Gebraden peertje.
Dat deze uitdrukking in 't algemeen: een lekker hapje, een puikje, een buitenkansje enz. beteekende is in dit Tijdschrift XII, 239-240 en in het Ned. Wdb. III, 984 aangetoond en met bewijsplaatsen gestaafd. En dat zij inderdaad, althans in de tweede helft der 18de eeuw, vooral bij de kunst- en boekhandelaars veel gebruikt werd, mag men, behalve uit enkele der t.a.p. bijgebrachte voorbeelden, afleiden uit den titel van zeker te Gorinchem in 1776 uitgegeven schuitepraatje (in het Prentenkabinet alhier te vinden): ‘Een gebraden Peertje, voor de Liefhebbers der schilderkunst’, waarin een Brabander, een Italiaan en een Leidenaar wedijveren in het aanwijzen van anachronismen en andere ‘onwelvoeglijkheden’ in schilderijen uit de Italiaansche, Hollandsche en Vlaamsche school, - alsmede uit het voorbericht (van den uitgever) voor Beronicius' Boeren- en Overheidsstrijd (ed. 1768), blz. VII: ‘Dan, dezelve (het genoemde boek) ... zoo zeldzaam voorkomende, dat ze als een gebraden Peer, gelyk men zegt, en zeer op prys gehouden wordt enz.’ Deze aanhalingen stemmen geheel overeen met die uit De Koopman van 1775. In den titel van het hekeldicht van c. 1625 zal echter wel alleen de algemeene opvatting bedoeld zijn.
Leiden, Oct. 1901.
j.w. muller.