| de bakker op de hoek van 't Hoedemakerpad (te Amsterdam), gewesene dienstmeyt van Pieter Jansz. Molenaar, die de helft hiervan mede toekomt’. |
Wat echter vooral belangrijk mag genoemd worden, is het voorkomen, naast het sterke participium, van het zwakke. Zoo leest men reeds bij De Groot, Inleiding, 31b: ‘De beesten werden verstaen haere vrijheid weder bekomen te hebben, zoo wanneer den geweesden eighenaer de zelve uit het ooge quijt is’ (ao 1631).
Evenzoo bij Corn. Udemans, Afbeeldinge van de Verkeerde Werelt, 76 (ao 1660).
Hier ging Gods Volck dan heen (t.w. uit Egypte) wel als geweesde slaven,
Maer dese Naem verdween met overwinnersgaven.
Op deze twee plaatsen staat geweest gelijk met ex. Het is niet volkomen zeker dat zulks ook het geval is met de volgende. De rederijkerskamer De Goudsbloem te Gouda nam deel aan den refereinenwedstrijd uitgeschreven door de Blauw Acolye te Vlissingen (in 1641), met twee antwoerden, waarvan de tweede aldus is onderteekend:
F. Lucaszoon Zas. Gods Wet ‘Is net.
Oude geweesde Factoor by de Gouts-blomm.
Zie: Vlissings-Redens-Lusthof, blz. 64 (= blad E (1) b).
Waarschijnlijk beteekent oude hier: voormalig, en geweesde daarentegen: gestorven. Daar F. Lucaszoon Zas tot heden zoo goed als een ‘illustre inconnu’ is, kan ik de zaak niet uitmaken. In de Redenrijke Constliefhebbers Stichtelijke Recreatie (ao 1599) zijn de antwoorden der Goudsche Kamer onderteekend met zijne spreuk; in het Levenders Reden-Feest, Oft Amsteldams Helicon (ao 1624) daarentegen luidt de onderteekening: Jacq. Hucaszoon Zas; en in Der Wit-Angieren Eeren-krans (ao 1630) komen drie antwoorden van hem voor, onderscheidenlijk geteekend: 1o. I. Lucaszoon Sas. Gods wet is net; 2o. Kennis baerd Liefde. L. Zasius; 3o. Per H. Sas. Gods wet is net. In latere prijskampen komt zijn naam niet meer voor,