De sage van Karel en Elegast bij de Litauers.
In het twaalfde deel (blz. 196 vlgg.) van dit tijdschrift heeft Kern een Mongoolsch verhaal meegedeeld, dat een onmiskenbare verwantschap met de sage van Karel en Elegast vertoont. Zelfs staat deze Mongoolsche vertelling, zooals de vertaler opmerkt, merkwaardigerwijze dichter bij onze West-Europeesche sage dan de Russische Bylina van Volch Vseslavjevič, waarvan Uhlenbeck (ald., blz. 198 vlgg.) een uittreksel heeft gegeven, al vertoont deze laatste hier en daar, met name in de variant waar de sultan zijn vrouw in het aangezicht slaat, eveneens een sterke overeenkomst met het ons bekende Mnl. gedicht.
Mede ter vergelijking moge hier de redactie van de sage volgen, zooals zij in een gedeelte van Litauen in den volksmond voortleeft en door verzamelaars is opgeteekend. In het derde deel van de Litausche sprookjesverzameling van J. Basanaviczius (Lietuviszkos Pasakos Yvairios, Chicago 1904, 4 dln.) komt op blz. 148 onder no. 91 een sprookje voor getiteld: ‘Kaip viens karalius vogt' ējo’ (Hoe een koning uit stelen ging). Het is opgeteekend in het jaar 1895 in het dorp Ožkabaliai in het distrikt Wilkawiszki van het goevernement Soewalki, behoorende tot Russisch Polen, door Vencas Basanaviczius uit den mond van Adomas Berteszka. Ik heb getracht zoo getrouw mogelijk den levendigen verhaaltrant van den man uit het volk weer te geven, zooals men zal bemerken aan de vele herhalingen van het ww. zeggen, het dooreenloopen van tegenwoordige en verleden tijden der ww. en de slotformule van het sprookje.
Wat den inhoud aangaat, komt het mij overbodig voor te wijzen op alle punten van overeenkomst van het hier medegedeelde verhaal en den Mnl. Karelroman. De lezer zal die zelf zonder moeite kunnen opmerken. Slechts wil ik de aandacht vestigen op twee gemeenschappelijke trekken, die zoowel in de Mongoolsche als Russische sage ontbreken, nl. het voorstel,