Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 20
(1901)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Over de uitspraak der ij in de 17de eeuw.Als aanvulling van hetgeen Prof. te Winkel in dit tijdschrift heeft opgemerkt aangaande de uitspraak der ij in de eerste helft der 17de eeuw, worden hier eenige gegevens medegedeeld, die ter bevestiging strekken van de slotsom waartoe genoemde geleerde gekomen is, nl. deze, dat in een groot deel van ons land, waar thans de ij als tweeklank wordt uitgesproken, in de 17de eeuw de uitspraak als lange i nog in zwang wasGa naar voetnoot1). Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen bezit een handschrift uit de zeventiende eeuw, bevattende Leerstukken en Preeken in eene Formosaansche taal, vervaardigd door den predikant Jac. Vertrecht. De leerstukken in dat Hs.Ga naar voetnoot2) zijn in 't Formosaansch en 't Hollandsch. Uit de spelling blijkt duidelijk ten opzichte der ij hoe de uitspraak van Vertrecht was. Hij schrijft bevlitigen en herhaaldelijk heerschappie (spr. heerschappië). Den uitgang lijk schrijft hij onveranderlijk lik; dus waarlik, opentlik, suiverlik, matighlik; bij verbuiging der adjectieven op lijk wordt de k verdubbeld; dus: het christelikke geloof, Goddelikke kracht. In spelling en min of meer in andere opzichten wijkt de taal van Vertrecht, evenals die van menig ander predikant onder zijn tijdgenooten, nog al af van hetgeen men in den Statenbijbel aantreft. De schrijfwijze ae voor aa komt bij hem niet voor. Bepaald Hollandsch gekleurd is eene verbinding als wat seg je en sijd je in eene samenspraak, hoewel daarnaast ook voorkomt komt gij, kompt gij; in deftiger stijl steeds gij, natuurlijk. Het reflexief vnw. is sig. De Tegenw. T. van worden luidt worde, wordt enz., niet werden. De ssch had reeds de uitspraak van ss, blijkens wassen voor wasschen, hoewel daarnaast | |
[pagina 216]
| |
gespeld wordt tusschen. Opmerkelijk is gespeus voor gespuis, doch dat zou een verkeerd gelezen gespens kunnen wezen. Vertrecht was een Leidenaar, geboren in 1606. In 1632 ging hij naar Indië, op Formosa moet hij tusschen 1640 en 1650 werkzaam geweest zijn. Wij mogen ons dus wel op hem beroepen als een getuige dat de in Rijnland heerschende uitspraak der ij nog die van î was. Onder de Hollanders op Java moet in den loop der 17de eeuw de i-uitspraak nog algemeen, of althans heerschend geweest te zijn. Dat volgt uit den vorm der in 't Javaansch reeds vroeg overgenomen Hollandsche woorden, in tegenstelling tot andere die eerst in later tijd gangbaar geworden zijn. Zoo luidt ons strijken in 't Javaansch sĕtrīka. Omgekeerd werd eene gerekte geaccentueerde Javaansche i in Hollandsche spelling weergegeven met ij; dus mardka werd mardijker. Hierbij hebben wij dus een proef op de som, dat de Hollanders, in den tijd toen genoemde woorden werden overgenomen, de ij als î uitspraken. De tijd der overneming is niet nauwkeurig te bepalen, maar uit den aard der zaak is die reeds spoedig na de vestiging der onzen op Java te stellen. Woorden waarvan de invoering in veel later tijd valt, vertoonen in 't Javaansch, bij gebreke van een tweeklank, è; bijv. oendĕrwèser, onderwijzer; lès, lijst, en leidsel. Naast les hoort men ook lis, met eene i juist zoo uitgesproken als onze i in list; de i in lis is dus eene verkorting van lès, en beantwoordt niet aan de i in open lettergrepen, nog minder aan een lange i. In 't Bataviaasch-Maleisch is Hollandsch wijk geworden bek. Dit kan reeds betrekkelijk oud zijn, bijv. dagteekenen uit het laatst der 17de eeuw. Wat de tegenwoordige uitspraak der ij betreft, is op te merken dat die wel een tweeklank is, maar geenszins algemeen met ei samenvalt. De ij wordt uitgesproken als een verbinding van de e in gebed met i, terwijl de ei bestaat uit de e van bed, zetten, d.i. de Umlaut van a + i.
h. kern. |
|