| |
| |
| |
Opmerkingen bij enige Nederlandse spreekwoorden.
Wie omtrent Nederlandse spreekwoorden, spreuken of zegswijzen nader ingelicht wil worden, omtrent herkomst of betekenis, grijpt naar het bekende boek van Dr. F.A. Stoett of naar de beide geschriften door wijlen de Leidse Rector Suringar over Erasmus en Bebel met grote nauwgezetheid samengesteld. Wie daar zijn weetgierigheid niet bevredigd vindt, zal allicht bij Harrebomée of bij de andere bronnen door Stoett en Suringar genoemd, antwoord krijgen op zijn vragenGa naar voetnoot1).
Maar in heel veel gevallen zal het boek van Dr. Stoett den belangstellende niet in de steek laten. Daar vindt hij de betekenis vermeld en doorgaans de oudste plaats, die van schriftelike optekening getuigenis bewaard heeft. Dikwels is dat in de Proverbia communia, een verzameling spreekwoorden, waarvan Dr. Stoett eeṅ eksemplaar tot zijn beschikking gehad heeft uit het jaar 1495.
De spreekwoorden in de vijftiende eeuw bekend, zijn meestal aan het Latijn ontleend, vaak letterlik vertaald. Uit het volk zelf zijn zij niet voortgekomen; 't is moraal, zedekundige lessen, het volk door zijn geestelike leiders en opvoeders ingeprent. Vond zo een wijze les ingang, dan werd de uitdrukking vertaald in een beeldspraak, ontleend aan de kring des gemenen levens, aan de dagelikse omgeving der burgers. Vandaar soms vele varianten.
| |
| |
Niet altijd stemmen in de oudste verzamelingen spreekwoorden de latijnsen met de nederlandse teksten overeen, wel wat de gedachte, niet wat de vorm betreft. 't Ligt voor de hand dan de schuld te zoeken bij de verzamelaar. Deze had inderdaad en dat was voor zijn prakties doel voldoende, alleen maar op de zin te letten; ons kan het ook belangrijk zijn te weten of hij misschien ook een andere latijnse tekst had kunnen nemen, waaraan ook naar de vorm het nederlandse spreekwoord volkomen beantwoordde. In het algemeen kan het voor de kennis van het nederlandse spreekwoord nuttig zijn zoveel mogelik de ouderdom van de latijnse spreekwoorden en van hun varianten in de middeneeuwen te weten en de oudste vorm, waarin het overgeleverd is. Want dat heldert wel eens de herkomst en de betekenis op van de varianten.
Men kan tevreden zijn met het feit vastgesteld te hebben dat de gedachte al heel oud is.
Latijnse spreekwoorden liggen er in de verschillende boekerijen bij menigte nog verborgen, dikwels in handschriften, waar men ze het minst verwachten zou. Had de vervaardiger of de bezitter van zo een stuk een horror vacui, een afkeer van onbeschreven bladzijden, van blanke halve bladzijden, dan werd de ruimte met moraal aangevuld, met filosofie in de vorm van spreuken; zelfs schutbladen worden daarmee betekend. Te begrijpen is dat; het materiaal, doorgaans kostbaar, nodigt als het ware uit tot schrijven; wat nu past voor een kleine ruimte beter dan niet samenhangende eenregelige moraal-filosofiese waarheden? Zo menigmaal kan een veelbewogen leven de lotgevallen van een hele periode in spreekwoorden beschrijven, die voor de betrokkene de gebeurtenissen vastleggen in voor oningewijden onverstaanbare toespelingen, en voor de nazaat, bezitter in de toekomst, de waarde en de wijding zullen behouden van een eties testament.
