Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31
(1912)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Sinte Michyels Waechscalen.In ‘Des Coninx Summe’ (ed. Dr. D.C. Tinbergen), 250 wordt gehandeld over de waarde der ‘ghewarighe minne of caritaet’. Ook het geringste werk, dat door haar geest wordt bezield, is verdienstelijk voor den hemel. Zoo kan het gebeuren, dat een aalmoes van één penning meer beteekent dan het wegschenken van honderd pond; één Onze Vader weegt soms op tegen een reeks van psalmen. ‘Die ghewarighe minne of caritaet dat is dat ghewicht in sinte Michyels waechscalen. Met ghenen anderen ghewicht en machmen mit hem weghen; wanneermen die dachhueren ons betalen sal, of dat verdiende loen, dat wi verdient hebben, so en sal ons gheen goet tot profijt of orbaer comcn dan ghewaer min ende caritaet. Daer om so seg ic, dat gheen warachtich profitelic of orbaerlic goet en is, properlic ende recht te spreken, dan ghewaer min ende caritaet voerseit.’ Deze plaats en vooral de vraag van Dr. D.C. Tinbergen op bladz. 570: ‘Weegt de aartsengel Michaël de zielen bij het laatste oordeel?’, heeft mij er toe gebracht eens na te gaan, of er meer bekend is van het ambt van Michaël als zielenweger. Ziehier mijn bevindingen, die een kleine bijdrage leveren tot de geschiedenis der middeleeuwsche vereering van den aartsengel in het algemeen en het ambt, dat hij bij het oordeel vervult, in het bijzonder. Aan den invloed van het Offertorium der Requiem-mis met de bekende woorden ‘signifer sanctus Michael repraesentat eas (i.e. animas) in lucem sanctam’ schrijft KellnerGa naar voetnoot1) de uitgebreide vereering toe, die in vele streken van Duitschland de aartsengel Michael genoot als patroon en beschermer der afgestorvenen. De kapellen der kerkhoven waren op verschillende plaatsen aan hem gewijd. ScholtenGa naar voetnoot2) schrijft, dat in de middel- | |
[pagina 83]
| |
eeuwen dikwijls naast de kerk knekelhuizen werden gebouwd, soms in twee verdiepingen verdeeld. De onderste diende als bewaarplaats van beenderen, in de bovenste werd vaak een altaar aan den h. Michael gewijd, als beschermer van de afgestorvenen. Een dergelijke inrichting (ao 1481) bevindt zich aan de evangeliezijde der L.V. kerk te Kleef, waar thans de sacristie is. Onlangs vernam ik, dat men voor eenige jaren in den onderbouw van den toren ter evangeliezijde van het priesterkoor der L.V. kerk te Maastricht een dergelijke met beenderen gevulde ruimte zien kon, door traliewerk afgesloten. Of er in den toren een Michielsaltaar gestaan heeft, weet ik niet. Dat er zulke altaren geweest zijn, bleek mij uit een plaats bij Martene, De antiquis Ecclesiae ritibus IV, 206, waar het ‘altare S. Michaelis in turri maiori’ bewierookt wordt. In den Domtoren te Utrecht boven de poort was een St. Michielskapel, met altaar en orgel en tot het wijden der klokken ingerichtGa naar voetnoot1). Het is twijfelachtig, of laatstgenoemde altaren dienden voor de vereering van den beschermer der afgestorvenen. De oorsprong van de vereering van den h. Michael - en ook van het plaatsen van zijn naam in het Offertorium der Requiem-mis - is dieper te zoeken. Daarvoor moeten wij terug naar de oudere Bijbelteksten: Daniel 10, 13. 21; 12, 1; Judas 9; Apoc. 12, 7Ga naar voetnoot2). Michael wordt hier voorgesteld als de machtige beschermgeest der Joden, die de zonen van het volk van Israel bijstaat, met den duivel om het lichaam van Moses strijdt en een grooten slag levert in den hemel met zijn engelen tegen den draak. Het is hier de plaats niet deze teksten uitvoerig te bespreken; voldoende zij het de beschouwing van Cornelius a Lapide even te vermelden, die ook door de Bollandisten met instemming wordt aangehaaldGa naar voetnoot3). In zijn verklaring van Apoc. | |
