decor- en kostuumontwerpen. Maar ook vrienden en kennissen van Ast Fonteyne, merkwaardige ex libris en vele bekende en onbekende reynaerdiana (zo een nooit in de literatuur vermeld aardigst blad van koekjesfabriek De Beuckelaer met prenten van Edward Pellens uit het midden van de twintigste eeuw). De illustraties doorheen het boek wisselen elkaar rijkelijk in kleur en zwart-wit af.
Het boek zet niet alleen Ast Fonteyne in de kijker. De Reynaertgeïnteresseerde kan zich overvloedig laven. Het gedetailleerde verhaal, een kijk op de ‘internationale’ rode schurk, de toneelvos van Paul de Mont met belangrijke gegevens over het Vlaamsche Volkstoneel, waarvan anders belang en geschiedenis ook in de coulissen dreigen te geraken. Verder krijgen we inzicht hoe Reynaert in de loop van de tijden evolueerde - van negatief tot eerder positief -, hoe de leperd zich een plaats wist te veroveren in de collegesteden Lokeren, Herentals, Hoogstraten en Mechelen (of welke bestaande aanknopingspunten men er met de Reynaert had). De nadruk in het boek ligt op het Sint-Anthoniuscollege van Lokeren. Lokeren krijgt ook veel aandacht wat het ‘Nachleben’ van de Reynaert betreft. Zo bijvoorbeeld hoe Reynaert in Daknam verzeilde en hoe Stijn Streuvels er de Reynaertroute inreed (met unieke foto's). Breder vernemen we hoe langsheen Vlaamse wegen in de jaren 1950-1960 de vossensporen werden gevolgd en hoe Reynaert zich wetenschappelijk, cultureel, toeristisch, pedagogisch en zelfs politiek wist te nestelen. De Orde van de Vossenstaart kwispelt even het stof van onbekendheid weg en dit via Fonteynes vriendschap met Bert Peleman (ze leefden niet altijd even vredig samen). Rik van Daele zorgde voor de diverse vossenhoofdstukken. Deze vossendeeltjes zijn bijzonder bevattelijk, herkenbaar, zeer concreet gespijsd, ja een echte Reynaertcatechismus voor de leek, een korte ‘Reynaertencyclopedie’. En soms dacht ik zelfs: zou de titel Reinaert en Ast Fonteyne niet juister zijn geweest? Alhoewel...
Lokeren komt ruim aan bod (30 pagina's; te ruim misschien, zodat Ast Fonteyne wat op de achtergrond geraakt). Het Sint-Antoniuscollege en het cultuurleven in Lokeren tussen 1949-1969 worden beschreven met grote ijver en zin voor accuratesse en volledigheid door de bekwame hand van de vaardige historicus en oud-burgemeester Hilaire Libaut. Uiteindelijk maakt de lezer ook kennis met enkele markante figuren uit Lokeren: burgemeester Prosper Thuysbaert (Rik van Daele), rector Pater Myncke en jeugdschrijfster Yvonne Waegemans (beiden door Lucien de Cock). Het zijn biografische zijsporen die echter de figuur van Fonteyne, het Reynaertmotief en de culturele context uit de jaren 1950-1960 in Lokeren verantwoord aanvullen.
Lucien de Cock (bekend geriater, duizendpoot, kerkhovenspecialist en ook oudleerling van Fonteyne en de voorzitter van het ‘Ast Fonteyne’ genootschap) schetst de levensloop en het testament van Ast Fonteyne. Hij stelt ook de werking van het ‘Ast Fonteyne’ genootschap, initiatiefnemer van het boek, voor. De Cock vult Fonteynes toneelactiviteiten en leraarschap in de colleges van Lokeren, Hoogstraten, Mechelen