Tiecelijn. Jaarboek 3 (jaargang 23)
(2010)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 414]
| |||||||||||||
Recensie
Van den vos Reynaerde vertaald voor ‘non Dutch readers’
|
Willem, who laboured to indite | Willem, die vele bouke maecte, |
Madoc in many a wakeful night, | Daer hi dicken omme waecte, |
Willem took it much to heart | Hem vernoyde so haerde |
That one adventure of Reynard | Dat die avonture van Reynaerde |
In Dutch remained as yet untold | In Dietsche onghemaket bleve |
Which had not been writ of by Arnold.Ga naar eindnoot4 | Die Willem niet hevet vulscrevenGa naar eindnoot5 |
Er zijn twee opmerkelijke aanpassingen in zijn vertaling van de opening van de proloog. Barnouw vervangt vele bouke door Madoc en Willem door Arnold. Beide aanpassingen komen uit het Dyckse handschrift (F).Ga naar eindnoot6 Barnouw verantwoordt deze emendaties niet. Wel schrijft hij in zijn inleiding: ‘One manuscript of Willem's beast epic makes him say in the proloque that he continued the work of another man called Arnout.’ Barnouw gebruikte bij zijn vertaling de editie van J.W. Muller uit 1914.Ga naar eindnoot7 Deze aanpassingen van Muller worden ook overgenomen in de editie van Lulofs en in deel I van Reynaert in tweevoud: Van den vos Reynaerde. De bezorgers van beide edities beargumenteren deze emendaties afdoende.Ga naar eindnoot8 Het zij Barnouw vergeven. Zijn vertaling is goed om kennis te maken met de Reynaert. Voor het Reynaertonderzoek echter is zij ongeschikt. Te veel moet Barnouw de Engelse verzen aanpassen om én dicht bij de tekst te blijven én om de versregels te laten rijmen. Het is daarom goed dat nu een Engelse vertaling beschikbaar is gekomen die men direct met de brontekst kan vergelijken. Maar daarover later meer.
Inleiding
Bouwman en Besamusca openen de inleiding met de vraag of lezers van de Times Literary Supplement wel Van den vos Reynaerde zouden noemen als aan hen gevraagd zou worden wat men tot de meesterwerken van de middeleeuwse literatuur rekent.Ga naar eindnoot9 De bezorgers vrezen dat dan de Reynaert niet genoemd wordt. Het Middelnederlandse dierenepos is in de Nederlandstalige gewesten en onder neerlandici zeer bekend, maar buiten Nederland en Vlaanderen nauwelijks. Zij wijten dit aan de taalbarrière en hopen dat hun editie ertoe bijdraagt dat de Reynaert grotere bekendheid zal krijgen onder de lezers die het Nederlands niet machtig zijn.
Na deze verzuchting gaan zij in op de literaire traditie van de middeleeuwse dierenliteratuur in West-Europa, eerst in het Latijn en later in de volkstaal. In vogelvlucht komen de voorlopers van de Reynaert voorbij. Hieronder bevinden zich de fabels van Esopus, de Ysengrimus en de Roman de Renart. Ook De naturis rerum van Thomas van Cantimpré en Der naturen bloeme van Jacob van Maerlant passeren, bij wijze van inbedding, summier de revue. Voetnoten verwijzen naar Engelse, Franse, Duitse en Nederlandse secundaire literatuur.
Aan de auteur wordt een apart hoofdstuk gewijd. Veel nieuws is daarin niet te vinden, maar als inleiding voor een Engelstalig publiek mogen natuurlijk
de diverse hypothesen niet worden vergeten. Behandeld worden de nog steeds geheimzinnige verwijzing naar Madocke, de discussie over het al dan niet dubbele auteurschap (Willem en Arnout) en de vraag of de cisterciënzer lekenbroeder Willem van Boudelo de auteur was, met een verwijzing naar Rik van Daele.Ga naar eindnoot10 Ook komen de verschillende opties over de periode waarin de Reynaert geschreven is, in deze paragraaf aan de orde. De laatste alinea maakt duidelijk dat de Reynaert, gezien de plaatsnamen rond Gent, in Oost-Vlaanderen gesitueerd moet worden.