Naast die verspreide spreekwoorden, die misschien te beginnen bij het bezit van één bibliotheek wel eens verzameld zouden kunnen worden, zijn er ook opzettelik aangelegde verzamelingen.
| |
| |
Enige hs. van dien aard heeft onlangs Dr. Jakob Werner opgespoord, ruim 2500 latijnse spreekwoorden daaruit bijeengebracht, alfabeties op de beginletter gerangschikt en uitgegevenGa naar voetnoot1). Niet alle spreekwoorden zijn verschillend; heel dikwels treft men varianten: in dezelfde woorden op een enkel na, dezelfde gedachte, soms zelfs in vier verschillende vormen. Jammer dat de uitgever ze niet aangeduid heeft in zijn boekje! Hem was dat gemakkeliker geweest dan het nu de lezer wordt de gelijkheden op te sporen. Maar men vindt ze ten slotte toch wel, zij het ook met tijdverlies. Gewoonlik zijn de spreekwoorden in de vorm van een hexameter met rijmende helften gegoten, een enkel keer in die van het rijmende distichon. Men vindt hier van alles; grammaticale, waar labor en labor, mala en mala e.d. om biezondere aandacht van de leerling vragen; zelfs twee met het woordje es (aes) in zijn drie betekenissen; bijbelse, die doen vermoeden dat alle spreuken van de bijbel eens in lat. hexameters, van middeneeuwse techniek, verzameld zijnGa naar voetnoot2); spottende, idealistiese, materialistiese, vieze en platte; kortom geen genre zoekt men er tevergeefs.
De hs. waaruit zij stammen zijn: één in Basel, in twee helften verdeeld, B en Ba genoemd; het stamt op z'n laatst van 1425. Twee uit München; één K uit de 13e, het andere Sch. uit de 12e eeuw, één uit Parijs P ook uit de 12e eeuw en één uit S. Gallen gedateerd 1462.
Uit deze verzameling van Werner heb ik een aantal spreekwoorden die mij aan hollandse verwant leken, opgeschreven en uit die aantekeningen laat ik er hier enige volgen, die in enig opzicht zouden kunnen toelichten, wat bij Harrebomée staat of aanvullen wat bij Stoett of Suringar daaromtrent vermeld wordt. Zo handelende meen ik in de geest van dr. Stoett te handelen,
| |
| |
kenbaar gemaakt in de inleiding van zijn boek. Naar dat boek heb ik zoveel mogelik verwezen; waar tot verdere opmerkingen geen aanleiding bestond, heb ik mij eenvoudig bepaald tot het mededelen van de tekst uit de verzameling Werner met bijvoeging van het hs. waaruit de woorden genomen zijn.
1. | Voor een appel en een ei.
Stoett No. 97 haalt als oudste bron Servilius aan: Onze questie en is nyet om eenen appel oft om een eye; lat. non certatur de oleastro.
Beter ware pomo atque ovo in dit verband aangehaald.
Pomum, een appel, wordt overdrachtelik gebruikt voor een nietigheid:
Adam primus homo dampnavit secula pomo. Ba 1.
Ovum, een ei, geldt als een ding van weinig waarde:
Res est vilis ovis que non valeat tribus ovis, Ba 19 met de variant:
Res est vilis ovis non ens melior tribus ovis, Ba 51.
Men zal zich misschien op het woordspel beroepen en de bewijskracht verwerpen. Daarom zij naar deze spreuk verwezen:
Acquiri pomo non est constantis amici
Ac ovo perdi solet inconstantia dici. B.
Hier vindt men de verbinding pomo ac ovo: voor een appel en een ei voor: om een nietigheid.
Voor pomum gelieve men te vergelijken:
Exiguum munus nemo contempnat amici;
Dat pira, dat poma, qui non habet altera dona. B. |
| |
2. | Nieuwe bezems vegen schoon.
Stoett No. 199 haalt aan: Novam scopam bene purgare et verrere domum bij Bebel No. 280. Een oudere vorm van dit spreekwoord vindt men in het hs. te St. Gallen No. 162.
Pulverulenta novis bene verritur area scopis. |
| |
| |
3. | Boe noch ba zeggen.
Vinum sepe facit quod homo neque bu neque ba scit, Ba 25 bewijst weliswaar niets omtrent ouderdom van de zegswijs, maar wel omtrent de verbreiding; zie overigens Verwijs en Verdam, Midd. W. en Stoett No. 227. |
| |
4. | Beter een naaste buur dan een verre vriend.
