Van den os op den ezel dalen.
Toevallig - lang na het afdrukken van hetgeen hierboven over van den os op den ezel springen (of vallen) is medegedeeld - vond ik dezer dagen eene plaats tot bevestiging van het vermoeden van den Heer Eymael (zie blz. 18, noot 1), ‘dat (deze uitdrukking) vroeger ook eene andere beteekenis had’, dan die namelijk waarin zij heden ten dage wordt opgevat, dat is als synoniem met van den hak op den tak springen.
Die plaats, te vinden in Van Vloten's Geschiedzangen 1, 336, welke nog bovendien eene nieuwe lezing aan de door Harrebomée 3, 181 b vermelde verscheidenheid toevoegt, luidt aldus:
Princelycke Nobels, eertijdts hooghe gheacht,
Moetdy nu van den os op den ezel dalen,
Ende u hooghe spitse vallen in de gracht!
Hare beteekenis is niet twijfelachtig; zij beantwoordt geheel aan die van hd. vom Pferd auf den Esel kommen: in stand achteruitgaan, van staat verminderen.
Het mag bij deze gelegenheid niet onvermeld blijven dat reeds bij Sartorius (ed. 1561, bl. 89b) ook de jongere beteekenis te lezen staat: Ab equis ad asinos. Vanden osch op den eezel. Ubi quis à studiis honestioribus ad parum honesta deflectit. Veluti si ex oeconomo fias coquus, è mercatore caupo, ex theologo grammaticus. Apud nostrates tamen inconstantiam potissimum significat. Simile illi: Optat ephippia bos piger. (Adag., Chil. I, Cent. VII, no. 95).
15 Nov. 1893.
a. beets.