Om de lezer op weg te helpen wordt in vijf paragrafen inzicht verschaft in de opbouw van de tekst, maar ook hoe de tekst geduid kan worden. Allereerst komt de proloog aan bod. Er wordt een vergelijking gemaakt met de proloog in de veertiende-eeuwse Esopet, waarin het publiek er ook op wordt gewezen dat het verhaal bedoeld is voor de goede verstaander: het is niet zo maar een vertelling. In The Plot wordt met behulp van de indeling in zes episoden, bekend uit Reynaert in tweevoud deel I, het verhaal kort samengevat. De wijze waarop Reynaert de situaties steeds naar zijn hand weet te zetten, wordt in de paragraaf Words and deeds met behulp van de beknopt behandelde liststructuur, ontleend aan Jauss en Arendt, uit de doeken gedaan.Ga naar eindnoot11 Ook het begrip dramatische ironie, de door de vos gebezigde scone tale en de hervertelling door Reynaert van een gebeurtenis, waardoor een komisch effect ontstaat, worden toegelicht. Een interessante uiteenzetting voor een lezerspubliek dat voor het eerst kennis maakt met de Reynaert. De gebruikmaking door Willem van lokale toponiemen, maar ook van plaatsnamen als Parijs en Aken, wordt toegelicht in de paragraaf Literary space. De bekende tegenstelling tussen het landschap rond het hof en Malpertuus, the park and wilderness landscape, met daaraan gekoppeld de positieve en negatieve connotaties, wordt summier uitgewerkt. In de laatste paragraaf komen de juridische aspecten in de Reynaert uitgebreid aan bod. Ook hier betreft het een samenvatting van de verschillende benaderingen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het juridische en het morele gelijk. De vos wordt, ondanks zijn misdaden, voorgesteld als ontmaskeraar van de hypocrisie van zijn tegenstanders.
Kort wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de verschillende hypothesen voor wie de Reynaert geschreven is. Op grond van de plaatsnamen, die in de Reynaert voorkomen, nemen de bezorgers aan dat het publiek, dat immers die plaatsen moet kennen, gelokaliseerd moet worden in Oost-Vlaanderen. In de discussie of de Reynaert voor de burgerij, de hoge aristocratie of het hof bedoeld was, nemen Bouwman en Besamusca een standpunt in. Het publiek moet bekend
zijn geweest met dierenverhalen uit andere teksten als de Roman de Renart en de Ysengrimus. Als voorbeeld wordt genoemd dat Isegrim in de Reynaert aan het woord komt, zonder dat aan het publiek bekend wordt gemaakt dat het een wolf is. Dat blijkt pas later in het verhaal. Een ander voorbeeld is dat in de Reynaert gezinspeeld wordt op Isegrims visvangst - regelrecht ontleend aan de Ysengrimus - zonder dat de toedracht wordt uiteengezet. Ook de verkrachting van Hersinde door Reynaert, bekend uit de Roman de Renart, wordt niet nader uitgewerkt. Dat koning Nobel een leeuw is, wordt pas veel later duidelijk en dat het hofhondje Courtois in het Frans zijn beklag doet, is voor Bouwman en Besamusca aanleiding om aan te nemen dat de Reynaert geschreven is voor een tweetalig, bemiddeld publiek, dat zijn ‘klassieken’ kent. Volgens hen komt het patriciaat van Gent daarvoor in aanmerking, een hypothese die zij al eerder in Reynaert in tweevoud naar voren brachten.Ga naar eindnoot12