[pagina 84]
| |
12, 7 zegt hij, dat historice bedoeld wordt de strijd van Lucifer c.s. tegen Michael c.s.; deze strijd wijst symbolice op den oorlog, dien Lucifer verklaard heeft aan de lidmaten der kerk en hun engelbewaarders; profetice et genuine ad litteram heeft de gewijde schrijver het oog op wat in de voleinding der tijden geschieden zal. Lucifer zal geen middel ongebruikt laten om de uitverkorenen ten val te brengen, Michael zal hun verdediging op zich nemen en zelfs na hun dood bij het oordeel Gods voor hen pleiten tegen de argumenten van den Satan. Bovengenoemde Schriftuurplaatsen en de vaste overtuiging, waarvan zij de tolk waren, deden Michael spoedig beschouwen als den beschermheer van het Christenvolk. Men vindt deze opvatting reeds in den Pastor van Hermas, een christelijk schrijver uit de 2e eeuwGa naar voetnoot1): ‘Haec autem lex filius dei est praedicatus ..... Populi vero stantes sub umbra hi sunt, qui audierunt praedicationem eius et crediderunt. Nuncius autem ille magnus et honestus Michael est, qui populi huius habet potestatem et gubernat eos’ (Simil. 8, 10). De kerk heeft die opvatting gedeeld, wat b.v. blijkt uit het breviergebed van den 29en Sept. op het feest van den h. Michael. In de 2e nocturn lezen wij: ‘Michael archangele, veni in adiutorium populi Dei’. Zooals wij boven reeds zagen, geeft de Schriftuur ook voldoenden grond voor de opvatting, dat aan Michael de zorg is opgedragen voor de afgestorvenen en dat hij hun voorspreker is bij den oppersten Rechter. Ook hiervoor kunnen wij - behalve het Offertorium der Requiem-mis - plaatsen aanhalen uit het breviergebed. In de 2e nocturn van genoemd feest heet hij ‘praepositus paradisi’; in de Laudes staat: ‘constitui te principem super omnes animas suscipiendas’. De meening, dat Michael op geheel bijzondere wijze de afgestorvenen bijstaat, wordt ook reeds aangetroffen bij Beda. In zijn Historia Ecclesiastica gentis Anglorum V, 16 lezen wij van | |
[pagina 85]
| |
Wilfrid, dat hij op zijn terugreis naar Engeland - hij was voor de tweede maal naar Rome gegaan om zijn goed recht op het bisdom York te handhaven - plotseling ernstig ongesteld werd. Vier dagen en nachten bleef hij als dood liggen te Meldun in Gallië. Den vijfden dag ontwaakt hij als uit een diepen slaap en deelt aan priester Acca een visioen mede, dat hij gezien heeft. Een man in een schitterend kleed gehuld was hem verschenen en had zich bekend gemaakt als den aartsengel Michael; hij kwam om hem terug te roepen van den dood. Hij schonk hem vier jaar uitstel en beloofde, dat Wilfrid naar zijn vaderland zou terugkeeren, in zijn eer worden hersteld en dan in vrede zou sterven. Hetzelfde verhaal met eene kleine wijziging vindt men in de levensbeschrijving van Wilfrid bij Eddius StephanusGa naar voetnoot1). Andere voorbeelden bij de Bollandisten l.c. Het Kirchenlexicon noemt nog Lusiardus, Vita S. Arnulfi en Bonaventura, Legenda S. Francisci, c. 9. In de Vita S. Arnulfi († 1087) auctore Hariulfo abbate Aldenburgensi, later aan Lisiardus toegeschrevenGa naar voetnoot2), verschijnt de aartsengel Michael met de engelenschaar aan den heilige en belooft hem zijn geleide naar het gelukkig leven: ‘In secunda concussione sanctus advenit archangelus Michael cum Collegio Beatorum angelorum, et suo conductu felicem vitam me intrare instanti hora promisit’. Bonaventura l.c.Ga naar voetnoot3) schrijft over Franciscus: ‘Beato autem Michaëli Archangelo, eo quod animarum repraesentandarum haberet officium, speciali erat amore devotior propter fervidum, quem haberet zelum ad salutem omnium salvandorum’. Ten slotte moet in dit verband nog gewezen worden op de bekende woorden in de gebeden der stervenden: | |
