Pete Dexter
De krantenjongen
Mijn broer Ward is vroeger een beroemd man geweest.
Niemand heeft het daar meer over, en ik denk dat niemand het zo gauw meer ter sprake zal brengen, vooral niet mijn vader, die verder toch het meest geeft om de dingen die hij niet meer kan zien of aanraken, dingen die geschoond zijn van gebreken en twijfels door de vele jaren dat hij ze al in zijn geheugen heeft, omdat ze bij het opdiepen telkens opnieuw in een andere vorm worden gegoten en hij zijn verhalen vertelt totdat die verhalen, en de dingen erin, op het laatst even volmaakt en vlijmscherp zijn als de rand van het mes dat hij altijd bij zich heeft.
In zijn verhalen zijn de zwartbaarzen allemaal groter dan je ze ooit gezien hebt, en altijd fonkelt de zon op hun schubben als ze springen.
En altijd laat hij ze weer los.
Over mijn broer heeft hij geen verhalen. Wanneer zijn naam valt, verandert er iets - iets kleins, je moet hem kennen om het te kunnen zien - en zonder dat er ook maar een spier in zijn gezicht beweegt, knijpt mijn vader ertussenuit; trekt hij zich terug naar die beschutte plek, denk ik, waar zijn verhalen bewaard liggen.
Misschien hebben we allemaal die plekjes wel.
Een uurtje later valt het je misschien op dat hij geen woord heeft gesproken.
In augustus van het jaar 1965 werd er een man die Thurmond Call heette en die zelfs naar de maatstaven van Moat County een onfatsoenlijk aantal negers had vermoord tijdens het uitoefenen van zijn ambt, zelf van het leven beroofd tussen de plaatsjes Lately en Thorn, op een landweg die evenwijdig liep aan de St Johnsrivier in noordelijk Florida, zo'n driehonderd meter ten westen van de oever.
Thurmond Call was sheriff van Moat County en bezette die functie al in de tijd dat ik werd geboren. Hij werd vlak voor zijn zevenenzestigste verjaardag vermoord, maar had nog in het voorjaar een man doodgeschopt