Tiecelijn. Jaarboek 3 (jaargang 23)
(2010)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 455]
| |
Interview
Tiecelijn opgenomen in de DBNL
| |
[pagina 456]
| |
Eeuw (2000) en Het volle leven (2002), Het verleden van Nederland (samen met Jan Bank e.a., 2008).
Wat wil de dbnl en hoe is de website ontstaan? Van Stipriaan: ‘De dbnl is een website over de Nederlandse literatuur, taal en cultuurgeschiedenis. Naast de literaire teksten kan men ook secundaire literatuur, biografieën, portretten en hyperlinks aantreffen. De plannen tot het publiceren van een website zijn reeds in 1998 gesmeed door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Deze al sinds 1766 bestaande maatschappij werd opgericht als een vereniging van letterkundigen, taalkundigen en historici met als hoofddoelstelling de onderlinge samenhang van de betreffende disciplines te bevorderen. In 2000 wordt een proefwebsite van de dbnl on line gebracht en in 2002 vindt de officiële presentatie van de website plaats. De stichting ontvangt een jaarlijkse bijdrage van de Nederlandse Taalunie.’Ga naar eindnoot1
Waaruit bestaan jouw werkzaamheden? Van Stipriaan: ‘Mijn werkzaamheden zijn zeer divers. Naast het richting geven aan de voortdurende ontwikkeling van de website, schakel ik de adviescommissiesGa naar eindnoot2 per tijdperk in, heb ik de alledaagse bedrijfsvoering, coördineer ik de digitalisering van alle teksten, onderhoud contacten met de toeleveranciers en ontwikkel ik de redactionele concepten voor de website met gebruikmaking van de technische mogelijkheden. Dit laatste beschouw ik als mijn belangrijkste taak. Ik heb dit vanaf het begin gedaan omdat ik vind dat dat elders vaak niet goed gebeurt. Er heerst een naïef vertrouwen dat de ‘techniek’ er als het ware vanzelf voor zorgt dat het goed komt. Belangrijkste grondstoffen zijn de teksten zelf. Daarnaast krijgen de auteurs, periodes en dateringen de volle aandacht.
Hoeveel medewerkers zijn er bij de dbnl betrokken? Van Stipriaan: ‘Er zijn negen personen werkzaam in het gebouw op het Rapenburg. Tien tot twintig studenten/semi-vrijwilligers verrichten op freelance basis allerlei klussen voor de dbnl. In het Verre Oosten zijn nog zo'n 50 à 60 medewerkers actief die de teksten scannen en digitaliseren.’
Wat kan men vinden in de dbnl? Van Stipriaan: ‘De dbnl wil een representatief beeld geven van de Nederlandse literatuur met inbegrip van de taalkunde vanaf de middeleeuwen tot vandaag. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen een rechtenvrij en een rechtendragend deel. De toestemming van auteurs, en soms van hun uitgevers, | |
[pagina 457]
| |
is nodig. Met name het twintigste- en eenentwintigste-eeuwse materiaal is rechtendragend. Zeker 60% van de website bestaat uit rechtendragende teksten. In 97% van de gevallen is toestemming verkregen. Soms wordt door een auteur de opname in de dbnl geweigerd. Sommige auteurs wensen een vergoeding die niet door de dbnl verstrekt kan worden. Maar in de meeste gevallen vinden de auteurs hun teksten niet goed genoeg meer voor publicatie op internet.’
Waarom opname van tijdschriften in de dbnl? Van Stipriaan: ‘Ze zijn een ongekende ‘Fundgrube’ (goudmijn hr) van inzichten en soms verbluffend tijdloze dan wel zeer tijdgebonden stellingnamen. Sommige tijdschriften zijn wel digitaal beschikbaar, maar moeilijk vindbaar en dan ook nog heel slecht ontsloten. De dbnl is in staat artikelen van één auteur te verbinden aan het overige werk van die auteur. Aanvankelijk werden de meest bekende bladen als De Gids en Forum opgenomen. Toen dit eenmaal op gang kwam, begonnen de adviseurs aan te dringen om per tijdvak meerdere tijdschriften op te nemen. Het plan is om op de langere termijn ongeveer duizend tijdschriften te digitaliseren. Dat gebeurt integraal. Dus vanaf het eerste nummer tot de laatste aflevering. Daar zijn nu de lopende tijdschriften aan toegevoegd. Dit gaat in nauwe samenwerking met die redacties. Ongeveer 60 periodieken hebben zich aangesloten. Hierbij speelt natuurlijk vooral de rechtenkwestie. Per auteur wordt om toestemming gevraagd om de reeds geplaatste artikelen in een tijdschrift te mogen digitaliseren en op te nemen in de dbnl. Meteen wordt dan ook toestemming gevraagd voor diens eventuele bijdragen in enkele honderden andere tijdschriften. Een auteur zet daartoe zijn handtekening. Als dit eenmaal is gebeurd dan is het online brengen verder routine. De navraag doet de dbnl zelf en wordt niet overgelaten aan de redacties.’