[pagina 86]
| |
‘Suscipiat eum sanctus Michaël Archangelus Dei, qui militiae coelestis meruit principatum’Ga naar voetnoot1). De kerk viert tegenwoordig tweemaal in het jaar een Michaelfeest, n.l. 29 Sept. Dedicatio Sancti Michaelis Archangeli en 8 Mei Apparitio Sancti Michaelis Archangeli. In de Lectiones van den laatsten dag onder de 2e nocturn wordt de geschiedenis verhaald van de bekende verschijning in monte Gargano, die volgens sommigen in het jaar 493, volgens anderen omstreeks 520 heeft plaats gehadGa naar voetnoot2). Het feest zelf is ouder, want het wordt in vroegere liturgische boeken genoemdGa naar voetnoot3). Hoe hoog het Michaelfeest stond aangeschreven, blijkt o.a. hieruit, dat het in de wetten van koning Ethelred van Engeland (1014) door een driedaagsche vasten wordt voorafgegaan: ‘Et instituimus, ut omnis Christianus, qui aetatem habet, jejunet tribus diebus in pane et aqua, et bis crudis, ante festum Sancti Michaelis’Ga naar voetnoot4). In Duitschland werd door de synode van Mainz van 813 het feest opgenomen in haar 36en canonGa naar voetnoot5); de rijksbanier, die in den slag voorop werd gedragen, vertoonde het beeld van den aartsengel. Van de 9e tot de 16e eeuw klouk het Duitsche strijdlied: O unbesiegbar starker Held, Herzog Michael,
Führ du das deutsche Heer ins Feld, Herzog Michael!
O steh uns zur Seite,
O hilf uns im Streite,
Herzog Michael, Herzog Michael!Ga naar voetnoot6)
| |
[pagina 87]
| |
De diocesaansynode van Tours in 858 schrijft het feest voor in haar 61en canon. Dat in de 16e eeuw de herinnering aan den aartsengel Michael als patroon van Duitschland nog levendig was, blijkt uit de autobiografie van CanisiusGa naar voetnoot1). Bij Kraus, Geschichte der christlichen Kunst I (Freiburg im Breisgau 1896), S. 123 vond ik, dat in de middeleeuwen op de voorstellingen van het jongste gericht de weegschaal wordt aangetroffen in de hand van den zielenweger Michael. Een parallel van een dergelijke voorstelling ziet hij in de weegschaal van Minos, den rechter in de onderwereld, uit de klassieke oudheid bekend. Het symbool van de weegschaal was bij de Grieken zeer geliefd. Ilias, Θ 69 volg. tracht Zeus het raadsbesluit van het noodlot te kennen door de gouden weegschaal ter hand te nemen en het doodvonnis der Trojanen af te wegen tegen dat der Grieken; Π 658 gaat Hector op de vlucht en spoort de overige Trojanen aan zijn voorbeeld te volgen ‘γνῶ γὰρ Διὸς ἱρὰ τάλαντα’, de weegschaal, het beeld van Zeus' onveranderlijken wil; T 223 wordt gezegd, dat de uitslag van het gevecht beslist is, wanneer Zeus zijn weegschaal doet doorslaan; ten slotte X 209 volg. vindt men de bekende afweging van het doodslot van Achilles tegen dat van Hector:
ϰαὶ τότε δὴ χρύσεια πατὴρ ἐτίταινε τάλαντα,
ἐν δ' ἐτίθει δύο ϰὴρε τανηλεγέος θανάτοιο,
τὴν μὲν Ἀχιλλῆος, τὴν δ' ῞∊ϰτορος ἱπποδάμοιο,
ἕλϰε δὲ μέσσα λαβών ῥέπε δ' ῞∊ϰτορος αἲσιμον ἧμαρ,
ᾤχετο δ' εἰς Ἀίδαο, λίπεν δέ ἑ Φοῖβος ἈπόλλωνGa naar voetnoot1).