Stoett No. 323 verwijst naar Spreuken 27. 10; er schuilt in de verzameling Werner een menigte Bijbelverzen, vooral uit de Spreuken van Salomo, in het Latijn metries vertaald:
Utilior presto vicinus fratre remoto K.
Vooral fratre wijst op de Hebr. tekst terug; ook daar staat ‘broeder’. |
| |
5. | Aangeboden dienst is zelden aangenaam.
Est nimis ingratum servimen non vocitatum, Ba 111, is ouder dan het door Stoett aangehaalde No. 348 en ontbreekt bij Erasmus No. 118. |
| |
6. | Geen eikeboom valt ooit van één slag, of op de eerste slag.
Bij Harrebomée, deel II, p. 371.
met variant: Een koe sterft niet van één slag.
In Werner:
Arbor per primum nequaquam corruit ictum. Ba 2
of: Cum moneas aliquem, noli cessare monendo:
Arbor non statim sed sepe cadit feriendo. B |
| |
7. | Een gast is gelijk een vis; hij stinkt op de derde dag.
Bij Harrebomée, deel II, p. 386.
Vertaling van.
Post tres sepe dies vilescit piscis et hospes,
Ni sale conditus vel sit specialis amicus. B.
|
| |
| |
|
Varianten bij Harrebomée, deel I, pag. 114.
Een driedaagsche gast, Is last.
Erasmus, pag. 316 heeft dezelfde verzen uit Neander p. 299.
De gedachte is ontleend aan Spreuken 25. 17. |
| |
8. | Zijn gat branden.
Netter: zijn vingers. Wie dat niet wil, moet niet met vuur spelen.
Voor branden heeft Stoett No. 1140 ook: schrapen.
Misschien is dat wel de vertaling van het lat. trudere.
Cum bove qui ludit anum sibi cornua trudit. SG. 47. |
| |
9. | Veel geschreeuw maar weinig wol.
Om de merkwaardigheid lijkt het niet onnuttig hier aan te halen:
Bos mugiens multum, dat lactis ab ubere parum. Sch. 27.
De variant past goed bij de andere, Stoett No. 551. |
| |
10. | Het is al geen goud, wat er blinkt.
Es quodcumque rubet, non credas protinus aurum. Ba 40.
Variant: Omne quod est rubrum, semper non indicat aurum. Ba 25.
Stoett No. 603 haalt aan:
Auri natura non sunt splendentia plura.
Bebel No. 324: Non est aurum omne quod radiat. |
| |
11. | Eigen haard is goud waard.
Stoett No. 652 uit de Prov. Communia:
Est quasi qui proprius aureus ipse focus.
In de verzameling Werner staat dit spreekwoord meermalen onder deze vormen:
Dicitur a volgo: proprius lar plus valet auro. Ba 42.
of: Est dictum verum: privata domus valet aurum. Ba 31.
|
| |
| |
|
of: Auro sit tibi par, licet exiguus, proprius lar. Ba 116.
of: Lar proprius, licet exiguus, calet et valet auro.
Et proprius panis magis extat melle suavis. B.
De vele varianten bewijzen zeker dat het spreekwoord veelverbreid geweest is. |
| |
12. | Niemand kan twee heren dienen.
Ook aan de Bijbel ontleend, aan het verhaal I Kon. 18. 21, of Luc. 16. 13; Ghij en cont niet Gode dienen ende den Mammon, Stoett No. 746.
De hollandse woorden schijnen een vertaling van
Nemo potest digne dominis servire duobus. Ba 298. met deze varianten:
Deficit ambobus qui vult servire duobus. Ba 100.
of: Nemo facit dominis servimina congrua binis. Ba 229. |
| |
13. | Een hond is stout op zijn eigen dam (of nest).
Bij Harrebomée, deel I, p. 317.
Bij Werner:
Ante suas edes semper canis est animosus. Ba 57. met variant:
Unusquisque sua canis audax constat in aula. Sch. 74. 't ontbreekt bij Erasmus, p. 147 No. 83. |
| |
14. | Een oude hond bast niet zonder oorzaak.