Welke tijdschriften zijn nu al gedigitaliseerd? Van Stipriaan: ‘Dat zijn er al heel veel. Sommige voor een deel. Van De Gids is de negentiende eeuw al volledig beschikbaar, de twintigste eeuw volgt. De digitalisering van De Vaderlandsche letteroefeningen is al voltooid. Van de lopende tijdschriften noemt Van Stipriaan Spiegel der letteren, en Het Tijdschrift voor de Nederlandse Taal en Letterkunde. Het laatst genoemde tijdschrift is al klaar, maar het is nu wachten op het regelen van de toestemmingen van de auteurs. De dbnl wil een breed spectrum van lopende tijdschriften opnemen, variërend van literaire tijdschriften als De Gids, Revisor, Hollands Maandblad, Parmentier en Armada tot populair wetenschappelijke tijdschriften als Onze Taal en harde wetenschappelijke tijdschriften als Spiegel der Letteren.’ | |
[pagina 458]
| |
Hoe kwam Tiecelijn op de lijst van de tijdschriften? Van Stipriaan: ‘Het werkterrein van de dbnl bestrijkt alle Nederlandstalige gebieden: Nederland, Vlaanderen maar ook Suriname, de Nederlandse Antillen en Zuid-Afrika.
Maar waarom Tiecelijn? Dat is toch niet zo'n bekend tijdschrift, zeker niet in Nederland? Van Stipriaan: ‘Vraag mediëvisten naar wat zij de vijf meest bekende tijdschriften vinden voor de middeleeuwse Nederlandse literatuur, dan wordt, naast natuurlijk Queeste en Madoc, steevast Tiecelijn genoemd. Tiecelijn hoort bij de eerste selectie tijdschriften. Deze afbakening was nodig, omdat er anders geen beginnen aan was. Er zijn zo veel literaire genootschappen of historische kringen met ieder een eigen periodiek, dat selectie geboden was.’
Waarom wordt Tiecelijn op de Filippijnen gedigitaliseerd? Van Stipriaan: ‘Er zijn twee kanten aan deze zaak: de hoge kwaliteit op de Filippijnen en de lage kosten. Men is daar gespecialiseerd in wat men noemt ‘dataconversie’. Men digitaliseert voor meerdere westerse bedrijven. De dbnl is een kleintje vergeleken bij andere bedrijven als Elsevier en het Springerconcern.’
Is er voor de lopende tijdschriften een termijn om opgenomen te worden in de dbnl? Van Stipriaan: ‘De redacties van de tijdschriften bepalen zelf wanneer een lopend tijdschrift wordt opgenomen in de dbnl. De gemiddelde vertraging is ongeveer drie jaar. Dit varieert van geen vertraging, dus direct na verschijnen opname in de dbnl, tot circa tien jaar.’
Waarom zou men nog een abonnement nemen op een tijdschrift als dat tijdschrift nu ook digitaal ter beschikking komt? Van Stipriaan: ‘De populariteit van een tijdschrift neemt toe als men regelmatig via zoekmachines in de oude jaargangen terechtkomt. Als men bijvoorbeeld meerdere malen in Tiecelijn belandt, zal men eerder een abonnement overwegen, omdat dit tijdschrift biedt waar men kennelijk naar op zoek is. Dit is één van de voordelen van de dbnl. Een ander voordeel is dat oudere tijdschriften, die soms moeilijk te verkrijgen waren, nu in te zien zijn op de dbnl. Daar worden ze geïntroduceerd met een ‘banner’, een logo van het tijdschrift, waardoor de herkenbaarheid en bekendheid toeneemt. Ook worden links opgenomen naar het betreffende tijdschrift zodat men zich op de hoogte kan stellen van wat het tijdschrift beoogt en wat er in het nieuwste nummer te lezen valt.’ | |
[pagina 459]
| |
Hoe gebruiksvriendelijk is de dbnl? Van Stipriaan: ‘De gebruiksvriendelijkheid van de dbnl is groot. Men kan op twee manieren zoeken. Ten eerste door de zoekmachines met een trefwoord te activeren. Men kan ook verder selecteren door een bepaald tijdperk in te toetsten of alleen in een bepaald tijdschrift te zoeken. Navigeren kan ook door de teksten van één auteur op te vragen. Ook hier kan men een bepaalde periode afbakenen. De navigatie zal altijd in ontwikkeling blijven, en steeds verfijnder worden. Titel, auteur, plaats en harde dateringen zijn goed hanteerbare zoekcategorieën, maar voor zogenaamde ‘zachte’ trefwoorden als ‘eer’ of ‘Reynaert’ zijn nog geen specifieke presentaties voorhanden.’
