Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 32
(1913)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
Slawaeien.Dit woord, dat voorkomt in Cornelis de Bruyn's Reizen over Moskovie door Persie en Indie, blz. 22, is door Uhlenbeck in Paul und Braune's Beiträge XIX, 333 behandeld en verklaard. ‘Mit slawaeien’ zoo leest men aldaar ‘meint de Bruyn offenbar russ. cělovat', calovat' “glückwünschen, begrüssen”, jetzt “küssen”.’ Hoe aannemelijk deze verklaring op het eerste gezicht is, zal terstond aan een ieder blijken, die de moeite doen wil de plaats in haar verband op te slaan. Gemakshalve haal ik haar hier aan: ‘Sedert het jaer 1649 heeft de Czaar van Moskovie zich aengewent kort voor het feest van drie Koningen, binnen de Stadt Moskow, en in de Duitsche Slabode een bezoek te geven aen zyne voornaemste vrienden, zoo wel luiden van overzee afkomstigh, als Heeren van Russie, en hen te vergasten onder de benaminge van te gaen slawaeien: op dien tydt verzelt van eenige Kneesen of Prinsen, en andere Grooten, zyne gunstelingen. Hier van wert nu in den jare 1702. een begin gemaekt op den 3 January, ouden styl. De eerste aenkomst was by den heer Brants, waer na toe zich vervoegden des morgens ten 9 uren wel ontrent 300 personen, ten deele daer door sleden, ten deele te paert gevoert. Hier toe waren de tafels te voren al in goede orde bereit, en vooraf gevult met veele lekkernyen, en koude spyzen, die kort daer na voor warme verwisselt werden. Men was vrolyk, en dronk lustigh om: tot dat zyn Majesteit ten 2 uren weder met al haer gezelschap vertrok, en zich begaf naer het huis van den heer Lups, daer het onthael niet minder was, en dien zelven avont nogh eenige andere heeren ging begroeten. Vervolgens schikte men zich tot de rust, waer toe verscheide huizen in tydts vervaerdigt waren. Den volgenden dag kreeg na verscheide bezoeken de Heer Resident van der Hulst ook zyn beurt.’ | |
[pagina 280]
| |
Met opzet citeer ik deze passage uitvoerig: men zal het er te eerder over eens zijn, dat de juistheid van de bovengenoemde afleiding inderdaad zeer waarschijnlijk mag heeten. Allereerst wat betreft de beteekenis. Niemand zal na de lezing van het aangehaalde er vreemd van opkijken, als hij slawaeien hoort verklaren als het Russische equivalent voor ‘begroeten’, een begrip, dat ten overvloede door de Bruyn in het citaat woordelijk is neergeschreven. Dan wat aangaat den vorm van het woord. Immers deze heeft Uhlenbeck er in het bijzonder toe gebracht zijn aandacht aan deze plaats te schenken: ‘Ich führe die stelle nur darum an, weil sie zur bestätigung der von mir Beitr. 16, 563 vorgeschlagenen etymologie von nl. pierewaaien aus russ. pirovát' dienen kann.’ Twee gevallen alzoo waarin Ndl. -waaien uit Russ. -vát' zou zijn ontstaan en die elkaar wederkeerig tot steun zouden kunnen zijn om de juistheid van de gegeven afleidingen te bewijzen of althans hoogst aannemelijk te doen schijnen. Dat verder de beide eerste onbetoonde lettergrepen van Russ. cělovát', calovát' in het Nederlandsch tot sla- zouden worden is ook niet vreemd, als men bedenkt, dat de o onmiddellijk vóór het accent in het dialekt van Moskou als a klinkt. Toch meen ik op goede gronden te kunnen aantoonen, dat deze op het oog zoo aannemelijke afleiding van het woord niet de juiste is en dat slawaeien niet komt van Russ. cělovát', calovát', maar in verband staat met Russ. slávit'. Want zóó, of liever voluit: slávit' Christá d.i. ‘Christus verheerlijken’, luidt de Russische term voor het door de Bruyn beschreven gebruik. ‘Obyčaj vo dni Roždestva Christova’ (Een gewoonte in de dagen van Kerstmis) begint Dal' zijn omschrijving in zijn Russisch woordenboek s.v. De feestelijkheid zelf heet met het subst. verbale: slávlenie. Bij de afleiding slávki leest men: ‘proslavljaja Christa, pozdravljaja chozjaev’ (Christus verheerlijkend, de gastheeren gelukwenschend). De personen, die aan dit gebruik deelnemen worden genoemd: slável'ščiki of slávščiki. | |
[pagina 281]
| |
