Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 13
(1894)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBeekum; bêken.Te Heiloo bestaat bij de dorpsjeugd het gebruik om op 24 Februari, St. Matthijs, naar de wijze der bekende St. Jans-, St. Maartens- en Paaschvuren, van meestal bijeengebedelde brandstof een beekŭm (dit is de hedendaagsche uitspraak) te ontsteken. Onderwijl dat de - soms met een strooman bekroonde - stapel brandt maakt men elkaar en de omstanders met reeds verkoolde brokken zwart en ten slotte loopt en springt men door en over de nog gloeiende sintels. Dit zeker aloud vermaak wordt aldaar - tegenwoordig - beekŭme(n) genoemd en het naar de omstandigheden gewijzigde liedje waarmede men, dagen te voren, het vereischte hout, stroo, ledig fust en wat verder maar branden wil, gaat inzamelen, luidt (zie N. Rott. Cour. van 28 Febr. 1893; II, B) aldus: Ikkie-tikkie-to,
Boer, mag ik een bosje stroo?
Boer, mag ik een bosje tarwe
Om handjes en voetjes te warmen?
Ikkie-tikkie-teekeme,
(Dan en dan) is het beekeme;
Ikkie-tikkie-tocht,
Al op (b.v. Klaas Dekkers) krocht.
| |
[pagina 234]
| |
Er is geen twijfel aan of dit beekumGa naar voetnoot1) is eene jongere vervorming van beeken (bêken), (west)frieschen vorm van het als baken in de algemeene taal overbekende woord, in 't Oud-Friesch bêken. en bâken, ‘seinvuur’ en ‘fakkel’; zie gemakshalve de aanhalingen hier boven (blz. 214) die vermelden hoe eene vrije Friesche bruid mith bêkana (bâkena) bronde, met brand van fakkelen, behoort te worden ingehaald. Niet echter in de meer oorspronkelijke beteekenis van ‘vuursein’ of ‘seinvuur’ maar in eene ruimere, t.w. in die van ‘vuur in de open lucht, vreugdevuur’ moet het Heiloosche beekum worden opgevat, en beekume(n), voor beekenen (bêkenen), gelijk trouwens elders in Noord-Holland ‘het branden van voorjaarsvuren’ nog genoemd wordtGa naar voetnoot2), beduidt dus óók naar de letter niet anders dan ‘een (vreugde)vuur branden of stoken’. Maar nu verdwijnt, bij kennis van dit nog levend gebruik, ook de onzekerheid aangaande beeken barnen in de Oudste Willekeuren van Amsterdam (zie N. Bijdr. voor Rechtsgel. en Wetg., N.R. 5, 40), waarvan de beteekenis in het Mnl. Wdb. (1, 528) nog als twijfelachtig moest worden beschouwd. Immers wordt in deze verordeningen (wel zonderling onder den Titel Van Dobbelen) in de woorden: ‘5. Item zo en moet nyemant kaetsen mit ballen;... 6. Item nyemant en moet sneecluyten;... 7. Item nyemant en moet beeken barnen binnen der vrijhede..., noch en ghien poirter en moet beeken barnen up eenre mile na der stede’ met meer andere gevaarlijke spelen, ook het vaak zoo heillooze vuurtje stoken, en zulks ‘bij der buete’ van ‘X sc(ellinge) Hollans’, verboden.
L., 25 April 1894. a. beets. |
|