de poëzie’. Hij denkt dat het korte verhaal heel geschikt is voor gebruik in de klas, omdat het nog net in zijn geheel voorleesbaar is. Daarbij pleitte hij voor een verbreding van het aanbod door vooral ook de mooiste verhalen uit de wereldliteratuur (Tsjechov, Böll, Sallinger) aan de orde te stellen. Voor analytisch bezig zijn voelt hij weinig: ‘Houd de leespret erin, lees veel voor of laat ze elkaar hun favoriete verhaal voorlezen. Als leerlingen daarna kunnen aangeven waar het in het verhaal om gaat, door de passage of zin aan te wijzen die de kern van het verhaal bevat, dan kun je als leraar tevreden zijn’.
Vonne van der Meer, die in de slotevaluatie het hoogste scoorde, zette in een boeiend verhaal uiteen hoe zij tot het schrijven van een verhaal komt en illustreerde haar betoog met passages uit haar werk. Soms dient het verhaal zich al direct aan en ontdekt ze tijdens het schrijven waar het haar eigenlijk om gaat, een andere keer is het startpunt een emotie, een observatie, een beeld in het hoofd of een losse gedachte. Bij haar optredens op school koos ze aanvankelijk meestal verhalen waarvan ze dacht dat leerlingen zichzelf zouden kunnen herkennen, maar ze heeft gemerkt dat het de leerlingen ook om andere dingen gaat. Haar verhalen bevatten altijd een durfmoment en pijnlijke waarheden. De personen moeten iets overwinnen en dat herkennen leerlingen; ze voelen heel goed aan dat er een spanning bestaat tussen de schrijfster en haar verhaal. Daarom pleit ze voor het aanbieden van spannend proza, waarin veel ruimte is voor emoties en intieme gedachten, gevolgd door een klassegesprek.
In de discussie ging het vooral over het op gang brengen van gesprekken over emotionele aspecten van een verhaal.
Willem Jan Otten brak een lans voor het essay in de klas. Hij liet de deelnemers aan den lijve ervaren dat een intrigerende foto uitgangspunt kan zijn voor het schrijven van een essay. Uitgangspunt is immers altijd het formuleren van een vraag. Er wordt een antwoord vermoed en in het betoog wordt dat antwoord uitgeprobeerd. Laat leerlingen aan de hand van een stukje ‘Goede Tijden Slechte Tijden’ of een prikkelende afbeelding een essay schrijven en confronteer ze met het werk van anderen uit dag- of weekbladen.
De 45 deelnemers toonden zich na afloop in grote meerderheid zeer tevreden. De inleidingen hebben de leraren op een andere manier aan het denken gezet over hun onderwijs, en ook als de geopperde ideeën en suggesties wat te ver afstonden van de dagelijkse praktijk, bleken ze vaak op toch de een of andere manier bruikbaar te zijn in de les. De blik die de auteurs de aanwezigen in de