Het is te stellig om te beweren dat het publiek, als het gaat om de introductie van Isegrim in Van den vos Reynaerde, van de inhoud van de Latijnse bronnen op de hoogte was. Dat veronderstelt immers dat het publiek het Latijn beheerste. Het is helemaal niet zeker dat het publiek de verhalen van de Roman de Renart kende - en al helemaal niet de verhalen uit de Ysengrimus. Waarom zou het publiek deze verhalen niet gekend hebben uit Dietse versies? Dat Isegrim een wolf is hoeft dus niet per se terug te gaan op een Franse of Latijnse bron. Die ‘Dietse versies’ hoeven niet per se geschreven bronnen zijn geweest. De Reynaert en zijn voorlopers zijn ontstaan in een tijd waarin de mondelinge en schriftelijke traditie een tijd lang naast elkaar bestonden.Ga naar eindnoot13
In het laatste hoofdstuk van de inleiding worden de overlevering en de receptie uiteengezet. Alle bekende handschriften en fragmenten van Van den vos Reynaerde, maar ook zijn opvolgers Reynardus vulpes, Reynaerts historie en de verdere overlevering via de incunabelen, de Plantiniana en de volksboeken, worden voorgesteld in korte beschrijvingen. Ook de Europese overlevering krijgt de aandacht, o.a. Reynke de vos (1498), The history of reynaerd the fox (1481, Caxton) en Reineke Fuchs, In zwölf Gesängen (1794, Goethe). Ook dit hoofdstuk levert geen nieuwe inzichten op, maar is, zoals eerder werd aangegeven in deze recensie, onontbeerlijk in een editie die de Reynaert wil exporteren naar het buitenland.
Tekst, vertaling en noten
De tekst bestaat uit de Middelnederlandse tekst op de linkerpagina en de Engelse vertaling op de rechterpagina. De vertaling is van de hand van de angliste Thea Summerfield.Ga naar eindnoot14 Om de vertaling zo nauwkeurig mogelijk te kunnen maken hebben Bouwman en Besamusca speciaal voor deze editie een Nederlandse prozavertaling gemaakt. De tekst, die dus aan de basis stond van de Engelse vertaling, is door hen in 2007 in Tiecelijn gepubliceerd.Ga naar eindnoot15 In een korte inleiding geeft zij aan dat de tekst zo letterlijk mogelijk vanuit het Middelnederlands in het Engels is vertaald. Er wordt dus geen rijm gebruikt, hetgeen de duidelijkheid van de Middelnederlandse verzen ten goede komt. De Middelnederlandse tekst is gebaseerd op het Comburgse handschrift. Bij de transcriptie is gebruik gemaakt van de facsimile-uitgave uitgegeven door het Davidsfonds. De editie van Bouwman en Besamusca is een kritische editie. Emendaties worden in de Middelnederlandse tekst cursief aangegeven. In het hoofdstuk Editorial principles, dat volgt op de teksten, kan men terugvinden wat geëmendeerd is en welke bronnen daarbij gebruikt zijn. Zowel A, F, L, B en P zijn daarvoor geraadpleegd. De Middelnederlandse tekst komt overeen met de editie van Bouwman en Besamusca uit 2002. De directe vertaling vanuit het Middelnederlands naar het Engels maakte een uitgebreide annotatie overbodig. In de editie worden in de voetnoten de belangrijkste aantekeningen uit Reynaert in tweevoud overgenomen. Vanwege de soms afwijkende grammatica van het Middelnederlands en het Engels was soms een letterlijke vertaling per versregel niet mogelijk. Daarom is het handig dat in beide teksten een regelnummering is aangebracht. Dit vereenvoudigt het vinden van corresponderende regels.
