Tsjip. Jaargang 2
(1992)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
BoekbesprekingenKlassieke literatuur in beeld
| |
[pagina 57]
| |
onderwerpen en perioden. Daarbij komt -en dat is met name ook voor niet-classici van belang-, dat de serie niet alleen voorzien is van een uitvoerige lerarenhandleiding met specifieke inhoudelijke informatie per dia, maar ook van een uitgebreide didactisch weloverwogen inleiding en gebruiksaanwijzing. De eerste behelst een overzicht van ‘de receptie van Homerus in de beeldende kunst’. In het kort wordt daarin de doorwerking van dit thema belicht, voorzien van een uitnodigend notenapparaat, en lopend van de zeventiende eeuw tot na het post-modernisme. Daarna volgen dertig pagina's ‘Lesmateriaal’ met talloze suggesties voor behandeling van de dia's in de klas, variërend van een brugklas zonder enige kennis van het Paris-oordeel tot en met een eindexamenklas Grieks die de betreffende passages uit de Ilias in de originele versie heeft bestudeerd. Bovendien zijn de lesopzetten ook thematisch geordend, zodat de docent een les ‘Penelope’, ‘Odysseus en Nausikaä’ of ‘De Odyssee als reis door het leven’ op een presenteerblad aangereikt krijgt. Heel plezierig is, dat per les aangegeven wordt wat de doelstelling en de beginsituatie is: je kunt daardoor als docent middenin het boek (i.c. de klapper, keurig verzorgd met doorzicht-bladen voor de dia's) beginnen of doorgaan. Dat bovendien de antwoorden op de gesuggereerde vragen en opdrachten bijgeleverd worden maakt dit pakket te meer aantrekkelijk. In de verschillende lesopzetten wordt expliciet aandacht besteed aan de manieren waarop het kijken naar schilderijen door leerlingen door de docent kan worden geïnitieerd of gestimuleerd. Al eerder en elders heeft Fisser hierover, op grond van ervaring als docente-op-Rome-reis, geschreven op een direkt-praktisch bruikbare manier- en dan niet alleen voor classici, getuige de reactie van een van mijn collegae handvaardigheid tijdens zijn voorbereiding van een eendaagse excursie naar Keulen met 4-havo naar een heel ander museum dan het ‘Römisch-Germanisches’!Ga naar eind(4.).
Mijn oordeel over dit kijk-lespakket is dus zeer positief -ongeacht enkele discutabele keuzes van dia's, kwaliteitsverschillen in reproductie (overigens voortdurend geëxcuseerd), en onhandige opmerkingen (...‘Eigenlijk buiten het bestek van deze lessenserie, maar toch leuk; zie Homerus-receptie-map V.U. A'dam...’; dit riekt een beetje naar koppelverkoop). De leraar, en met nadruk ook de niet-classicus, vindt in dit pakket een schat aan informatieve en didactisch creatief aaneengeregen suggesties voor pasklare toepassing in literatuurlessen in onder- en bovenbouw. Vraag uw collega-classicus ernaar: dit materiaal verdient ook buíten de klassieke muren gebruikt te worden! Harry Habets | |
[pagina 58]
| |
Caroline Fisser, Homerus in beeld. De receptie van Homerus in de beeldende kunst, inclusief 60 dia's, informatie bij de dia's en 12 lesopzetten met adstructie. Te bestellen door fl. 125,- over te maken op giro 4894587 van het Bureau Lerarenopleiding van de V.U. Amsterdam onder vermelding van ‘Homerus in Beeld’. | |
[pagina 59]
| |