Ouder dan de voorstelling van de Ilias is die van de Aethiopis. Achilles valt Memnon aan, ofschoon Tetis hem gewaarschuwd heeft, want na den dood van Memnou is Achilles' lot beslist, | |
[pagina 88]
| |
een pijl van Paris zal hem doodelijk wonden. Evenals in de Ilias heeft ook hier voor den ondergang van Memnon de zielenweging plaats, evenwel niet door Zeus, maar door Hermes, aan wien Zeus haar opgedragen heeft. Volgens GruppeGa naar voetnoot1) moet als model van den weger Hermes de Egyptische Dḥ?uti in aanmerking komen, die in het Doodenboek bij de weging van het hart het resultaat opteekent. Een beschrijving van de middeleeuwsche voorstelling kan men vinden bij MolanusGa naar voetnoot2). De aartsengel Michael draagt de weegschaal en weegt aan den eenen kant de ziel, aan den anderen kant haar deugden. De duivel bevindt zich daar waar de ziel is en tracht haar zooveel mogelijk naar beneden te drukken. Michael, met het kruis gewapend, verzet zich tegen de poging van den duivel en legt iets van de verdiensten van Christus' lijden en kruis op de andere schaal. In de noot op bladz. 72 wordt een exempel, aan Alanus a Rupe ontleend, medegedeeld: Een Italiaan, die bij allen als een woekeraar stond aangeschreven, had naast veel slechte deze eene goede eigenschap, dat hij uit devotie tot Maria elken dag den rozenkrans bad, zooals het hem door den h. Dominicus geleerd was. Kort voor zijn dood kreeg hij een visioen. Hij zag den aartsengel Michael al zijn goede daden op den eenen kant der weegschaal leggen; de duivelen legden op den anderen kant al zijn slechte daden en zonden, die oneindig zwaarder wogen; haar gewicht deed de schaal overhellen. Plotseling verschijnt Maria, om den rozenkrans bij zijn goede daden te voegen, met dit gevolg, dat de zondenschaal te licht werd bevonden. De ongelukkige krijgt den tijd om zijn zonden te biechten, het onrechtvaardig gewonnen geld terug te geven en sterft dan met God verzoendGa naar voetnoot3). | |
[pagina 89]
| |
Nog op eeu andere plaats van zijn werk komt Molanus op deze voorstellingswijze terug, n.l. lib. III, cap. XXXIX, waar hij spreekt over ‘Imagines sancti Michaëlis Archangeli’:Ga naar voetnoot1) ‘Michael Archangelus cum Libra pingitur, ut simplices, inquit Eckius, intelligant eum potestatem habere animas hominum suscipiendi, eorumque merita ponderare...... significatur hac pictura, quod debeamus deposuisse omne pondus & circumstans nos peccatum, ut signifer sanctus Michaël repraesentet nos in lucem sanctam, quae olim Abrahae, & semini eius promissa est. Significatur quod in aequitate erit judicium de nobis; sacpius enim in Scriptura inculcatur, quod Deus judicabit orbem in aequitate. Sed & staterae huius mentio fit in Scriptura sacra, Danielis quincto, [v. 27]: “Appensus es in statera, & inventus es minus habens”. Job capite XXXI [v. 6]: “Appendat me in statera justa, & sciat Deus simplicitatem meam”. Qua phrasi etiam Patres utuntur...... Appingunt etiam nonnulli ad lancem in qua est Anima, Diabolum eam deprimentem. Quo significatur, quod ipse sit Calumniator, & Accusator fratrum, & rigidus exactor omnium eorum quae male egimus’. Geen verdere bijzonderheden geeft de voorstelling in de Acta B. Ferdinandi Princ. Lusit. Op zijn sterfbed verschijnt hem de H. Maagd, omgeven door een schitterenden stoet van zalige geesten. Een van deze bidt Maria, dat zij van haar zoon de gunst verwerven moge, dat de stervende in hun rangen worde opgenomen. ‘Hoc audito’ - zoo verhaalt de zieke aan zijn biechtvader - ‘intendi oculos in eum, et vidi quod altera manu bilancem, altera crucem teneret, cum quibus symbolis Christiani solent pingere Archangelum Michaelem; et intellexi ipsummet esse quem Deus per eiusmodi signa cognoscendum mihi dabat’Ga naar voetnoot2). Een andere voorstelling, verschillend van de zielenweging bij Molanus en de weging der werken bij Alanus a Rupe, vond ik met een afbeelding er bij in het boek van E. Reusens, Eléments | |
[pagina 90]
| |
