is immers jonger dan de Ogier. Mogelijkerwijze gaat het om een topos ‘held door onwaardige tegenstander belaagd’.
Meer voor Roman de Renartspecialisten is de tekst van Noboru Harano: Sous quel nom désigner une partie du ms H du ‘Roman de Renart’ (p. 75-82). Manuscrit H wordt bewaard in de Bibliothèque de l'Arsenal in Parijs (ms. 3334). Het bevat twee versies van branche IV (Harano noemt ze versie 1 en versie 2). Het gaat hier niet om het resultaat van een opzoeking, wel om een praktisch of technisch voorstel in verband met de benaming van deze teksten van de Roman de Renart. In een appendix geeft de auteur nog enkele correcties van de beide versies bij de uitgave van de Pléiade-editie van Strubel e.a. Voor specialisten.
In de lezing van Thomas Reimer, Larger than foxes - but smaller than dogs: The golddigging ants of Herodotos (p. 167-178), refereert alleen de titel aan de vos. Vlot en zeer bevattelijk verwijst Reimer naar de goudgravende mieren uit de Oudheid. Herodotos lokaliseerde ze in een Noord-Indische woestijn in de vijfde eeuw voor Christus. Deze vlijtige mieren, die goud bovenhaalden, krioelden onvermoeibaar doorheen de klassieke, Arabische, Perzische, middeleeuwse en moderne literatuur, van Sophokles tot Donald Duck. Eigenlijk moesten deze diertjes alleen schrik aanjagen. Goudzoekers wilden er rivalen mee van hun goudbronnen weghouden. En eigenlijk ging het niet om mieren, maar om oranjebruine marmotten, groter dan vossen, maar kleiner dan honden. Intussen is geweten dat mieren, termieten en andere gravende dieren mineralen naar boven brengen. Zelfs de moderne technologie maakt daar succesvol gebruik van.
Heel wat aandacht wordt in dit negentiende jaarboek besteed aan de fabel en de fabliau. Antonella Amatuzzi bespreekt in het openingsartikel Les fables dans ‘Le premier livre des emblèmes’ de Guillaume Guéroult (p. 3-23). Deze humanist, vertaler, drukker, schrijver en dichter had zich bekeerd tot het protestantisme en publiceerde in 1550 Le premier livre des emblèmes met daarin zes Esopische fabels. Sterk beïnvloed door zijn protestants geloof en vanuit zijn wens dit geloof te verspreiden, laat de auteur de moralisatie primeren boven het emblematische aspect. Beïnvloed door vooral de Duitse predikanten uit de Reformatie transformeert en verzwakt hij de aesopische traditie.
De aesopische fabels van Marie de France (de eerste in het Frans) werden in de veertiende eeuw vertaald in het Italiaans en nu besproken door Paola Cifarelli (La fortune de Marie de France en Italie aux XIVe et XVe siècles, p. 53-73). Maries fabels pasten zich aan de smaak van het publiek aan. Ze maakte allusies op het dagelijkse leven, wees op frappante gelijkenissen tussen mens en dier, legde nadruk op deugden en ondeugden en vertolkte dit in een kleurrijke en levendige taal. Deze typische kenmerken van Marie de France werden ook in de Italiaanse bewerking gerespecteerd.