De Engelse vertaling geeft onverbloemd de obscene en scabreuze passages weer. Cuwaert wordt door Reynaert beloofd ‘to teach him chaplain.’ en hij ‘made him sit / tightly between his legs.’ Tibeert ‘jumped up between the priest's legs, / at the purse that has no seam, / with which the bells are rung’, om de twee bekendste dubbelzinnige passages maar te noemen. Als Reynaert aan Cuwaert het credo belooft te leren, wordt in een voetnoot aangegeven dat het hier wellicht om ‘scabrous allusions to masturbation and sexual intercourse’ gaat. Daarbij wordt verwezen naar het artikel van Martine Meuwese waarin zij verslag doet van haar vondst in een Latijns getijdenboekje uit ca. 1300 van een angstige haas met een ‘bloodied bottom’. Maar, net zoals in Reynaert in tweevoud, wordt hier een slag om de arm gehouden. In dezelfde voetnoot wordt aangegeven dat ‘If this is correct, Reynaert en Cuwaert committed
the sin that should not be named in the Middle Ages (the crimen nefandum): homosexual love.’Ga naar eindnoot16 De scène, waarin Tibeert de paap zo deerlijk toetakelt, laat blijkbaar niets aan duidelijkheid over; een toelichting in een voetnoot ontbreekt.
Verantwoording van de editie
In de verantwoording vinden we de gebruikelijk opsomming van de ingrepen in de tekst terug. Zo zijn afkortingen stilzwijgend opgelost en is de interpunctie, die ontbreekt in het handschrift, toegevoegd volgens de moderne maatstaven. Ook worden de aaneenschrijvingen en het los van elkaar schrijven van samenstellingen (bijvoorbeeld: om dat >omdat, cloester bier >cloesterbier) toegelicht, waarbij gebruik is gemaakt van het Middelnederlandsch handwoordenboek van Verdam (1932). Waar de tekst onduidelijk was of waar tegenstrijdigheden in het Comburgse handschrift staan, is de tekst verbeterd. Deze tekstverbeteringen worden, zoals we hierboven zagen, in cursief weergegeven. Dit kan een enkel woord zijn, maar ook één of meer versregels. In totaal zijn 22 regels toegevoegd. Alle emendaties, die zijn verantwoord per versregel, zijn overgenomen uit de editie van Hellinga (1952).
Beknopte introductie op het Middelnederlands
Matthias Hüning en Ulrike Vogl, beiden verbonden aan de Vrije Universiteit van Berlijn, geven een korte inleiding op het Middelnederlands.Ga naar eindnoot17 Ze behandelen het begrip Dietsch of Duutsch, waarmee mensen in de dertiende eeuw de taal van het volk bedoelden ter onderscheid van het Latijn of Frans. Ook komt de verscheidenheid van het Middelnederlands met zijn vijf grote dialectgroepen: Vlaams, Brabants, Hollands, Limburgs en Oost-Nederlands en de verschillen tussen de dialecten ter sprake. Met name de h aan het begin van een woord (hute, haex i.p.v. ute, aex) die in het Vlaams wel en in de overige dialecten niet wordt geschreven, krijgt de aandacht. De spelling, de uitspraak, de grammaticale structuren, de morfologie en de syntaxis,Ga naar eindnoot18 alles wordt keurig uitgelegd compleet met de verbuiging van zelfstandig naamwoorden en de vervoeging van werkwoorden. Daarbij worden veel voorbeelden uit de Reynaert gehaald.
Verder lezen
In het zesde hoofdstuk, Further reading, wordt, naast de bekende handschriften en fragmenten, een aantal bekende edities opgesomd. Hieronder bevinden zich natuurlijk de editie van Hellinga (1952), maar ook die van Buitenrust Hettema en Muller (1903), Buitenrust Hettema en Degering (1921) en de kritische edities van Jonckbloet (1856), Martin (1874), Van Dis (1972), Lulofs (1983) en Bouwman en Besamusca (2002). Naast andere wordt vooral de kritische editie met het exegetisch commentaar van Muller 1917 en 1944 genoemd. Ook de laatste moderne vertalingen in het Engels, Frans, en Duits, maar ook de Nederlandse vertalingen van o.a. Van Altena (1979), Eykman (2008) en Posthuma (2008) zijn in de opsomming opgenomen.
