‘Ik heb u lang niet gezien. U pakt uw oude hobby weer op?’
‘Ik moet nog wat afmaken.’
Met het pakket onder mijn arm snelde ik de winkel uit. Misschien was er nog tijd.
In De Vest hadden ze er nogal van opgekeken toen ik vroeg om schildersspullen.
‘Hou je niet van televisie,’ zeiden ze.
Theo, die mijn activiteiten argwanend gadesloeg, had in het begin als pesterij een paar doeken van me kapot gescheurd. Maar toen ik een roodharige naakte vrouw voor hem schilderde, wijdbeens op een stoel gezeten, hing hij het plaatje naast de centerfolds boven zijn bed en liet me verder met rust.
De psychologe die het rapport moest schrijven voor de rechtbank vond mijn tijdverdrijf wel interessant.
‘Zullen we eens samen naar je schilderij kijken?’
Ze had het doek waar ik mee bezig was tegen de muur van de spreekkamer gezet.
‘Wie is dat meisje?’
Ik haalde mijn schouders op. Ze liet haar vingers over het doek glijden, alsof ze meende dat het een geheim verborgen hield.
‘Zulke felle kleuren, waarom is dat?’
De deur van mijn huis ging moeizaam open. Blijkbaar was moeder al een paar weken niet geweest om mijn post op te halen, misschien was ze weer depressief en kwam ze haar huis niet uit. Ik raapte de brieven bij elkaar. Wie schreef mij? Diverse instanties, zo te zien. En wat? Rekeningen, aanmaningen, dreigementen met incasso, natuurlijk, en een ansichtkaart uit Lloret de Mar, verkeerd geadresseerd.
Het rook muf. Ik zette een raam open en deed mijn jas uit. De post gooide ik in de vuilnisbak. Ik pakte een van de witte doeken die tegen de muur stonden, zette het op de ezel en begon te schilderen. Rood, blauw, geel. Ik werkte tot diep in de nacht. Toen het af was ging ik op mijn bed liggen, gewoon met mijn kleren aan, en viel in een diepe slaap.
De volgende ochtend werd ik wakker met een felle pijn achter mijn linkerslaap. Ik ging op het bed zitten en pakte de wekker: zeven uur. Het was feest vandaag. ‘Gefeliciteerd,’ zei ik tegen het portret van Nora op mijn nachtkastje. Ze keek me met gefronste wenkbrauwen aan, haar mond een smalle