we in de Chroniek ao 852 (Earle pg. 67), waar het geinterpreteerd wordt door ‘faggots’, ofschoon
onmiddellijk daaraan sixtiga fôðra wuda voorafgaat: een
zeer late copie van het origineele charter der in de Chroniek vermelde schenking vinden we in het Cartularium Saxonicum van De Gray Birch II pg. 59 No. 465: sixtiga foðra wuda & twoelf foður groefan & sex foður gearda. Maar de taalvormen van het stuk zijn van zoo laten tijd, dat met geard zeer wel het oudere gerd, d.i. echt ws. gierd, later gyrd, ‘roede, teen’ bedoeld kan zijn (ea als latere breking van e). Ook de beteekenissen stemmen niet overeen: got. gazds, ohd. en mhd. gart, on. gaddr, mnl. gaert beteekenen alle prikkel, aculeus, stimulus, niet roede, virga: zonderling zou het zijn, dat een ags. geard daarvan afweek om geheel noodeloos den zin van gerd, gierd, ohd. gerta, mnl. gaerde aan te nemen. Ja, men mag een stap verder gaan en de vraag opwerpen of werkelijk ohd. gerta, hd. gerte, ags. gerd, gierd, gyrd, ons gaarde, gard wel etymologisch met bovengemeld got. gazds en zijn verwanten samenhangen. Wel is waar bestaat een on. gedda als afleidsel van gaddr, maar het woord beteekent geen roede, maar snoek, en kan, ook om andere redenen, met ohd. gerta enz. niet worden
geidentificeerd. Welk recht heeft men om de landläufige etymologie van gerta als ondersteld got. *gazdi, -jôs staande te houden? Mij dunkt geen recht hoegenaamd. Got. gazds, mnl. gaert hebben niets met ags. g(i)erd mnl. gaerde ‘roede’ uit te staan. In het Angelsaksisch wordt een ogerm. azd met of zonder umlaut tot eord: reord, got. razda, waarvan afgeleid gereorde in de bet. van ‘taal’ en ‘maaltijd’ en hiervan weer gereordan; heordan ‘hards of flax’ vinden we reeds in de Corpusglossen 1908 (stuppa), in de Cleopatraglossen (Wr. 383, 9; 451, 27 vgl. 492, 38), en vergelijkt men terecht met on. haddr ‘haar’ d.i. hazdz. Indien nu ags. gierd, gerd werkelijk een r uit z had, waarom luidt het woord dan niet geord? En hetzelfde is van toepassing op Kluges ondersteld geard ‘stokje’, waaraan ik voorshands alle geloof ontzeg.
Leiden 6 Oct. 93.
p.j. cosijn.