Bladvulling.
De zegswijze den reuk ergens van hebben met een hetzij oorspronkelijk, hetzij later toegevoegd verlengstuk (z. Feestbundel Dr. de Vries 143, Tijdschr. 9, 264), herkennen wij in het ‘batement van den katmaecker’ (Kalff, Trou moet blijcken bl. 280):
Sy sal certein wel weeten den roock,
Voor buesele = beuzeling, dat in 't Mnl. niet schijnt voor te komen en kwalijk te scheiden is van den wortel van boos (Tijdschr. 8, 37) vindt men nog bewijsplaatsen in Lingua Erasmi, dat is dye tonghe wt den latine in duytsche eerst over gheset enz. (Thantwerpen 1555) bl. 20, 35; en bij Roemer Visscher, Jammertjens no 1.
Maer hoe soude ick dusdanighe beuselen kallen,
Sonder van lacchen onder de voet te vallen?
Warfum.
g.a. nauta.