Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 32
(1913)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 32. E.J. Brill, Leiden 1913
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. Ned. 12 8416
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van jaargang 32 van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde uit 1913. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren beijvert zich voor het verkrijgen van toestemming van alle rechthebbenden; eenieder die meent enig recht te kunnen doen gelden op in dit tijdschrift opgenomen bijdragen, wordt verzocht dit onverwijld aan ons te melden (dbnl.auteursrecht@kb.nl).
redactionele ingrepen
p. 84: het nootteken bij noot 1 ontbrak in de lopende tekst. Wij hebben deze onderaan de pagina geplaatst, aangezien niet duidelijk aan welke zin in de lopende tekst de noot gekoppeld is .
p. 140: het nootteken bij noot 3 ontbrak in de lopende tekst, wij hebben deze alsnog geplaatst.
Op p. 292 bevinden zich na ‘schijnt met:’ en na 'hss. van J.H. Halbertsma' respectievelijk de noottekens ‘1’ en '2' zonder noottekst. De noottekens zijn verwijderd.
p. 308-311 : de eindnoten zijn opgenomen in de lopende tekst. Hierdoor is pagina 312 komen te vervallen.
p. 311: de noottekens bij noten 5, 6, 7', 11, 12, 12', 15, 16, 17, 18, 19 en 29' ontbraken in de lopende tekst, wij hebben deze alsnog geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[pagina I]
TIJDSCHRIFT
VOOR
NEDERLANDSCHE
TAAL- EN LETTERKUNDE,
UITGEGEVEN VANWEGE DE
MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN.
TWEE EN DERTIGSTE DEEL.
NIEUWE REEKS, VIER EN TWINTIGSTE DEEL.
BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ
voorheen
E.J. BRILL.
LEIDEN - 1913.
[pagina II]
REDACTIE:
De Commissie voor Taal- en Letterkunde bij de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
[pagina III]
INHOUD.
Bladz. | |
---|---|
max wagner, Versuch einer psychologisch-ästhetischen Würdigung von Shakespeare's: Titus Andronicus und Jan Vos': Aran en Titus | 1 |
w. van helten, Over de factoren, die in het beschaafde Nederlandsch de oude grammaticale onderscheiding tusschen masc. en vrouw. substantieven onmogelijk hebben gemaakt | 26 |
j.s. speyer, Eenige opmerkingen omtrent de Nederlandsche substantiva gevormd met het suffix -ling | 35 |
j. van der valk, Willem van den Vondel | 47 |
j. van der elst, Bijdrage tot de geschiedenis der legende van Beatrijs | 51 |
r. van der meulen, Mnl. loesch | 64 |
j. te winkel, Het rendier in Maerlant's Naturen Bloeme | 68 |
w. van helten, Over begripswijziging der woorden (semasiologie) | 81 |
j. van der valk, Van Velthem's Spieghel Historiael. Tondalus-fragment vs. 223 en 254-6 | 88 |
r. van der meulen, De sage van Karel en Elegast bij de Litauers | 89 |
h. janssen marijnen, Omtrent de opvoering onzer oudste tooneelstukken | 92 |
m. boas, De IV Virtutibus Cardinalibus, een middeleeuwsche benaming voor de Disticha Catonis | 101 |
w. van helten, Verbeteringen | 138 |
a. greebe, De Varianten van Perks Iris | 139 |
[pagina IV]
Bladz. | |
---|---|
j. daniels s.j., Bijdrage tot de kennis van het middeleeuwsch volksgeloof | 161 |
w. de vries, Over ŭ in open lettergrepen in het Noordwestelijk Saksisch | 168 |
w. de vries, Naschrift | 176 |
j.f.m. sterck, Was Vondel's broeder Willem katholiek? | 178 |
n. van wijk, Mnl. drûghe ‘droog’ | 184 |
j. prinsen jlz., Bronnen voor de kennis van leven en werken van Jan van Hout. IV | 188 |
r. van der meulen, Lijzeil | 210 |
f.p.h. prick van wely, Pompelmoes | 220 |
h.j. eymael, De Lofdichten van J. Cats, J. de Brune en I. Luyt op C. Huygens' Costelick Mal en Voorhout | 223 |
g. kalff, Onuitgegeven brieven aan J.P. Kleyn en A. Kleyn-Ockerse | 241 |
e. slijper, Opmerkingen bij enige Nederlandse spreekwoorden | 261 |
e. slijper, Naschrift (De morgenstond heeft goud in den mond) | 277 |
Verbetering (voor blz. 238) | 278 |
r. van der meulen, Slawaeien | 279 |
m.g. de boer, Heye's Nieuw Lied van de Zilvervloot niet geheel oorspronkelijk? | 285 |
m.g. de boer, Enkele regels van Vondel toegelicht | 286 |
w. de vries, Nuver (-ver < -wer) | 290 |
w. de vries, Hu(i)veren | 292 |
w. de vries, Os. (en onfr.?) ên < êngin | 297 |
w. de vries, Het e-praet. van plegen | 299 |
w. de vries, Nwfri. toaije, ndl. dial. tooien | 300 |
w. de vries, Nwfri. sloaije, dial. ndl. slooien, mnl. sloyen, enz. | 302 |
j. van der valk, Maerlants grafschrift | 304 |
j.w.m. (Naschrift) | 305 |
j. dyneley prince, A text in Jersey Dutch | 306 |
m.g. de boer, Naschrift bij ‘Heye's Nieuw Lied van de Zilvervloot niet geheel oorspronkelijk?’ | 313 |
[pagina V]
Kleine Mededeelingen.
Bladz. | ||
---|---|---|
1. | j. verdam, Hem vergeten | 71 |
2. | j. verdam, Minen | 71 |
3. | j. verdam, Infinitief in plaats van participium | 72 |
4. | j. verdam, Verschillende wijzen in twee parallelle zinnen | 72 |
5. | a.j. barnouw, Betje Wolff's ‘Geestelijke Don Quichot’ | 73 |
6. | a.j. barnouw, Bogaers' ‘Truitje’ | 75 |
7. | a.j. barnouw, Montaigne's Braziliaansch Slangeliedje | 77 |
8. | a. bergé, Het to bliktri-raadsel opgelost? | 80 |
9. | h.w.j. kroes, Bakker-an | 148 |
10. | g. kalff, Hooft en Grimmelshausen | 149 |
11. | g. kalff, Heeft Cats geld verdiend met zijne poëzie? | 151 |
12. | g. kalff, De naam Klopstock | 151 |
13. | g.w. spitzen, Starings oorspronkelijkheid in enkele van zijn vroegste gedichten | 152 |
14. | c. bake, Enkeling | 155 |
15. | j. prinsen, Fotter ende Boggert | 155 |
16. | j. prinsen, Opgeroct | 156 |
17. | j. prinsen, Voet bij stuk zetten | 156 |
18. | w. de vries. Mnl. bnw. slede of oofri. snede, snethe? | 157 |
19. | c. bake, Song | 238 |
20. | j.b. schepers, Een liedje van Bredero | 239 |
21. | f.p.h. prick van wely, Hondenwacht | 314 |
22. | f.p.h. prick van wely, Roode Hond | 314 |
23. | w. de vries, Gors, gorrel, gorrelen | 316 |
24. | w. de vries, Bet, schred, splet | 317 |
25. | w. de vries, Ui, ‘mop’ | 317 |
26. | w. de vries, Zich verkneuteren | 317 |
27. | w. de vries, Nl. Wb. Leek IV | 318 |
28. | a.j.f. van laer, Haardoek | 319 |
29. | r. van der meulen, Hollebollig | 319 |