In de paragraaf Research wordt het onderzoek van de Reynaert in de afgelopen twee eeuwen kort samengevat. Omdat het onmogelijk was om alle secundaire literatuur in deze editie te behandelen, beperken de bezorgers zich tot de laatste decennia. Genoemd worden het onderzoek van de ruimtelijke ordening in de Reynaert van Arendt (1965) en van Van Daele (1994) en het onderzoek naar de cultureelhistorische invalshoek van Lulofs (1975 en 1983). Het onderzoek over de relatie tussen de Roman de Renart en Van den vos Reynaerde, te beginnen bij Willems (1836), Jonckbloet (1856) en Van Mierlo (1927) om te eindigen bij Heeroma (1970) en Bouwman (1991), krijgt ook aandacht. Voor het onderzoek naar het karakter van de vos, niet onbelangrijk bij de interpretatie van het verhaal, wordt verwezen naar de studies van Van Oostrom (1983), Wackers (1986), maar ook van Bouwman (1991), Van Daele (1994) en Reynaert (1996). De paragraaf wordt afgesloten met een opsomming van enkele Engelse publicaties over de Reynaert, waarbij de Engelstalige lezer, die wellicht door deze editie de smaak te pakken heeft gekregen in meer Middelnederlandse teksten, verwezen wordt naar de editie van E. Kooper, waarin studies in de middeleeuwse literatuur zijn gebundeld.Ga naar eindnoot19
De paragraaf eindigt met een korte samenvatting door Hüning en Vogl over het Middelnederlands. Verwezen wordt naar studies en boeken waarin het Middelnederlands behandeld wordt. Ook worden de cursus Middelnederlands van Maaike Hogenhout-Mulder uit 1985 (eerste druk 1983) en de cursus Middelnederlands en Vroegnieuwnederlands van Mooijaart & Van der Wal uit 2008 niet vergeten. Helaas voor Engelstaligen is al dit materiaal in het Nederlands. Wel kunnen ze gebruik maken van een geschiedenisboek over de Nederlandse taal in het Duits van Vekeman en Ecke uit 1992. Meer profijt hebben
ze van een aantal Engelse teksten die handelen over het Nederlands en het Middelnederlands in het bijzonder. Ook hier volgt een kleine opsomming van aanbevolen literatuur. Hetzelfde geldt voor een opsomming van boeken over de syntaxis, de fonologie en de morfologie van het Middelnederlands. Hierbij wordt de opmerking gemaakt dat deze studies niet eenvoudig zijn.
De paragraaf eindigt met de opsomming van een aantal woordenboeken dat men kan raadplegen. Genoemd worden het Middelnederlandsch woordenboek (MNW), het Middelnederlandsch handwoordenboek (MNHW), het Retrograad woordenboek van het Middelnederlands en het Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW). Ook de laatste ontwikkelingen van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), dat historische Nederlandse woordenboeken on line ter beschikking stelt, worden in deze opsomming meegenomen (http://gtb.inl.nl/).Ga naar eindnoot20
Index van de meest voorkomende namen
In een lijst worden de meest voorkomende namen van de dieren, personen en plaatsen alfabetisch opgesomd en toegelicht. De varianten worden tussen haakjes weergegeven. De vindplaatsen worden met versregels aangegeven. Dit geldt overigens niet voor Reynaert de vos. Wel worden zijn naamsvarianten vermeld, maar niet de vindplaatsen. Daar was natuurlijk geen beginnen aan.