Bij Harrebomée, deel I, pag. 318 uit Motz enz. pag. 180.
In de verzameling Werner:
Non latrat frustra vetulus canis et sine causa;
Verbaque prudentum pondus habere solent. B. |
| |
15. | Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er ras mee heen.
De gedachte is ouder dan de 17e eeuw, Stoett No. 787; in de verzameling-Werner:
Aufert os canibus canis unus sepe duobus. Ba 16. |
| |
| |
16. | Honger maakt rauwe boonen zoet.
Stoett No. 803 vgl. Erasmus No. 165.
Daar ontbreekt deze vorm:
Cruda sapit denti faba dulciter esurienti. Ba 76. |
| |
17. | Men hakt geen hout of er vallen spaanders.
Bij Harrebomée deel I, p. 282 en III, p. 335. Daar gehakt wordt, daar vallen spaanders.
Vertaling van:
Desiliunt rari sine fisso robore spani. Sch. 71. |
| |
18. | De huik naar de wind hangen.
Een oplossing van alle vragen betreffende de betekenis van het spreekwoord, zie Stoett No. 843, geeft:
Dirige concilium pro tempore; dirige vestem
opponens unde ventus et aura venit. B.
Bij Bebel No. 282 ontbreekt dit distichon, ook:
Quo Boreas spirat hic prudens pallia girat. Ba 56. |
| |
19. | Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
Een oudere manier van zeggen, zie Stoett No. 905, vindt men:
Bostar post furtum non prodest claudere multum, Ba 26, waar bostar = stabulum.
Varianten:
Sero seras ponis stabulo post furta latronis. Ba 78
of: Sero subtractis reparas presepe caballis. Ba 126. |
| |
20. | 't Muist al wat van katten komt.
Bij Stoett No. 941 vindt men: Cattorum nati sunt mures prendere nati, Prov. Comm. 143.
In twee van elkander weinig slechts verschillende vormen komt het spreekwoord ook in Werners verzameling voor:
Catti progenies discit comprendere mures. Sch. 34
Cattorum proles bene discit prendere mures. SG. 60. |
| |
| |
21. | Kom vrij op mijn kantoor en kijk in alle hoeken, maar handen uit de kast en ogen uit de boeken.
De twede regel vindt men onder deze vorm:
Cartam vel cistam non inspicias alienam. Ba 100.
Is het al niet een spreekwoord in engere zin, de les is oud. |
| |
22. | Het is kwaad kersen eten met de groten, want zij (tasten naar de rijpste en) gooien met de pitten (stenen).
Bij Harrebomée deel I, p. 262 met verwijzing naar Proverbia Seriosa.
Naast de toepassing van dit spreekwoord:
Commoda si queris, ne principibus socieris. Ba 11
of: Consulo quod pauper locupleti ne societur. Ba 175
of ook: Intererit miseri se non conferre potenti Ba 121
vindt men ook:
Cum dominis cerusa tibi numquam sint comedenda
Consumptis illis cupiunt iactare lapillis. B
of: Cum dominis edere debes omnino carere
Cerusa peiora dant et comedunt meliora. B.
Uit de laatste is het hollandse spreekwoord een samensmelting.
De gedachte stamt wel uit Spreuken 31. 4. |
| |
23. | Kinderen (en gekken) zeggen de waarheid.
Bij Stoett No. 976 (en dronken menschen).
Daarvan heb ik in deze verzameling geen voorbeeld gevonden; wel:
Interdum pueri vox est prenuncia veri. Ba 119. |
| |
24. | De kleren maken de man.
Bij de plaatsen door Suringar, Erasmus No. 236 opgesomd, Stoett No. 992, kan men voegen:
Hunc homines decorant, quem vestimenta decorant. Ba 14. |
| |
| |
25. | Die geen koude wil lijden, moet zijn beenen niet verder uitsteken dan de deken lang is.