d'archéologie chrétienne II (Louvain 1875), p. 475. Hij verwijst naar een houtgravure in een te Straatsburg 1502 gepubliceerd werk met heiligenlevens. De aartsengel draagt de weegschaal. Op een der schalen ligt een ziel, als een naakt kind voorgesteld, terwijl de andere schaal naar beneden getrokken wordt door de duivelen. Hier zal wel het idee zijn: wil de ziel de gelukzaligheid des hemels deelachtig worden, dan mag zij niet te licht worden bevonden. Bekend is de praktijk der eerste geloofsverkondigers in de Germaansche landen. Door eeuwenoude traditie was het volk gehecht aan de plaatsen, waar de vereering der goden geschiedde. De heiligdommen werden niet vernietigd, maar het heidensch karakter werd hun ontnomen, doordat zij aan den God der christenen werden toegewijd. Zoo werd op menschkundige wijze rekening gehouden met de volksoverlevering zonder dat aan de rechten van den nieuwen godsdienst werd te kort gedaan. Paus Gregorius schrijft aan MellitusGa naar voetnoot1): ‘quia fana idolorum destrui in eadem gente minime debeant; sed ipsa, quae in eis sunt, idola destruantur; aqua benedicta fiat, in eisdem fanis aspergatur, altaria construantur, reliquiae ponantur. Quia, si fana eadem bene constructa sunt, necesse est, ut a cultu daemonum in obsequio veri dei debeant commutari; ut dum gens ipsa eadem fana sua non videt destrui, de corde errorem deponat, et deum verum cognoscens ac adorans ad loca, quae consuevit, familiarius concurrat’. In denzelfden brief gaat paus Gregorius nog iets verder. Dewijl er vroeger bij de heidensche offers talrijke runderen geslacht, gastmalen gehouden en feest gevierd werd, was het verstandig met dit aloude gebruik niet te breken; op den dag der kerkwijding of het feest van de heiligen, wier relieken ter plaatse bewaard werden, konden de nieuwbekeerden tenten opslaan in de nabijheid van de kerk, die vroeger hun heidensche | |
[pagina 91]
| |
tempel geweest was, runderen slachten en eten niet meer als offers van den duivel maar ter eere van God, wien dank verschuldigd was voor den overvloed van gaven, die hun geschonken waren. De bedoeling van den paus was ‘ut dum eis aliqua exterius gaudia reservantur, ad interiora gaudia consentire facilius valeant. Nam duris mentibus simul omnia abscidere impossibile esse non dubium est, quia et is, qui summum locum ascendere nititur, gradibus vel passibus, non autem saltibus elevatur’. In verband hiermee kan de handelwijze van Bonifatius, den apostel van Duitschland, genoemd worden. Hij zag er geen bezwaar in van het hout van den Donar-eik in Geismar bij Fritzlar, dien hij met eigen hand geveld had, een bedehuis te makenGa naar voetnoot1). Bekend is nog van hem, dat hij in Duitschland vele plaatsen, bergen vooral, waar Wodan was vereerd, aan den aartsengel Michael toewijdde. Zoo zal waarschijnlijk verklaard kunnen worden, dat in de Michaelsvereering in de Germaansche landen enkele trekken voorkomen, die aan den oudgermaanschen Wodansdienst herinnerenGa naar voetnoot2). Wellicht zagen de geloofspredikers in de Michaelvereering een geschikt middel om den heidenschen Wodansdienst langzamerhand te verdringen. Ten slotte mogen hier nog enkele plaatsen uit de middeleeuwsche letterkunde vermeld worden om de door Michael vervulde rol nader toe te lichten. Volgens Caesarius van Heisterbach, Dial. XII, 5 strijden bij den dood van den mensch de duivelen met de engelen om het bezit van de vertrekkende ziel. Aan het hoofd van de engelen staat MichaelGa naar voetnoot3), door God aangesteld | |
[pagina 92]
| |
