begrijpelijk te worden als gevormd uit uuyde en op. Uuyde nu of, eenvoudiger gespeld, ude is een uit het Mnl. bekende bijvorm van ute (zie Verdam op ud, udwaert, udewaert en uderste), die nog vaker dan op de aangehaalde plaatsen, bv. vooral in het Lancelot-hs. voorkomt.
Ude of ute had ook dikwijls de beteekenis van ‘naar buiten’ (Lat. foras), evenals hare uut, heruut. Het heeft die ook in ons ‘uitblazen’ = naar buiten blazen (bv. den adem), doch dan is de verhouding van ude of ute tot blasen eene andere, dan ik meen, dat hier bedoeld wordt. Hier is blasen natuurlijk: ‘met een blaasinstrument een teeken geven’, bv. in de gewone uitdrukking ‘den dach blasen’, waar ‘dach’ object is van ‘blasen’. Zoo is m.i. ude hier eveneens object van ‘blasen’, en wel als verkorte uitdrukking der gedachte, die volledig zou luiden: ‘comt ute’ of ‘comt den bedde ute’. Zoo ongeveer gebruikt ook Ruysbroec het, als hij zegt (bij Verdam VII 867): ‘Die gheest Gods blaest ons ute omme minnen (in 't Latijn: ‘Dei spiritus suo flatu nos foras propellit ut amemus’). Zoo beteekent ook uteluden in 't Mnl. menigmaal: ‘door klokluiden te kennen geven: ganc ute! namelijk ‘buten der stadt, buten der vriheit’, dus in ballingschap. Ook dáár is ‘ute’ dus eveneens het object van ‘luden’, als ‘nachtlichte’ dat is in de uitdrukking: ‘nachtlichte luyden’, d.i. door luiden waarschuwen: ‘dooft het nachtlicht uit’.
In Alkmaar werd dus niet wyde geblazen, maar uuyde (‘comt ute’), en zoo werd soms ook op geblazen in de beteekenis ‘stant op!’ bv. in de Cron. van Benn. 63 (Verdam V 1674): ‘He let synen trompeten “up!” blasen, dat C ende all synes perties luden van daer togen’. Te Amsterdam nu blies men niet alleen uuyd! (comt ute), maar ook op! (stant op!) of, in één woord, udop!
Amsterdam.
j. te winkel.