Tiecelijn. Jaarboek 1 (jaargang 21)
(2008)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
VertalingDe pastoor en de wolf
| |
[pagina 156]
| |
12 Hier stond de wolf, daar de pastoor; beiden bang
maar ze deelden niet dezelfde angst,
want de wolf, zoals ik stellig meen, stond veiliger.
13 De pastoor prevelde bij zichzelf
en werkte zeven psalmen af,
maar kwam steeds terug op miserere mei deusGa naar eind1
14 ‘De gebeden van het volk hebben mij deze tegenslag geleverd’
zei hij, ‘ik heb hun zielen verwaarloosd
en hun offers opgegeten’.
15 Voor de overledenen zong hij het placebo dominoGa naar eind2
en voor de belofte van de levenden
zong hij alle psalmen.
16 Na het afwerken van alle psalmen
boden de angst van de pastoor en de sluwheid van de wolf
voor beiden uitkomst.
17 Want toen de knielende pastoor
het pater nosterGa naar eind3 zou beëindigen
en Sed libera nos a maloGa naar eind4 tot God wilde roepen,
18 sprong de wolf via zijn rug de vrijheid tegemoet.
De man door wiens list de wolf was gevangen,
gebruikte hij als ladder.
19 Blij en uitbundig
zong de pastoor laudate dominumGa naar eind5
en beloofde voortaan voor het volk te zullen bidden.
20 Daarna werd hij door de buren
gezocht, gevonden en verlost.
Maar nooit meer heeft hij zo vurig en oprecht gebeden.
| |
[pagina 157]
| |
Aantekeningen‘Pastoor’ staat in de originele tekst als ‘sacerdos’. Dit kan zowel met pastoor als met priester vertaald worden. Wij hebben gekozen voor pastoor omdat in veel andere geschriften uit dezelfde tijd wordt gesproken over een pastoor. De belangrijkste reden is de oorsprong van het Nederlandse woord pastoor. Dit komt namelijk van het Latijnse woord ‘pastor’, wat ‘herder’ betekent. In dit gedicht heeft de pastoor een kudde schapen. Hij is dus een soort herder. Bovendien spreekt men wel eens over de ‘kudde’ van een pastoor. Met die kudde wordt dan de groep gelovigen, waar de pastoor verantwoordelijk voor is, bedoeld. In dit gedicht kan dit heel symbolisch geïnterpreteerd worden. De kudde schapen van de pastoor wordt door wolven beetje bij beetje verkleind.
De wolven symboliseren het kwade, de kudde schapen de groep gelovigen die stuk voor stuk worden verleid tot het ongeloof, mede door de slechte zorgen van de pastoor. Uiteindelijk komen de pastoor (het goede) en de wolf (het kwade) tegenover elkaar te staan, de wolf gevangen in de val die de pastoor had gezet om de kudde (de gelovigen) te beschermen tegen de verlokking van het kwade en de pastoor gevangen door de sluwheid van de wolf.
Geen van hen wint echt, waardoor er ook geen verliezers zijn. De pastoor ziet zijn fouten in en belooft beter voor de gelovigen te gaan zorgen. De wolf ontsnapt, maar de vlucht van de wolf zou ook symbool kunnen staan voor de vlucht van het kwade. Het kwade vlucht weg voor het goede, waaruit blijkt dat het goede overwint. | |
[pagina 158]
| |
NawoordHet gedicht over de pastoor en de wolf, in het Latijn Sacerdos et lupus, komt uit een verzamelhandschrift dat uit het midden van de elfde eeuw dateert. Deze verzameling gedichten staat bekend als de Liederen uit Cambridge (Carmina Cantabrigiensia). Het handschrift is vernoemd naar de huidige verblijfplaats, maar een groot deel van de gedichten is afkomstig van het Europese vasteland.Ga naar eind1
Het gedicht is een komische illustratie van het spreekwoord ‘Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in’.Ga naar eind2 De pastoor, in de dierenepiek wel vaker het slachtoffer van satire, hecht meer aan zijn kudde schapen dan aan zijn kudde gelovigen.Ga naar eind3 Hij brengt enkele benauwde momenten door in het gezelschap van de naamloze wolf waarvoor hij de kuil had gegraven. In nood realiseert de pastoor zich dat hij zich niet voldoende om het zielenheil van de hem toevertrouwde kudde heeft bekommerd en begint dan vurig te bidden. De wolf, niet minder bang, ziet zijn kans schoon en springt via de rug van de pastoor de kuil uit. Eenmaal verlost van de wolf en bevrijd door zijn parochianen, bekoelt zijn geloofsvuur weer, want zo oprecht bidden als hij in de kuil had gedaan deed hij sindsdien nooit meer.