Het is één van deze beide laatste termen, die door Oestrjalof in het 2de deel van zijn Russische ‘Geschiedenis der regeering van Peter den Groote’, blz. 132 onderstreept wordt, als hij het volgende van den tsaar verhaalt, dat ik hier in vertaling weergeef: ‘In de dagen tusschen Kerstmis en Driekoningen was het zijn gewoonte, vergezeld van zijn geheele gezelschap, bestaande uit tot 80 en meer personen onder den naam van slavel'ščiki de bojaren, generaals, rijke kooplieden te bezoeken, Christus te verheerlijken (slavil Christa), geschenken aan te nemen en feest te vieren gedurende eenige dagen achtereen.’ Men vergelijke hiermee wat Alexander Brückner in zijn bekend werk ‘Peter der Grosze’, blz. 567 schrijft, waar hij het heeft over: ‘Die Feierlichkeit der Sslawlenie, wobei der Zar mit sehr groszem Gefolge im burleskesten Aufzuge zwischen Weilmachten und dem Tage der heiligen drei Könige umherzufahren, Geschenke anzunehmen und überall Gesänge anzustimmen pflegte.’ Ook uit onze eigen historische literatuur kan men een bewijsplaats bijbrengen, nl. uit Scheltema, Rusland en de Nederlanden, III, blz. 121, waar men leest: ‘Deze aankomst (t.w. van de Bruyn in Moskou) viel voor in de dagen voor en na het feest der Driekoningen, gedurende welke de Czaar nog de gewoonte volgde om bij zijne vrienden te gaan slawaaien of slavoijen, of, zoo als het elders genoemd wordt: ‘Halleluja te zingen over de geboorte des Zaligmakers.’Ga naar voetnoot1) Den hier voorkomenden vorm slavoijen vat Scheltema blijkbaar als geheel gelijkwaardig op met slawaaien. Hij ziet er dus eveneens een werkwoord in. Ik heb slavoijen echter als zoodanig nergens aangetroffen, maar wel als een zelfstandig naamwoord in het meervoud. In een noot verwijst Scheltema nog naar drie plaatsen, waar men de hier besproken gewoonte van den tsaar kan vermeld vinden. Op twee daarvan, nl. de Bruyn, blz. 433 (lees: 453. Deze is op zijn terugreis in het begin | |
[pagina 282]
| |
van 1708 weer in Moskou) en Resol. St. Gener. v. 26 (lees: 20) April 1702 (De resident van der Hulst vraagt aan de St. Gener. vergoeding voor de door hem bij die gelegenheid in het begin van 1702 gemaakte onkosten) wordt wel het een en ander over het gebruik meegedeeld, maar de naam er van niet genoemd. Dezen vindt men op de derde door Scheltema aangeteekende plaats, nl. in de Resol. St. Gener. v. 13 April 1703. Zij is merkwaardig genoeg om hier gedeeltelijk even afgeschreven te worden, temeer omdat de resident van der Hulst, die zooals men boven gezien heeft ook door Peter met een bezoek werd vereerd, hier zijn eigen voorstelling van de door de Bruyn te zijnen huize bijgewoonde en beschreven feestelijkheid geeft, welke beide berichten dus tot aanvulling van elkaar kunnen dienen. ‘Veneris den 13. April 1703 ... Is ter Vergaderinge gelesen de Requeste van Hendrick vander Hulst, haer Hoogh Mogende Resident in der Muscouw, houdende, dat hy Suppliant aen haer Hoogh Mogende was presenterende sijne Declaratie van ordinaris en extraordinaris verschot over den jare 1702., met versoeck dat haer Hoogh Mogende in de selve geliefden te approberen en laten valideren alle de onkosten gebraght over de tractementen, die den Suppliant onvermijdelijck ten respecte van den Staet hadde moeten geven, en niet hadde konnen ontgaen, alsoo sijne Czaarsche Majesteyt onder anderen hem Resident op den veertienden JanuariiGa naar voetnoot1) 1702. over de geboorte onses Zalighmaecker, volgens het gebruyck van dat Landt, in Moscouw hadde komen feliciteren, slavojen houden, en ten respecte van den Staet wesen vergasten, vergeselschapt met den Patriarch, alle de Grooten en Princen van het Rijck, te samen over de driehondert Personen, blijckende by de Attestatie nevens de voorschreve Requeste gevoeght, en twee dagen van te vooren hem Resident hadde laten weten, dat aen haer Hoogh Mogende in den Persoon van hem Resident | |
[pagina 283]
| |