Glossarium
In de uitputtende verklarende woordenlijst worden alle woordvormen uit de tekst toegelicht. Alle woorden zijn in alfabetische volgorde opgenomen. De lemma's zijn vet en in hoofdletters weergegeven. Varianten zijn vet en in kleine letters afgedrukt en verwijzen door middel van hoofdletters naar het lemma waarvan ze een variant zijn. Bijvoorbeeld: afghebeten | afbiten. Bij het lemma afbiten vindt men dan de woordverklaring: ‘bite off, cut off’. Ook treft men in het lemma aan of het een sterk dan wel een zwak werkwoord betreft, al dan niet transitief, en soms het voltooid deelwoord als dit afwijkt van de gangbare vervoeging. Een lijst van afkortingen, die veelvuldig voorkomen in de woordenlijst, gaat aan de woordenlijst vooraf. De woordenlijst beslaat maar liefst 62 pagina's; dat is 16% van het in totaal 368 pagina's tellende boek.
Woordindex (semantische velden)
Alsof de letterlijke vertaling, de voetnoten en de uitgebreide woordenlijst nog niet genoeg zijn, volgt nog een lijst van woorden die semantisch met elkaar overeenkomen. Van Dale geeft als voorbeeld het semantische veld van slim.Ga naar eindnoot21 Woorden die met slim overeenkomen, zijn: schrander, pienter, verstandig, wijs, etc. Deze zogenoemde semantische velden zijn bijeengebracht volgens het systeem dat L. Brouwers in Het juiste woord heeft toegepast.Ga naar eindnoot22 De ongeveer tweeduizend lemma's uit de woordenlijst zijn gerangschikt in semantische velden. Niet alle betekenissen van een lemma zijn opgenomen, alleen betekenissen die in de Reynaert voorkomen. De lemma's zijn ondergebracht in een tiental rubrieken. De rubrieken zijn op hun beurt weer onderverdeeld in deelrubrieken. Als voorbeeld hier de tweede rubriek: The Material World. Deze rubriek is onderverdeeld in dertien deelrubrieken. Ik geef ze in een vertaling weer. Schepping, kosmos, onbezielde materie (metalen, steensoorten, textiel, houten producten), planten, dieren, mensen, lichaamsdelen, functioneren van het lichaam, voedsel en drinken, lichamelijk gezondheid, maten, de vier elementen en de zintuigen. Voorafgaand aan de lemma's staat eerst het Engelse equivalent waarna de Middelnederlandse lemma's volgen. Bijvoorbeeld: 2.2.4 Animals - Animal: dier. Fish: pladijs. etc.
De samenstellers geven aan dat met het opnemen van de lemma's in semantische velden de verschillende betekenissen van de Middelnederlandse woorden voor Engelssprekende lezers verduidelijkt worden, in de hoop dat nieuwe inzichten worden verschaft in de taal die Willem heeft gebruikt.
Bibliografie
Het boek sluit af met een uitgebreide literatuurlijst. Alleen de boeken waarnaar in de editie wordt verwezen, zijn in de lijst opgenomen. In de inleiding van de woordenlijst wordt verwezen naar de bibliografieën van o.a. Petit en Teirlinck voor de negentiende eeuw en Muller, Zemel, Geeraedts, Bouwman en Van Daele voor de twintigste eeuw. Een aparte vermelding krijgen Tiecelijn - ‘from 2008 as a Yearbook’ - en Reinardus. De literatuurlijst is up-to-date, dat wil zeggen: ook publicaties uit 2008 zijn opgenomen. Het boek verscheen in de zomer van 2009.