In Sacerdos et lupus komen we een aantal elementen tegen die in latere Latijnse en volkstalige gedichten rondom de vos en de wolf terugkeren. Natuurlijk de pastoor die wel wat anders aan zijn hoofd heeft dan het hoeden van zijn kudde gelovigen, maar ook de discrepantie tussen woorden en daden, een vast motief in de matière renardienne.Ga naar eind4 Verder het gebruik van frasen uit psalmen en uit de liturgie (strofe 15, 17, 19). Een mooi voorbeeld uit de Ysengrimus (ca. 1150) zijn de verhaspelde gebeden (o.a. het ‘miserere’ en ‘pater noster’) die het oudje Aldrada mummelt wanneer ze Isegrim, die met zijn staart vast zit in het ijs, met een bijl te lijf gaat.Ga naar eind5 Ook in branche 19 van de Roman de Renart, Isengrin et le prêtre Martin, een bewerking van De pastoor en de wolf, duikt dit motief op.Ga naar eind6
Een andere parallel is het spel met even en oneven in de vierde strofe.Ga naar eind7 In De pastoor en de wolf verwoordt dit aftellen de verliezen die de wolven de schaapskudde toebrengen. De dichter van de Ysengrimus stelt de telwijze van de wolf Isegrim (‘de oude’) tegenover die van een boer: ‘Dat een boer cijfers in de verkeerde volgorde opzegt, zodat hij de schapen nooit goed kan tellen, want een dwaze boerenpummel telt zo: één, twee, drie. Op een andere manier kan de stakker niet tellen. De oude maakte altijd van drie twee en van twee één en noemde de laatste nul. Zo telt een onbehouwen boer van één tot een willekeurig totaal, waardoor hij zijn kudde vergroot, terwijl de oude van enig totaal stap voor stap terugtelt zodat de slinkende kudde geleidelijk tot nul gereduceerd wordt.’Ga naar eind8
De tegenstelling kracht en list (strofe 5) vormt in de Ysengrimus een belangrijk motief. Zo wordt in Ys. VI 135-136, het begin van een nieuwe episode (De verdeling van | |
[pagina 159]
| |
de buit) over Reynaert gezegd: ‘... omdat hij niet op zijn kracht vertrouwde, riep hij zijn sluwheid te hulp.’Ga naar eind9
Hoewel het in Sacerdos et lupus om een anonieme wolf gaat en de vos in geen velden of wegen te bekennen is, ademt dit gedicht toch al de sfeer van de latere verhalen rondom Reynaert de vos en zijn tegenspelers, met name de eveneens in het Latijn geschreven Ysengrimus. | |
Het ReynaertprojectTussen november 2006 en januari 2007 hebben leerlingen uit klas 4 gymnasium van I.S.G. Arcus te Lelystad (Judith van Alebeek, Eva Canninga, Bettine Gommer, Marlou Slot en Claire Sluik) bij de verschillende talen teksten bestudeerd die in relatie staan tot de matière renardienne. Motto hierbij was ‘over grenzen heenkijken’. Bij Nederlands is uiteraard Van den vos Reynaerde gelezen, bij Latijn hebben de leerlingen onder andere Sacerdos et lupus vertaald. Diverse fragmenten uit de Roman de Renart zijn bij Frans de revue gepasseerd en bij Engels hebben de leerlingen zich gebogen over het verhaal van de vos en de haan Chantecler in de Nun's Priest's Tale uit de Canterbury Tales van Chaucer. Ter bekroning van dit project zijn we op 5 december letterlijk de grens overgegaan voor een bezoek aan Reynaerts land van herkomst. In Gent hebben ze de Sint-Pietersabdij, de Sint-Baafskathedraal en het Gravensteen bezocht. 's Avonds hebben ze in Hulst het Reynaertmonument bezocht en gegeten in een naar de wolf vernoemd restaurant. Tijdens deze tocht hebben ze meermalen op sporen van Reynaert gestuit.
Leerlingen en docenten waren zo enthousiast over deze aanpak dat ze er in de toekomst zeker mee verder zullen gaan. |
|