‘daz er vor uns sten und vechten sol wider den tůvil und wider sine volgere und sol uns anme jungistin tage brengen vor daz gerichte da wir cůmen zu den ewigen genaden oder zu den ewigen ungenaden’Ga naar voetnoot1). De geloovigen moeten zich nacht en dag, vroeg en laat, ten allen tijde aan Michael en de engelen aanbevelen, om tegen den duivel bestand te zijn. Zij moeten bidden ‘den guten herrin sente Mychaheln dem unser herre got sůnderliche gewalt hat gegebin ober alle selige selen, daz unser aller sele irlost můzen werden von den tuveln und von der ewigen helle, swanne wir von dirre werlde scheiden, und daz wir cůmen zu den heiligen engelen in daz vrone himelricheGa naar voetnoot2)’. De strijdende kerk ligt Michael na aan het hart; hij moet door zijn machtigen bijstand de lagen van den vijand van haar verwijderd houden, haar schreden leiden en haar de hemelpoort openen: ‘Mychahel prepositus paradisi .i. ecclesie militantis. daz spricht: Mychahel ist vor gesatzt der christenheit die noch ritteret, wane in der obersten Jerusalem enist kein master sunder got alleine’Ga naar voetnoot3). God heeft hem de macht gegeven ‘daz er alle gute christen sele sol enphahen unde sol den gelait geben baidiu fur in selben unde ouch zuo dem heren paradyse’Ga naar voetnoot4). Uit de 11e eeuw dagteekenen de meeste preeken, die door Napier in 1883 te Berlijn werden uitgegeven en gedeeltelijk aan Wulfstan moeten worden toegeschreven. De verzameling is rijk aan eschatologische schilderingen, de taal oorspronkelijk en kunstig en moet een geweldigen indruk in het hart der hoorders hebben nagelaten. Op bladz. 140, reg. 14 en volgende wordt het visioen van een heilige (sum halig man) medegedeeld, die een ziel ziet vertrekken uit het lichaam, bestookt door de ‘awyrgedan gastas’. Een der duivelen spreekt haar toe: ‘Waarom | |
[pagina 93]
| |
aarzelt gij? Waarom wilt gij niet uitgaan? Wellicht komt de aartsengel Michael met de engelenscharen om U aan ons te ontrukken?’ Dan klaagt de ziel het lichaam aan, dat oorzaak geweest is van haar ongeluk. Op bladz. 201, 11 v. treedt Michael op als bestrijder van den Antichrist. Op bladz. 239, 25 volg. kan men een beschrijving vinden, die in nadere betrekking staat tot den zielenweger Michael: De zonden en de ziel worden op de weegschaal gelegd. Als de zonden zwaarder wegen, dan volgt de veroordeeling. Aan de ziel wordt nu door de zonde het verwijt gedaan, dat ze verwaarloosd heeft zich voorsprekers te verwerven bij den almachtigen God; Michael en alle heiligen had zij moeten aanroepen om haar steun te zijn. ‘đonne geþaence aelc man himself, hu swiđe man pinsađ þa sawle on domes daeg, þonne man sett þa synne and þa sawle on đa waege, and hy man wegeđ, swa man deđ gold wiđ penegas. and gif þa penegas teođ swiđor þonne þaet gold, þonne miswyrđ þam men hrađe. swa biđ þaere sawle and þaere synne; gif seo synn tihđ swyđor, þonne seo sawel, þonne farađ hy butu on forwyrd. and þa synna yrnađ aefter þaere earman sawle and hire þus to cwedađ: hwi noldest đu, earme, betan ure synna, þa þu hy onfenge þurh ure aelmessan? hwy noldest đu, forwyrhte, biddan þe arfulle þingeras wiđ þone aelmihtigan þrym þaere halgan þrynnesse and aet þaere sođan annesse? hwi noldest đu, ungesaelige, andettan þinum drihtne and biddan þone halgan Michael, þaet he waere þe fultumigend, and ealle halgan?’ Prof. Verdam heeft mij op een reeks van plaatsen uit de Middelnederlandsche letterkunde opmerkzaam gemaakt, die de rol van den aartsengel bij de overledenen nader toelichten. De voornaamste laat ik hier volgen. Michael is de praepositus paradisi, bij wien de ziel rust vindt na dit leven. Hij maakt haar deelachtig aan de hemelsche zaligheid: Michiel hevet die ziele genomen,
Die meester vanden paradise,
Ende onse Here in dcrre wise
Die es metter inglen scaren
Up te hemele gevaren.
Sp. I7, 49, 96 volg.
| |
[pagina 94]
| |
Ende die clerke die dese rime makede,
Diere om pijnde ende wakede
Gode ende onzer vrouwen teren,
Datter tuolc ane moete leren,
Zonder einde moet zine ziele
vs. 24[regelnummer]
Zijn metten inghel zente Michiele,
Ende rusten in den hoghen trone.
Ts. 16, 26.
Terwijl de duivelen de zielen der verdoemden naar de hel voeren, geleidt Michael de zielen van hen, die in de vriendschap Gods sterven, naar den hemel. In het visioen van Turpijn lezen wij: Wattet was en condic niet verstaen.
Mettien soe sach ic saen
Dat voer mi leet ene scare,
Als oft swart ridderscap ware,
Ende seiden: ‘Wi dragen ter hellen
Marcerise met sinen ghesellen;
Maer uwen tutere, die voert scoene
Dinghel Mychiel in den throene’.
