Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 14
(1895)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
Bijdrage tot de kennis van ons middeleeuwsch tooneel.I]. Met het oog op de geschiedenis van de dramatische poëzie in de middeleeuwen, wordt door al de beoefenaars van dit zoo belangrijk gedeelte onzer letterkunde de behoefte aan een verzameling van oorspronkelijke bewijsstukken, geput uit de stedelijke en kerkelijke rekeningen en andere bescheiden, levendig gevoeld. Herhaaldelijk werd er op gewezen, dat het aantal bouwstoffen over dit onderwerp zeer beperkt is; het onderzoeken van de archieven moet over allerlei bijzonderheden, die tot nog toe min of meer in het duister gebleven zijn, een nieuw licht werpen. Daarom is het stellig van belang de aandacht van alle belangstellenden te vestigen op die berichten, die onbekend zijn. Voor zoover ik weet, werd voor de geschiedenis van het middeleeuwsch tooneel nog geen gebruik gemaakt van de belangrijke gegevens, die men in de rekeningen van de gemeente Oudenburg vindt. Een uitvoerige geschiedenis van dit thans verachterd dorp, gelegen tusschen Brugge en Oostende, dat in de middeleeuwen een tamelijk bloeiend stadje was, werd door de heeren Feys en Van de Casteele geschrevenGa naar voetnoot1). Van 1403 tot 1463 leveren die rekeningen menige bijzonheid op aangaande het voornoemd onderwerp en verdienen zonder twijfel een ernstig, nauwgezet onderzoek; voorloopig zal ik mij enkel bepalen bij het opgeven van eenige der voornaamste posten. II]. Tot diep in de 15de eeuw worden door de priesters met de hulp van kerkdienaars en leeken mysteriespelen op de markt vertoond: | |
[pagina 302]
| |
1406. Ghesend den prochiepapen van Oudenburch, den clercken van den kercke ende andre ghesellen die hier spel speelden. 1433. Upten XIII dach van April ghes. mijnen heere den deken van Oudenburch ende andre zijne medeghesellen, alsij hier upte marct ons Heeren verrissenesse gespelt hadden. 1433. Upten IXsten dach van Oeste ghes. den clergyte hier van den kercke ende andre ghesellen, die upte marct te waghene een spel gespelt hadden. 1463. Gheg. in hoosscheden den priesters ende meer andere ghezellen van der helegher kerke, die speilden tspel van der purificacie van onser Vrauwe. Na dit jaar wordt er geene melding meer gemaakt van stukken door geestelijken opgevoerd. Naast die mysteriespelen werden ook processiespelen vertoond. Het gilde der Apostelen, dat reeds in 1384 vermeld wordt, ontvangt regelmatig, van het jaar 1403 af, eene toelage van de gemeente voor zijne medewerking in de processie, die jaarlijks op H. Sacramentsdag uitgaat. Het gilde luistert die processie op door allerlei dramatische vertooningen van stichtelijken aard. De bestuurders en inrichters van het ‘spel van den sacrament’ worden insgelijks door de gemeente beloond. In het jaar 1454 werd door den toenmaligen bestuurder Rogier Belleman, een bijzonderen luister aan de inrichting van het spel bijgezet. Er werden ‘diverssche parteheelen van abiten ghecocht, omme tsacramentspel, foelgien, vaerwen ende anders.’ - In 1454 ontving hij 6 ‘van dat hij de speelders bestierde ende ordinerde upten voors. sacraments dach in processie te ghane, daermede gherekent zekere diverssche costen van etene, drinckene, van Habraems scape, Jan lamb. en de minekin int cappellekin van den juweelen van den appostel ghilde te bewaerne’.Na 1459 wordt het gilde der Apostels in de processie vervangen door de ‘ghezellen van der rhetorike’, die reeds in ditzelfde jaar, ter gelegenheid van de processie, ‘esbatementen ghemaect hadden.’ | |
[pagina 303]