Indrukwekkend staaltje van vakmanschap
De editie is een indrukwekkend staaltje van vakmanschap en samenwerking tussen een aantal gerenommeerde specialisten. De kwaliteit spat er aan alle kanten vanaf. Voor de Engelstalige lezers is dit een zeer goede en degelijke inleiding op de Reynaert. Voor Nederlandstaligen, die het Engels beheersen, is deze editie een handig naslagwerk. Ik betrapte mijzelf erop dat ik, toen ik een Middelnederlands woord niet zo snel begreep, even naar de Engelse vertaling keek en dat mij de betekenis meteen volkomen duidelijk was. Op de beknopte cursus Middelnederlands na, bevat deze editie voor Reynaertdeskundigen geen nieuws. Veel, zo niet alles, is terug te vinden in Reynaert in tweevoud (2002). Vergelijking met deze editie en Reynaert in tweevoud toont aan dat Bouwman en Besamusca veel materiaal, zij het in afgeslankte vorm, hebben overgenomen uit hun editie uit 2002. Voor een eerste serieuze kennismaking met de Reynaert voor ‘non Dutch readers’ is dit natuurlijk geen enkel bezwaar. Je kunt je afvragen of de minicursus Middelnederlands niet een beetje overdone is. Zou een Engelstalige lezer zich verdiepen in deze materie als hij de Reynaert wil begrijpen? Het zou interessant zijn als een ‘not Dutch speaker’ daarover zijn mening zou geven. Het gebruikte materiaal van Bouwman en Besamusca, de nauwkeurige vertaling door Thea Summerfield en de uitgebreide behandeling van het Middelnederlands door Matthias Hüning en Ulrike Vogl maken deze editie tot een degelijk werk. Hopelijk nodigt deze vertaling veel Engelstalige lezers, waaronder ook wetenschappers, tot in lengte van jaren uit om zich nog meer in ‘onze’ Reynaert te verdiepen dan tot nu toe het geval was.
André Bouwman en Bart Besamusca, Of Reynaert the Fox. Text and Facing Translation of the Middle Dutch Beast Epic Van den vos Reynaerde, Amsterdam, 2009.
ISBN 978 90 8964 024 6, 368 p., paperback, 26,25 EUR.
- eindnoot1
- Met de Reynaert wordt in deze recensie de tekst uit het Comburgse handschrift bedoeld, ook wel aangeduid als handschrift A.
- eindnoot2
- André Bouwman is als conservator Westerse handschriften verbonden aan de Universiteitsbibliotheek Leiden. Bart Besamusca is als universitair hoofddocent Middelnederlandse letterkunde verbonden aan de Universiteit Utrecht.
- eindnoot3
- E. Colledge en A.J. Barnouw, Reynard the Fox and Other Medieval Netherlands Secular Literature, Bibliotheca Neerlandica, Leiden/Londen/New York, Sythoff/Heinemann/Londen House and Maxwell, 1967. ‘Reynard the Fox’ werd vertaald door Barnouw. De overige teksten door Colledge.
- eindnoot4
- Barnouw 1967, p. 55.
- eindnoot5
- Jozef Janssens, Rik van Daele, Veerle Uyttersprot, Jo de Vos, Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift, Davidsfonds, Leuven 19912, p. 56. Opmerkelijk is dat Barnouw de eerste zin overneemt uit handschrift F. Zie W.Gs Hellinga, Van den vos Reynaerde. I teksten. Diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500, Zwolle, 1952, p. 2.
- eindnoot6
- A = Comburgse handschrift Van den vos Reynaerde, ca. 1400; F = Dyckse handschrift Van den vos Reynaerde, ca. 1375; B = Reynaerts historie, ca. 1470; L = incunabel Reynardus vulpes, 1473-1474; P = Die hystorie van Reynaert die vos, Gheraert Leeu 1479. Bron: Hubertus Menke, Bibliotheca Reinardiana, Teil I Die europaïschen Reineke-Fuchs-Drucke bis zum Jahre 1800, Stuttgart, 1992, p. 108-111.
- eindnoot7
- Barnouw 1967, p. 162. J.W. Muller, Van den vos Reinaerde: naar de thans bekende handschriften en bewerkingen, critisch uitgegeven met eene inleiding door J.W. Muller, Gent, 1914.
- eindnoot8
- Barnouw 1967, p. 51. F. Lulofs, Van den vos Reynaerde. De tekst kritisch uitgegeven, met woordverklaring, commentaar en tekstkritische aantekeningen met een ten geleide van dr. W.P. Gerritsen, Groningen, 19852, p. 69 en p. 198-200. André Bouwman en Bart Besamusca, Reynaert in tweevoud. Deel I Van den vos Reynaerde, Amsterdam, 2002, p. 11 en p. 240.