Hoe wordt bekend gemaakt dat Tiecelijn digitaal beschikbaar is via de dbnl? Van Stipriaan: ‘Het geven van ruchtbaarheid gaat niet per tijdschrift. Wel worden elke maand de nieuw ter beschikking komende teksten vermeld in de nieuwsbrief waarop een paar duizend leden is geabonneerd. Er komt een campagne rond de toestemming van de auteurs. Begin juni 2010 worden auteurs en het algemene publiek via persberichten op de hoogte gebracht van de plannen om in één campagne de rechten voor een groot aantal tijdschriften in één keer te regelen. Hiermee wordt ook onder de aandacht van het grote publiek gebracht dat de tijdschriften ter beschikking komen.’
Maakt men veel gebruik van de dbnl? Van Stipriaan: ‘Per maand wordt een afzonderlijke bijdrage aan een tijdschrift gemiddeld vijf tot 25 keer geraadpleegd, afhankelijk van het tijdschrift. Soms één maal maar soms ook 500 maal. Bijvoorbeeld het maandblad Tirade, waarvan nu acht jaargangen on line staan, is in maart 2000 keer geraadpleegd. Iets wat in de ‘papieren wereld’ ondenkbaar is. De Gids, waarvan nu 65 jaargangen zijn opgenomen, werd in maart 2010 15.000 keer geraadpleegd.’
De letterkundige TomTom Met deze laatste, niet zonder trots, gemaakte opmerking komt het interview tot een einde. Van Van Stipriaan kreeg ik, bij wijze van naslagwerk, de speciale bijlage De basisbibliotheek, een uitgave van NRC Boeken (3 april 2008) mee. In deze bijlage staat een opmerkelijk artikel van Elsbeth Etty, die de dbnl vergelijkt met een rit over de snelweg met TomTom.Ga naar eindnoot3 Etty somt een aantal voordelen op van het gebruik van de dbnl. Voorbij zijn ‘al die eindeloze, vaak vergeefse strooptochten langs antiquariaten en boekenmarkten: halve levens zijn er mee | |
[pagina 460]
| |
heengegaan. [...] In een paar muisklikken vinden publicisten, cultuurliefhebbers en hobbyisten wat ze nodig hebben. [...] Boekhandel, bibliotheek en antiquariaat zullen er alleen maar voordeel van hebben.’ Haar ervaring is dat belangrijk werk dat zij mocht inzien of in bruikleen kreeg van universiteitsbibliotheken haar begeerte opwekte, ‘zodanig dat ik niet rustte voor ik het zelf in bezit kreeg.’ Het opsporen van teksten via de dbnl is volgens Etty vergelijkbaar. ‘Een boek [...] dat ik, op zoek naar een citaat, scan op internet en dat mij bevalt of mijn nieuwsgierigheid wekt, wil ik vasthouden, op ieder moment kunnen lezen en volkliederen met aantekeningen. Daarvoor struin ik gerust alle boekhandels, antiquariaten, markten en internetsites af en die lol houd je. Er gaat niets verloren. Er komen alleen maar enorme schatten bij.’
En zo is het maar net. Tiecelijn is dankzij de dbnl een eeuwig leven beschoren. Niet alleen Tiecelijn maar ook iedereen die in dit tijdschrift heeft gepubliceerd, wordt aan de vergetelheid onttrokken. En wie zou dat nou niet willen?
De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren is te raadplegen via het internet: https://www.dbnl.org. |
|