Dit spreekwoord vindt men bij Harrebomée deel I, pag. 39 s.v. Beenen en pag. 124 s.v. Deken.
Suringar, Erasmus No. 65 i.f. verwijst naar: Kleine vogeltjes maken kleine nestjes. Harrebomée deel II, p. 121 s.v. Nest. Onder hetzelfde nummer naar aanleiding van:
Efficimus pro nostris opibus moenia Adag. I. VII, 62 wordt onder No. 6 uit Gruter I. 57 aangehaald; Man müsz sich nach der Deck strecken. cf. onder No. 15.
Dit spreekwoord wordt heden ten dage onder Joden, vooral onder ouderen - de jongeren dreigen zulke jargonspreekwoorden te verliezen - nog vaak gehoord: Man musz sich strecke(n) nach der Decke en lijkt mij vertaald van:
Quilibet extendat se quo vestis sua tendat Ba 104, of van: Iuxta mensuram lodicis porrige suram Ba 42 met de variant: Ultra mensuram lodicis non trahe suram. Ba 42 (sic). Bij Cats 1. 602a; Reck naar deck. |
| |
26. | De kruik gaat zo lang te water tot zij breekt.
Veel dichter dan bij Bebel No. 27, naar wie Stoett No. 1108 verwijst, staat dit spreekwoord bij:
Donec fracta cadit ad fontes amphora vadit Ba 33
of: Usque suum fatum vas fictile vadit aquatum K. |
| |
27. | Die een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
Dit spreekwoord, de (letterlike) vertaling van Prediker 10. 8, cf. Spr. 26. 27, een bijbelplaats die bij Stoett No. 1117 ontbreekt, komt in deze latijnse vorm voor:
Effodit foveam vir iniquus et incidit illam. K 28. |
| |
28. | Liefde maakt blind.
Cecat amor mentes ac interdum sapientes
of: Omnis amor cecus; non est amor arbiter equus Ba 56. |
| |
| |
29. | 't Is een arme muis, die maar één hol heeft.
Bij Harrebomée deel II, p. 109 s.v. Muis.
Vertaald uit:
Muri nulla salus cui pervius est cavus unus Sch. 133. |
| |
30. | Men moet zijn eigen nest niet bevuilen.
Bij Harrebomée deel II, p. 121; terzelfder plaats een ander van gelijke betekenis, maar platter.
Est avis ingrata que defedat sua strata. Ba 63.
Est avibus proprium fedis corrumpere nidum. Ba 56.
Est mala que proprium demerdat avicula nidum. Sch. 67.
Expuis in barbam, si membra domestica ledis;
Est avibus proprium nidos corrumpere fedis. B. |
| |
31. | Onkruid vergaat niet.
Pullulat herba satis, que nil habet utilitatis. Ba 70. |
| |
32. | Uit het oog, uit het hart.
't Tema wordt dikwels op verschillende manier en in verscheidene hs. gevonden:
Cor non affectat quod non oculi nota spectat. P. 1.
Cor non tristatur pro re cum non videatur. P 56.
Cor non fervescit super hoc quod visio nescit.
Cor non sollicitat illud quod visio vitat.
De beide laatste uit een hs. te Parijs
Paris. lat. 8433.
Zie Stoett No. 1459. |
| |
33. | De ogen zijn de spiegel van de ziel.
Heel kort wordt de zin weergegeven in:
Vultu talis eris qualia mente geris. Ba 47.
Wat breder:
Os oculus vultus produnt quod cor gerit intus. Ba 46. |
| |
| |
34. | Een gegeven paard moet men niet in de bek zien.
Van dit overbekende spreekwoord de volgende lezingen:
Gratis quando datur equus, os non inspiciatur. B.
Gratis donato non spectes ora gaballo. Sch. 4.
Cum dabitur sonipes gratis non respice dentes. K 23.
Os tibi collati non inspicias palefredi. Ba 86.
Stoett No. 1507 haalt aan: Noli equi dentes inspicere donati (bij Otto). Men vgl. Erasmus No. 68. |
| |
35. | Paarlen voor de zwijnen.
