Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 13
(1894)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Van den os op den ezel.Dezer dagen in Borchhardt's Sprichwörtliche Redensarten iets nasnuffelend, viel mijn oog, bl. 131, op de uitdrukking vom Pferd auf den Esel kommen en dacht ik daarin eene bevestiging te vinden van de vaak uitgesproken beweringGa naar voetnoot1), dat onze spreekwijze van den os op den ezel springen (vallen) eigenlijk geluid heeft van den ors (paard) op den ezel. De toelichting, welke hij erbij voegt en waaruit blijkt, dat bij Erasmus Adag. I, 282 de uitdrukking voorkomt ab equis ad asinos, welke even als het duitsche spreekwoord zurückkommen (achteruitgaan), seinen Zustand verschlechtern, beteekent, versterkten mij nog in die meening, vooral ook omdat ik bij Harrebomée gevonden had, dat Servilius, bl. 62, de zegswijze vermeldt: van het paert op den ezel. Doch verder lezende trof mij de volgende belangrijke toevoeging: ‘Das Sprichwort musz schon im römischen Altertum bekannt gewesen sein; vgl. Plaut. Aulularia 2. 2. 56: “hoc magnum est periculum me ab asinis ad boves transcendere”; hier gilt offenbar der Esel als ein ungleich nützlicheres Haustier als das Rind’. In bedoeld tooneel houdt de rijke Megadorus om de hand van den armen Euclio aan. Deze wantrouwt dat aanzoek en zegt:
| |
[pagina 18]
| |
Ik heb de heele passage aangehaald 1o. om aan te toonen, dat de Duitscher ‘offenbar’ ongelijk heeft, met zijne bewering aangaande het laatste vers. De beteekenis is geheel anders, nl.: ‘Voor mij is het zeer gevaarlijk, van de ezels over te loopen tot de ossen; d.w.z. als arm man met een rijkaard aan te spannen’. 2o. om te doen zien, dat ook hier de spreekwijze op een verandering van staat doelt, zoowel als vom Pferd auf den Esel kommen. De quintessens van hetgeen Borchardt hier mededeelt, kunnen wij ook reeds bij Tuinman, Spreekw. bl. 371, vinden. Wij lezen daar o.a. ‘De Latijnen zeggen Ab asinis ad boves, van de ezels tot de ossen, dat een opklimmen van minder tot meerder uitdrukt. Het tegendeel is Ab equis ad asinos, van de paarden tot de ezels. Men kan de Adagia van Erasmus over dat beide nazien’. Wat leeren wij nu hieruit? Dit: dat beide uitdrukkingen naast elkander hebben bestaan en op eene verandering van staat doelen. Het laatste is bij de uitdrukking van den os op den ezel thans niet meer het geval: zij beteekent van den hak op den takGa naar voetnoot1). Zij zal er echter wel mede in verband staan; doch daar de spreekwijze van den ors op den ezel door geen voorbeeld bij Mnl. schrijvers gestaafd is, acht ik het waarschijnlijk, dat de zegswijze van den os op den ezel afkomstig is van ab asinis ad boves, waarin uitdrukkelijk van ossen gesproken wordt, al staan die dan ook hier achteraan, in plaats van vooraan. Misschien heeft juist dit spelenderwijs plaatsen van den os vòòr den ezel aanleiding gegeven tot onze beteekenis: iets niet in juiste, geregelde volgorde doen.
h.j. eymael. |
|