die eere wilde aendoen, welck groot Geselschap hy Resident dagh en nacht deftigh hadde moeten regaleren.’ Hoe verleidelijk de combinatie slawaeien-cělovát' ‘gelukwenschen, begroeten’ inderdaad is, kan ook weer uit den tekst van dit request blijken, waar vlak vóór slavojen houden staat: ‘feliciteren’. Maar, zooals ik hier poog aan te toonen, men mag tusschen de beide woorden geen verband leggen. Immers het slawaeien of slavojen houden was in oorsprong een geestelijk feest ‘over de geboorte onses Zalighmaecker’, waar ook de Patriarch aan deelnam. Als Dal' van slavit' Christa heeft gezegd, dat het is ‘een gewoonte in de dagen van Kerstmis’, geeft hij de volgende nadere verklaring: ‘duchovenstvo chodit s krestom po prichožanam; mal'čiki chodjat so zvězdoju, koljadujut, pojut pěsni’ (de geestelijkheid gaat met het kruis langs de parochianen; kleine jongens loopen met een ster, zingen Kerstliederen en halen giften op, zingen liederen). Men ziet, dat het geestelijke element tot op den huidigen dag het wezenlijke van de Russische gewoonte is gebleven; men verwacht trouwens niet anders van een uitdrukking als slavit' Christa. Naar den inhoud bestaat er dus dunkt mij geen enkel bezwaar om slawaeien met slávit' in verband te brengen. Moeilijker is het echter den vorm van slawaeien, slavojen (houden) op een eenigszins bevredigende wijze te verklaren. Het is zeker heel wat eenvoudiger, wat den uitgang betreft, om althans slawaeien van een Russ. werkwoord op vát' te laten komen - dit is niet de minst verleidelijke kant van de combinatie slawaeien-cělovat', al is daarmede de vorm slavojen (houden) nog niet opgehelderd - dan om beide termen van slávit' af te leiden. Men zal het er dan ook wel over eens zijn, dat het bezwaarlijk gaat naar den vorm een rechtstreeksch verband tusschen het laatste werkwoord en de verhollandschte Russische uitdrukkingen te zien, hoewel de beteekenissen elkaar volkomen dekken. In het volgende waag ik een poging om dit vraagstuk op te lossen, maar geef mijn meening gaarne voor een betere. | |
[pagina 284]
| |
Slavit' Christa beteekent: Christus verheerlijken. Uit de citaten aan Dal', Brückner en Scheltema ontleend is gebleken, dat het gezang daarbij een gewichtig onderdeel vormt; bij den laatste wordt slawaaien zelfs geheel gelijkgesteld met: ‘Halleluja zingen over de geboorte des Zaligmakers’. Slavit' Christa is dan ook eigenlijk: Slava (d.i. Lof, Eere, lat. Gloria) zingen ter eere van Christus. Het spreekt van zelf, dat het woord Slava meer dan eens in die liederen gehoord wordt en het kan ons ook niet bevreemden, dat zoo'n lied zelf Slava wordt genoemd. Dal' geeft van het woord behalve deze zuiver kerkelijke beteekenis bovendien nog de volgende definitie: ‘Starinnaja narodnaja pěsnja, iz svjatočnych, so starinnym že napěvom, kotoraja slavit, veličaet ili čestit chozjaina; ona že vozdaet chvalu carju’ (Een oud volkslied, behoorende tot de Kerstliederen, met een oude melodie, dat den gastheer verheerlijkt, roemt of eert; het geeft ook wel lof aan den tsaar). Zou nu het werkwoord slawaeien niet door de Hollanders van het Russische zelfstandig naamwoord Slava gevormd kunnen zijn met de beteekenis van: ‘Slava zingen’, waarbij men onder Slava hetzij het woord, hetzij het lied kan hebben verstaan? Ook kan men er de benaming van de geheele feestelijkheid in gezien hebben. Het laatste is niet onwaarschijnlijk als men denkt aan de synonieme uitdrukking slavojen houden, waarin houden niet anders kan beteekenen dan: vieren (Ned. Wdb. op Houden; Dl. VI, 1154). Slawaeien zou dan zooveel zijn als: ‘Slava vieren’. Raadselachtig ziet het substantivum slavojen er uit. Is het oorspronkelijk een bijvorm van slawaaien (zooals Scheltema het blijkbaar opvat), waarin men daarna, omdat men het vreemde werkwoord niet goed begreep, een meervoudig zelfstandig naamwoord is gaan zien als benaming voor de bewuste feestelijkheden? Als zoodanig zou men het dan tot één uitdrukking met het werkwoord houden = vieren samengekoppeld kunnen hebben. Of ligt hier een substantivum slavooi, slavoj ten grondslag? Moet men in dat geval denken aan den instru- | |
[pagina 285]
| |
mentalisvorm van slava door de Hollanders in een Russisch Kerstlied in dien vorm opgevangenGa naar voetnoot1), of aan een bij Dal' genoemde uitdrukking so slavoj(u) met de beteekenis: ‘onder het gelui der klokken en het gezang der geestelijkheid’? Men betreedt hier het gebied der onvruchtbare hypothesen, waarop het beter is zich niet te begeven.
Leiden. r. van der meulen. |
|