Kaauw-jy-ze, kaujyze.
Over kauw,ghyse, dat voorkomt in den Spaanschen Brabander van Bredero, is gehandeld in de eerste aflevering van deel XII, bl. 89, 90, door den heer Dr. Meyer. Ter aanvulling en gedeeltelijke verbetering van dat artikel, diene het volgende. Kauw,ghyse of kaauw jy ze, kaujyze, gelijk het in de volgende plaatsen luidt, is, zooals t.a.p. is opgemerkt: ‘een zin, gebruikt als een zelfst. nw.’ Met ‘saucysen’ heeft het echter niets te maken. Het is eenvoudig een boertige benaming voor stercus.
Want was 't een booze geest, hy had door heg en haag
My konnen voeren, en aan flenteren gereeten,
Of licht my in een hoop kaauw jij ze neergesmeten.
J. Pluimer, Reinout in het Betoverde Hof, 1697, bl. 7.
Men vaêr keek' er nae, ik zou 't je met men moêr kunnen bewyzen,
En hy wier zo duizelig dat hy veur over viel vil met zijn neus in de kaujyzen,
Vatje 't Grietje? toen was men vaêr met ossestront verguld.
J. Pluimer, Krispijn, Starrekijker, 1709, bl. 14.
De schrijfwijze met of zonder komma, aaneen geschreven of niet, is dus geheel willekeurig. Zooals men ziet, kon er zelfs een meervoud op n van gevormd worden.
Bij Focquenbroch las ik: lik jyze.
'k Meen in 't gat, daar die lik jyze,
Die je licht wel ruikt van veer,
Met veel kraakens uit kwam dyzen,
Toen zy kwam in 't water neer.
Focq. 2e Dr. 1709, bl. 365.
Een soortgelijke formatie was slobber op = modder, vuilnis, dat we aantreffen in W.D. Hooft's Verlooren Soon (1630, bl. 20). De ‘Verlooren Soon’ ligt beschonken in de modder en nu zegt Bytebier:
Ick seghje van ghelijck, hoe moy is hy e stelt,
Hoe safjes moet hij in de slobber op legghe,
waarop Schente-keucken antwoordt:
Men lust niet Bytebiertje proeft datie daer gaet segge,
Ick heb te gast e weest (als jy weet), mijn luster niet of.
Grijpskerk.
k. poll.