je hoofd bleven hangen. Toen in 1959 mijn eerste novelle De explosie verscheen, werd die besproken door Jan Greshoff te Kaapstad.
De taal is mij dus niet vreemd en ik heb de indruk dat ik haar redelijk versta als ik in Zuid-Afrika ben. Maar is vertalen nodig? Ik zou denken van wel, juist omdat de talen zo dicht bij elkaar liggen. Overigens heeft de periode van Apartheid en culturele boycot ongetwijfeld een breuk betekend in de parallelle ontwikkeling van de talen en zal de actuele situatie van grote groepen gekleurde Zuid-Afrikanen die Afrikaans als moedertaal hebben snelle veranderingen meebrengen - o.a. door de invloed van het Engels en de veelheid van talen ‘van de straat’, lijkt mij, zoals dat ook in Nederland gebeurt door de (vooral Noord-Afrikaanse en West-Indische) immigrantentalen. Als ik in Amsterdam op de Albert Cuypmarkt loop, hoor ik het nieuwe Nederlands als het ware ontstaan, en ik kan mij niet voorstellen dat dat in Kaapstad anders is. Die verschillende ontwikkelingen lijken mij een extra reden om te blijven vertalen, de talen als het ware naast elkaar te blijven horen en daardoor het besef van hun verwantschap te blijven scherpen.
Het lezen van ‘Die studam’ levert voor mij vooral een stroom van ontdekkingen op, ontdekkingen van nieuwe mogelijkheden om hetzelfde anders te zeggen. ‘Halfpad’ voor ‘halverwege’ is er zo één bijvoorbeeld, in de vierde strofe van het eerste gedicht; daaronder ‘rusplek’ voor ‘uitspanning’ (waarvan Heilna du Plooy de heel andere betekenis in het Afrikaans geeft in haar verantwoording; interessant is, dat het die betekenis, van ‘plek waar de paarden of de ossen werden uitgespannen’ in het Nederlands natuurlijk ook oorspronkelijk had); het mooie ‘swaaie’ voor ‘schommels’ daar weer onder. Mooi vind ik ook de ‘efficiënte’ samengestelde woorden als ‘klipbank’ voor ‘stenen bank’ en ‘vroegaandson’. Zou ik ‘Die studam’ zonder het Nederlands ernaast begrijpen, als de cyclus mij werd voorgelezen? Ik denk het wel, maar dan toch zoals ik een Duitse of Italiaanse versie zou begrijpen - af en toe een woord gemist of verkeerd begrepen: ‘kombuis’ bijvoorbeeld voor ‘keuken’, ‘oral’ voor ‘overal’, ‘woonstelgeboue’, ‘maanhare’, ‘gelas’, ‘verpes’, ‘sononder’, ‘affoeter’, ‘blote kinders’.
Het mooiste van vertalen is het vertalen zelf, het halsstarrig proberen iets te doen wat misschien wel onmogelijk is, het slijpen van je taalbesef aan een andere taal. Maar voor mij is het natuurlijk ook wel heel erg mooi, dat de man met de hoed, die in een zuidelijk maar toch Europees landschap bestond, nu door het precisiewerk van Heilna du Plooy in een Afrikaans landschap wandelt. Dat hij daar een zwerver tegenkomt die Nescio heeft gelezen, is niet geheel ondenkbaar; zo verwant zijn de culturen nog steeds wel.