Kurzweil: boeiende bloemlezing, matig vraagwerkKurzgeschichten. Voor dat aardige woord hebben we geen Nederlands equivalent. Het Engelse ‘short story’ lijkt er een vertaling van, maar dat type tekst is over het algemeen aanzienlijk langer. De Kronkels van Carmiggelt, om maar een voorbeeld te noemen, dat zijn Nederlandse ‘Kurzgeschichten’. Tenminste als de vijfentwintig Duitse teksten die door Bob Duijvestijn en Joseph Schobben voor de bovenbouw van havo en vwo bijeen zijn gebracht representatief zijn voor het genre. En daarnaar hebben beide samenstellers gestreefd. Kurzweil noemden ze hun verzameling en dat woord kunt u nog in oude boeken terugvinden als ‘kortswijl’. Kortswijl en jokkernij. Bomans gebruikte het gaarne. Duijvestijn en Schobben zijn docenten en ze hebben de aangeboden teksten ‘meermaals’ (dat is bíjna Duits, maar, ik moest het opzoeken in het Groene Boekje want zelf zal ik het nooit gebruiken, ook Nederlands) in de klas getest. Tucholsky is zelfs bij ons bekend en van Ilse Aichinger verscheen nog niet zo lang geleden, in 1987, een mooie selectie met soms deksels moeilijke, maar bijna altijd prachtige verhalen bij Meulenhoff: De gebondene, terwijl in hetzelfde jaar Frank Schuitemakers vertaling van Die grössere Hoffnung uitkwam: Naar de andere oever. Böll, Bichsel, Lenz (hij schreef in Deutschstunde, te weinig bekend bij ons, zo formidabel over de miskende ‘entartete’ schilder Emil Nolde en het Noordduitse landschap waaruit deze zijn inspiratie putte), Hildesheimer, Brecht, Scholl, Bergengruen, Kafka, Zwerenz, Langgässer, (Botho) Strauss, het zijn allemaal auteurs waarvan je ook buiten de Duitse les wel eens gehoord kunt hebben, dankzij de vertalingen van hun boeken of de opvoeringen van toneelstukken. Van hen staan er dus stukjes in, variërend van twee tot vier pagina's, goed gekozen, concreet, vaak met snelle dialogen of gebeurtenissen, menigmaal met humor of een andere lichtheid. Er zijn ook voor mij nieuwe figuren zoals Peter Henisch. Zijn stukje, ‘vom laaerbergchampion’ (nee, dat moet zo gespeld, want de man gebruikt in zijn Vagabundengeschichte geen hoofdletters), laat hem zien als een Duitse variant van onze Bob den Uyl, onlangs overleden: zwervend langs 's Heren wegen. Haller, Wondratscheck, Kluge, Mangold, Becher, men kan heel wat leren uit dit aardige, bescheiden boekje.
Het is didactisch ook interessant, omdat de auteurs drie soorten vragen stellen bij de tekst. Een paar vragen om meteen na extensief lezen de eerste response over het geheel van de tekst te peilen, een paar vragen die aansluiten op intensief lezen en een slotvraag waarin de lezer tot een standpunt wordt gedwongen. Ten minste zo lees ik hun kernachtige verantwoording. Een en ander wordt in een docentenhandleiding (niet ontvangen) verder toegelicht. Nu moet ik zeggen, dat ik in de praktijk de scheiding tussen de typen vragen nauwelijks terugvind, ook al staan onder elke ‘kurzgeschichte’ de vragen in A, B en C gerangschikt. Willekeurig voorbeeld: bij een verhaal van Ulrich Becher valt onder de eerste categorie de vraag: ‘Findest du die Hauptgestalt Lena eine tragische Gestalt? Erläutere deine Meinung’ en in de tweede ‘Was | |
[pagina 60]
| |
für ein Typ ist Lenas erster Ehemann? Findest du ihn sympathisch? Warum (nicht)?’ Het lijken mij volstrekt identieke vragen qua problematisering. En die vermenging zie ik op veel plaatsen. Meer in overeenstemming met het doel dat Dr. Bob en Drs. Joseph zich in hun nuchtere inleiding stellen zou het zijn geweest, wanneer zij in de eerste categorie eens vaker hadden gevraagd naar de persoonlijke reactie van de leerling. Maar die overweging doet voor mij weinig af aan de waarde van dit kundig samengestelde boekje, dat men ook als niet-germanist voor zijn plezier zal aanschaffen. Het levert een aangename kennismaking op met bepaalde auteurs, zeker ook voor de leerlingen die willen weten welke schrijvers iets voor hen zijn. Wam de Moor
Dr. B.W.Th. Duijvestijn, Drs. P.J.G. Schobben, Kurzweil. Korte verhalen voor bovenbouw havo/vwo. Uitg. Van Walraven Apeldoorn ISBN 90 6049 847 X. 120 blz., prijs f 19,75. |
|