Aan de Bijbel ontleend, zie Stoett No. 1575.
Verborum gemme porcis non sunt tribuende. Ba 76.
De toevoeging ‘verborum’ bepaalt tevens in welke zin het gezegde, volgens de onbekende maker, verklaard moet worden. |
| |
36. | Als men U pap geeft, gaap.
Niet de letterlike vertaling, maar naar de zin van:
Si tibi porcellum quis prebet, pande sacellum. Ba 95.
Algemener bij Müllenhof und Scherer, Denkmäler XXVII. 2:
Si quid sors prebet, sapiens homo sumere debet. |
| |
37. | Wie met pek omgaat, wordt ermee besmeerd.
Stoett No. 1538 haalt aan Prov. Comm. 254:
Pix dum palpatur, palpans manus huic maculatur.
Uit de Baseler hs. zijn twee varianten aan te halen:
Si pice tangeris vel tangis, tu macularis. Ba 111 of
A pice tractata manus efficitur maculata. Ba 93. |
| |
38. | Geen profeet is in zijn eigen land geëerd.
Ook een Bijbels spreekwoord, zie Stoett No. 1618.
In propria natus est nemo propheta vocatus. Ba 3. |
| |
| |
39. | Het is goed riemen snijden uit een andermans leer.
Het spreekwoordGa naar voetnoot1) is zeker geen vertaling van het door Stoett No. 1652 opgegeven lat.: de alieno liberalis esse, largiri.
Veeleer van: De cute non propria scinditur absque bria Ba 130 waar bria = mensura.
Suringar, Erasmus 50. 7 haalt dit spr. aan uit een verzameling Deense en Latijnse spreekwoorden van het jaar 1506,Ga naar voetnoot2) Ba bewijst het bestaan honderd jaar vroeger. Varianten zijn:
De cute non propria maxima corrigia P. 66.
Corrigiam brevius quis de cute sumit alius P. 65.
Corrigias corio latas domus ex alieno K.
Deze ontbreken bij Suringar t.a.p. |
| |
40. | Er gaan veel makke schapen in één hok.
Schijnt toch wel een vertaling van:
Unum claudis oves plures in ovile volentes SG. 34 zic Stoett No. 1686. |
| |
41. | Ieder weet het best waar hem de schoen wringt.
Quisquis homo bene scit, ipsum quo calceus urguet. Ba 95. of Omnis homo bene scit, ipsum quo calcius angit. Ba 61 lijken eerder de oorsprong van het spreekwoord dan het bij Stoett No. 1710 uit de Prov. Comm. aangehaalde. |
| |
42. | De splinter zien in buurmans oog, maar niet de balk in eigen.
Stoett No. 1451 haalt Mt. 7. 3 aan, waar het zeker aan een joodse bron ontleend is; het spreekwoord komt in zuiver hebreeuws in de Talmud herhaaldelik voor.
|
| |
| |
|
Vier varianten kan men bij Werner vinden:
Ex oculo fratris si vis evellere labem,
que tua conturbat lumina, tolle trabem. B.
of:
Si quis ab alterius oculis vult tollere labem
A propriis primo distrahat ille trabem. B.
of:
Cesset in alterius oculo reprehendere labem
qui solet in proprio lumine ferre trabem. B.
of:
Alterius oculo caveat depellere labem
qui solet in proprio sibi lumine tollere trabem. B. |
| |
43. | Een rollende steen gaart geen mos.
Bij Harrebomée deel II, p. 104 s.v. Mos (Bijlage D. III p. 299) vgl. Suringar, Erasmus No. 202.
Daar dient bijgevoegd te worden:
Musco privatur saxum quod utique rotatur. Ba 23. De toepassing vindt men:
Vix homo ditatur qui per loca multa vagatur. Ba 32 ook reeds in een Wener hs. uit de 13e eeuw bij Müllenhof und Scherer, Denkmäler XXVII. 2. 237.