| |
Naast de vertooningen van de geestelijken en de processiespelen van het gilde der Apostels bestond er te Oudenburg een dramatisch gilde, gewoonlijk onder den naam ‘ghezellen van der stede’ vermeld. Ze treden meest altijd in de maanden Februari en Maart op, omstreeks Karnaval, en vertoonden dus waarschijnlijk kluchten en vastenavondgrappen. In de rekeningen worden ze voor de eerste maal in het jaar 1403 aangetroffen, daarna in 1413, telkens met een ‘spel,’ waarvan de naam niet wordt opgegeven. In 1434 spelen ze op vastenavond ‘voor de halle een spel ten waghene.’ In hetzelfde jaar worden op de markt twee spelen door hen opgevoerd ‘teen van broeder Janne ende tandre van den verloorne Coninc.’ In 1445 vindt men ze voor de laatste maal vermeld. Hoogst waarschijnlijk is het dat gilde, dat later bekend staat (1459) onder den naam van ‘ghezellen van den Rhetorycke.’ Ter gelegenheid van het overvoeren der overblijfsels van St. Arnold in 1457, werden groote feesten voorbereidGa naar voetnoot1). De burgemeester wendde zich tot den Dominikaner monnik, Jan Bonds te Brugge ‘omme tinformeerne wat materien men best utegheven zoude ten meyedaghe ter eeren van Sint-Aernoude.’ Een groote tooneelkundige prijskamp werd uitgeschreven, een uitnoodiging naar alle kanten gestuurd: ‘Ghegeven diverssche personen van te scivene lij copien van den huutghevene van den geesteliken spelen meyedaghe ghesonden in diverschen steden ende plecken.’ De Rederijkers van tien steden en dorpen (Gent, Brugge, Winoks-Bergen, Veurne, Nieupoort, Dixmude, Ghistele, Leffinghe, Oostende en Ettelghem) namen aan den prijskamp deel. De beoordeelaars waren ‘meester Victoor den jacopijn ende andre docteurs.’ Het volgend jaar werd op denzelfden dag een nieuwe kampstrijd uitgeschreven. Een stelling (‘schavoote’) werd ‘voor | |
[pagina 304]
| |
scepenen huus’ opgeslagen; doch ditmaal beantwoordden slechts de gezellen van Ghistele, Dixmude en Nieupoort den oproep van de gemeente. Reeds in de eerste jaren van de 15de eeuw treden niet zelden vreemde gezellen in Oudenburg op, om hunne stukken te vertoonen. Zoo zien we in het jaar 1422 ‘de biscop van de scholieren ende andre clergyten van Ghistele’ een spel spelen; in 1459 ter eere van St. Arnold kwamen de ‘clergyten ende de ghezellen van Hettelgem spelen.’ In 1408 gaven de gezellen van Ieperen (Ypere) een spel, in 1423 die van Weyndune bij Oostende, in 1429 die van Nieupoort, in 1447 die van Ghistele; in 1448 speelden vreemde gezellen ‘esbatementen van ons Heeren Passie’; in 1463 kwamen ‘ghezellen van ghenouchte esbatementen ende spelen voor den heere ende der wet.’ Soms worden de dramatische gilden van Oudenburg door de gildebroers van andere steden verzocht om hunne feesten met de opvoering van een spel op te luisteren. In 1442 brengt een bode van Brugge uitnoodigingsbrieven om te gaan spelen ter eere van den Heiligen Geest; in 1443 komt een dergelijke oproep uit Nieupoort, die in 1460 hernieuwd wordt. III]. Het zou zeker niet zonder belang zijn uit die losse aanteekeningen eenige gevolgtrekkingen betreffende het middeleeuwsch tooneel te geven; ook na het jaar 1463 vindt men over de Rederijkers vele gegevens. Doch dit was voor het oogenblik mijn bedoeling niet. Ik wilde door de mededeeling van die rekeningsposten de aandacht vestigen op een werk, dat slechts bij toeval door letterkundigen zou opgemerkt worden en dat nochtans, naar mijn bescheiden meening, van groote waarde is voor de kennis van het tooneel in de middeleeuwen alsook voor het ontstaan der kamers van Rhetorica.
Gent, April 1895. r. de wolf, phil. stud. |
|