Brab. Y. II, 3930 volg.
Michael verdedigt de ziel tegen de aanvallen van den vijand: Dat es der doder nonnen sile,
Die daer vart henen met Michile,
Din ingel, die se mi ontfurt.
Wattan! si sal doch sijn geschurt
Int vegevir met pinen swar,
Dat weetic wel al over waer,
Eer si sal vorder mogen comen.
Wattan! al es si mi genomen,
Dat vegevir heft mi gewroken.
Lutg. II, 4991 volg.
Want de viant mine siele
vs. 10[regelnummer]
Bringen wilt van St. Michiele;
Hi heft, in ertrike, dleven mijn
Verwonnen, ende doen oetmudech sijn.
vs. 40[regelnummer]
Doe mi den wech, Here, bekinnen,
Dat ic moet gaen te die di minnen;
| |
[pagina 95]
| |
Want ic hebbe nu mine siele
Te di ghesant bi Sint Michiele.
Boetps. 143 (Lett. N.W. 51, 210).
De overledenen worden aan de goede zorg van den aartsengel toevertrouwd: Pater noster ende sijn Crede
Seidi menich over die siele,
Ende bevalse Sinte Michiele,
Dat hise moeste bevreden.
Wal. 4796 volg.
Dies was hi tonghemake sere
Ende bat Gode onsen here,
Ende den goeden Sente Michiele,
Over al der gore sielen
Die daer doot sijn bleven
Ende die bi hem verloren tleven.
Wal. 6683 volg.
Ten slotte nog enkele plaatsen, waar meer uitvoerig gesproken wordt over het geleiden der ziel: Onse here hilt Adaems hant,
Ende leverdene Michiele thant,
Den archangel, ende daer
Volghden hem alle die heileghen naer;
Ende Michiel in deser wise
Leidese in den paradyse,
Quite ende vri van alre nose,
Mids der gracien gloriose.
Lsp. II, 36, 1917 volg.
Met desen dat dit was ghesciet
die ermite nederwert dalen siet
den Gods bode, sente Michiele,
met x inglen, om die ziele
te voeren int themelsche paradijs.
Den dooden lichame, in heiligher wijs,
decten si met eenre scoender tommen.
Vad. Mus. I, 57 vs. 237 volg.
| |
[pagina 96]
| |
ouch quam der tûvel mit grôzer craft
zû den die dâ lebeten
und mit dem tôde strebeten,
sie striten um die sêlen
mit sente Mîchaêlen.
sente Brandân wart gewar,
wie der sêlen ein michel schar
beiten biz daz der helle vart
den verworhten georteilet wart.
dô sprach sente Mîchaêl zûhant
zû dem tûvel ‘vûre wec din pfant.
dû salt mich lâzen âne nôt.
jâ sint hie hûte vil lûte tôt
der mir niht mê worden sint
niewan drî himelkint’.
den tûvel hiez er dannen zîhen
und in die helle vlîhen.
darnâch wart ein sanc gesungen
von engelischen zungen:
sie vûrten die drî sêle
mit sente Mîchaêle
in unsers herren gotes schôz.
Sanct Brandan. Ein lateinischer und drei deutsche Texte herausgegeben von Dr. Carl Schröder. Erlangen 1871. bladz. 65 vs. 634 volg.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de aartsengel Michael geen onbekende was in de godsvereering onzer vaderen. Al zijn de aangehaalde plaatsen niet altijd even overtuigend voor het bestaan der voorstelling van den zielenweger, ze laten ten minste overvloedig licht vallen op de rol, die Michael te vervullen heeft bij de afgestorvenen, en toonen tevens, dat men ook bij het leven gaarne zijn machtige voorspraak inriep. Misschien is nog een restje van het wegen der ziel door den aartsengel over in een rijmpje, waarvan ik in de buurt van Mechelen deze regels opschreef: Dat zielke wordt gewogen
En is recht naar den hemel gevlogen.
| |
[pagina 97]
| |
Het lijdt geen twijfel, of de middeleeuwsche lezer van ‘Des Conincx Summe’ begreep de gedachte van den schrijver, dat ‘die ghewarighe minne of caritaet’ het gewicht is ‘in sinte Michyels waechscalen’.
Drongen bij Gent (België) j. daniels. |
|