Het aan Peder Lolles ontleende bij Suringar staat reeds bij Werner:
Raro ditatur qui per loco multa vagatur. Ba 25. |
| |
44. | Hoe meer men de st... roert, hoe meer ze stinkt.
Bij Harrebomée deel II, pag. 314.
't Spreekwoord is plat, men hoort het zelden, nog minder vaak leest men het; maar de oude Hollanders hadden andere opvattingen, waren minder kieskeurig.
In de verzameling Werner vindt men drie varianten:
Motus maiorem fetus diffundit odorem. Ba 37
Stercus olet fedum quo plus vertendo movetur. Ba 48
|
| |
| |
|
Moto magis res peius olet fetentis odoris. B. alle drie plaatsen ouder dan de bij Harrebomée gegeven bronnen. |
| |
45. | Die tot een stuivertje geboren is wordt nooit een dubbeltje.
Bij Harrebomée deel II, pag. 317.
Vertaling van:
Infortunatus ad tres obulos homo natus
Numquam nummorum dominus valet esse duorum. B. |
| |
46. | Van uitstel komt afstel.
Harrebomée deel I, pag. 11; II, p. 352.
Res que differtur, auferri sepe videtur Ba 5. |
| |
47. | Veel beloven weinig geven doet de dwazen in vreugde leven.
De gedachte vindt men in:
Esse facit stultum letum promittere multum. Ba 114.
of:
Letificat stultum grandis promissio multum. Ba 10. |
| |
48. | Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
Harrebomée deel II, p. 399. Stoet No. 2045.
Plus valet in manibus avis unica fronde duabus. B 30b
Plus valet in dextra passer quam quatuor extra
Plus valet in manibus passer quam dubia grus.
Merkwaardig is dat het voorbeeld voor de franse manier van zeggen (zie Stoett No. 2045) bewaard schijnt in:
Diligo plus unum presens quam quinque futura. Ba 146. Bij Bebel No. 55 ontbreken deze. |
| |
49. | Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
Harrebomée deel II, p. 400; Stoett No. 2046.
Vertaald van:
Cantat avis quevis sicut rostrum sibi crevit.
Turpia verba refert, cui talis mos inolevit. B. |
| |
| |
50. | Aan de vrucht kent men de boom.
Ook aan de Bijbel ontleend Mt. 7. 17-20; Luc. 6, 43, 44, zie Stoett No. 262.
A fructibus ipsa suis quevis cognoscitur arbor. Ba 2. geeft eerder het voorbeeld van het hollandse spreekwoord dan het bij Bebel No. 217 genoemde:
Arbor naturam dat fructibus atque figuram. Er is een variant:
Arbor sit qualis fas est cognoscere malis K. 13. |
| |
51. | Al weer kwaad water, zei de reiger, en hij kon niet zwemmen.
Bij Harrebomée deel II, p. 215 s.v. Reiger.
De gehele geschiedenis van dit spreekwoord vindt men bij Erasmus p. 29 e.v.
Merkwaardig is het dubbele vers bij Werner:
Ardea culpat aquam cum nesciat ipsa natare,
Sic malefacta sua novit piger attenuare. B.
Wel de eerste, niet de twede regel staat in de Proverbia communia. |
| |
52. | In troebel water is het goed vissen.
Flumen confusum reddit piscantibus usum. Ba 46.
Zie Stoett No. 2092. |
| |
53. | Wie het eerst komt, het eerst pompt of
Wie het eerst komt, maalt het eerst.
Men voege bij Erasmus No. 183 en Stoett No. 1253 bij:
Qui capit ante molam, merito molit ante farinam. Sch. 115 of het tegenovergestelde:
Iure molendinum qui tardus adit, molet imum. Ba 49. |
| |
54. | Een wolf in schaapsvel.
Pelle sub agnina latitat mens sepe lupina. Ba 24. |
| |
| |
55. | Huilen met de wolven, waarmede men in het bos is.
Stoett No. 844 verwijst naar Erasmus p. 38-40. Daar vindt men uit Neander, Versus veteres proverbiales Leonini p. 271; Peder Lolles p. 38:
Consonus esto lupis cum quibus esse cupis.