- eindnoot9
- The TLS verscheen in 1902 als een bijlage van de in Engeland uitgegeven The Times. Sinds 1914 verschijnt de bijlage wekelijks als een zelfstandig blad.
- eindnoot10
- Rik van Daele, ‘De robotfoto van de Reynaertdichter’, in: Tiecelijn, 18 (2005), p. 179-205.
- eindnoot11
- H.R. Jauss, Untersuchungen zur mittelalterlichen Tierdichtung, Tübingen, 1959. Arendt, G.H., Die satirische Struktur des mittelniederländischen Tierepos ‘Van den vos Reynaerde’, dissertatie, Keulen, 1964. Zie ook Hans Rijns, ‘Reynaert es een trekere’, in: Tiecelijn. Jaarboek 1 van het Reynaertgenootschap, 2009, p. 59-77.
- eindnoot12
- Bouwman en Besamusca 2002, p. 188-193.
- eindnoot13
- Met dank aan Mark Nieuwenhuis. Zie ook het artikel van Robine Bausch-Bronsing elders in dit jaarboek. Zij behandelt o.a. het bedoelde publiek van de Roman de Renart en de mondelinge en schriftelijke traditie in de twaalfde en dertiende eeuw van zowel de Roman de Renart als van Van den vos Reynaerde.
- eindnoot14
- Thea Summerfield was tot januari 2007 docent Oud- en Middelengelse literatuur aan de Universiteit Utrecht. Tegenwoordig houdt zij zich bezig met middeleeuws literatuuronderzoek en vertalingen.
- eindnoot15
- Bouwman en Besamusca, ‘Over de vos Reynaert. Een prozavertaling van Van den vos Reynaerde, in: Tiecelijn, 20 (2007), p. 106-141.
- eindnoot16
- Martine Meuwese, ‘The Secret History of the Fox and the Hare in Trinity B.11.22’, in: G.H.M. Claasens and W. Verbeke (editeurs), Medieval Manuscripts in Transition. Tradition and Creative Recycling. Leuven, 2006, p. 179-195. Bouwman en Besamusca, Of Reynaert the Fox. Text and Facing Translation of the Middle Dutch Beast Epic Van den vos Reynaerde, Amsterdam, 2009, p. 50-51.
- eindnoot17
- Matthias Hüning is professor van de afdeling Niederländische Sprachwissenschaft, Vrije Universiteit Berlijn. Ulrike Vogl doet postdoctoraal onderzoek bij de afdeling Niederländische Sprachwissenschaft en is eveneens werkzaam aan de Vrije Universiteit Berlijn.
- eindnoot18
- Morfologie is de leer van de wijze waarop in een taal (afgeleide en samengestelde) woorden gevormd worden en van de verbuigings- en vervoegingsvormen van een taal. Syntaxis is de leer van het gebruik van de redekundige ontleding, van de woordvervoeging en van de zinsbouw en van de verbuigings- en vervoegingsvormen van een taal.
- eindnoot19
- E. Kooper (ed.), Medieval Dutch Literature in Its European Context, Cambridge, 1994. (Cambridge Studies in Medieval Literature, 21.)
- eindnoot20
- Op de website van het INL kan men tegelijkertijd het Oudnederlands Woordenboek, het Vroegmiddelnederlands Woordenboek, het Middelnederlandsch Woordenboek en het Woordenboek der Nederlandsche Taal raadplegen.
- eindnoot21
- Cd Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal, nr. 14, s.v. ‘semantisch’.
- eindnoot22
- L. Brouwers, Het juiste woord. Standaard betekeniswoordenboek der Nederlandse taal. Gebruikt is de elfde editie uit 1991, samengesteld door F. Claes, Antwerpen, 1991.