dertig dochteren des lands in hare eigenaardige kleederdrachten. Voor Elzevier's Maandschrift liet de directie eene photographie dezer jonge vrouwen vervaardigen en naar deze photographie is een groote plaat in kleurendruk uitgevoerd, welke thans door de maatschappij Elzevier is uitgegeven. Alle portretten zijn naar het leven genomen en alle kostumes geven nauwkeurig de dracht van de streek weer. Daar de jonge vrouwen uit de verschillende plaatsen geboortig zijn en men degenen gekozen heeft, die het meest het type der streek vertegenwoordigen, kan men op de plaat de eigenaardigheden in kleeding en voorkomen in hunne onderlinge tegenstelling goed waarnemen.
Terwijl bijna alle drachten zich onderscheiden door losse muts, korte mouwen, gekleurde of witte borstlappen of bonte doeken, kantbelegsels, en aan het voorhoofd en de muts van de meeste vrouwen tal van gouden versierselen prijken, zijn er twee vrouwen, die noch het een noch het ander dragen. De beide dochters uit Cadzand dragen eene geplooide knipmuts, de lange nauwgesloten mouwen van hun donker zwart jak met een fluweelen revers belegd, eene kleederdracht bijna geheel overeenkomende met het kostuum, dat door de jonge vrouwen uit de Graafschap Zutphen en uit Overijsel gedragen wordt. Ook op het gezicht ligt dezelfde stemmige uitdrukking, die sterk afsteekt met den glunderen, soms schalkschen oogopslag der andere Zeeuwsche schoonen. De tegenstelling en de overeenkomst vallen zoo duidelijk in het oog dat ik op grond van de kleeding en het type der bevolking in deze bewoners van de uiterste grens van ons land nazaten van een Saksische bevolking zou willen zien.
Zou de litus saxonicum wellicht niet de benaming zijn voor een klein gedeelte der kust door Saksen eenmaal bewoond, ter onderscheiding van de overige kustbevolking? Kan het de oude benaming geweest zijn voor de streek, thans het land van Kadzand genoemd?
j.h. gallée.