Het blijkt dat dit vers ontleend is aan Ba 147 of aan een gemeenschappelik voorbeeld. |
| |
56. | Vroeg wijs, vroeg zot.
Si puer est primum prudens, delirat ad ymum. Ba 103. |
e. slijper.
| |
Naschrift.
Naar aanleiding van: Morgenstond heeft goud in den mond (Nieuwe Taalgids Jg. VI p. 202) heeft Dr. A. Beets te Leiden de goedheid gehad mij te wijzen op een artikel in Zeitschrift für Deutsche Wortforschung XIII 329-334 van Alfred Götze, die ook een: Aurora habet aurum in ore aanneemt, gelijk reeds vroeger Brunner in Deutsche Rechtsgeschichte I, 71 anm. 6 (zie bij Götze p. 333).
Ik stel er prijs op te verklaren dat ik toen ik mijn vermoeden aan de Redakteur van de N.T. zond, meende de eerste te zijn. 't Vermoeden had ik reeds lang, maar ik vond het niet zo gewichtig dat ik het opschreef; ik moest dit beloven, toen ik op de terugkeer uit Griekenland op een morgen aan de ontbijttafel - de scheepsdokter begroette ons, omdat wij al heel vroeg aan dek geweest waren, met Morgenstunde hat Gold im Munde en daarna ontspon zich een debat over de herkomst van het spreekwoord - mijn gissing meedeelde, nadat anderen van alles daaromtrent gezegd hadden. Ter ere van het gezelschap - vier Duitsers - heb ik mijn mededeling ook aan de Redakteur gezonden van het Germ. Rom. Monatsschrift dat bij Winter in Heidelberg verschijnt (deel IV. afl. 11).
| |
| |
Vandaar heeft het zijn weg gevonden naar de Frankfurter Zeitung 27 Dec. 1912 No. 358, waarna een onbekend inzender uit Bergedorf op een vermoeden van Karl Simrock wijst in zijn Duitse Mietologie: Heimdall, de wachter van de Germaanse hemel, die op de regenboog troont, is ook de god van de aanbrekende dag en wordt met gouden tanden voorgesteld. Die gouden tanden zouden dan aanleiding tot het spreekwoord gegeven hebben.
De verwijzing naar Simrock staat de mogelikheid van de Latijnse herkomst natuurlik niet in de weg.
Dr. Beets heeft zelf in Taal en Letteren XIII p. 575 op een Hongaarse paralel gewezen: Ki korán kel, aranyat lel, wie vroeg opstaat, vindt een dukaat; arany, eig. goud, een goudstuk, een dukaat. Wat misschien, naar Dr. B. opmerkt, een adaptatie is van het Duitse spreekwoord.
| |
Verbetering.
Op blz. 238, in: Kl. Mededeel. 19, leze men, zoowel in reg. 2 als in reg. 5: Dorothea van Dorp. |
-
voetnoot1)
- Dr. F.A. Stoett, Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden. Zutphen, Thieme. - Dr. W.H.D. Suringar, Erasmus over Ned. Spreekwoorden en spreekwoordelijke uitdrukkingen van zijn tijd, Utrecht 1873. - Dezelfde, Heinrich Bebel's Proverbia germanica, Leiden 1879. - P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal, 3 delen. Utrecht 1858-1870.
-
voetnoot1)
- Jakob Werner, Lateinische Sprichwörter und Sinnsprüche des Mittelalters aus hs. gesammelt. (Sammlung mittellateinischer Texte v.A. Hilka No. 3). Carl Winter, Heidelberg 1912.
-
voetnoot2)
- Zo zijn de massaas varianten op de gedachte: Doncc felix eris, multos numerabis amicos evenzovele varianten op Spreuken 14, 20; 19, 4; 19, 6 en elders.
-
voetnoot2)
- Bij Noreen, Altschwedisches Lesebuch, pag. 80 No. 208 uit een cod. Ups. Palmsköld waarsch. van voor 1450: Man skear langa roem aff annars skinne.
|