Tiecelijn. Jaargang 17
(2004)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||
artikel◼ Jan Delcour
|
- | Er was een goed ontwikkeld ambachtswezen met kennis van houtbewerking, smederij, mechanica, reken- en meetkunde. De kennis was er! |
- | Vlaanderen was in die tijd een der dichtst bewoonde gebieden van West-Europa. De vraag naar meel was groot. De nood was er! |
- | De klimatologische omstandigheden waren goed. In dit vlakke land was er goede landbouwgrond en het waaide er altijd. De wind was er! |
- | De feodaliteit barstte uit haar voegen. Vrijgevochten burgers sloegen voor eigen rekening de hand aan de ploeg. Dit leidde tot een verbetering van de landbouwtechnieken en een grotere opbrengst. Het graan was er! |
- | In dit landje aan de zee bouwde men sinds lang zeilschepen. Daardoor was er de nodige ervaring om te werken met hout en zeilen. De ervaring om de wind te beheersen was er! |
De oudste vermelding van een windmolen in Vlaanderen dateert van 1183. Na deze windmolen in Wormhout volgen Kassel, Hazebrouck, Bailleul, Rupelmonde (1187) en Zonnebeke (1197). De datum van vermelding van een molen is niet de oprichtingsdatum. De windmolen moet dus iets vroeger zijn ontstaan.
Na 1200 neemt het aantal vermeldingen in Vlaanderen zeer snel toe: van 1201 tot 1250 vinden we 24 vermeldingen, van 1251 tot 1300 66 vermeldingen, op één enkele uitzondering na allemaal korenmolens.
De geleidelijke expansie van zowel water- als windmolens in Vlaanderen wordt aangetoond in de Veil Rentier de messire de Pamele-Audenarde, een prachtig geïllustreerd boek van circa 1275, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, waarin nauwkeurig het ‘banaal’ statuut van de molenaar in dit gebied wordt beschreven. In het boek komen miniaturen voor van drie windmolens en negen watermolens.
De molenaar in Van den vos Reynaerde
Toen Willem in de dertiende eeuw zijn meesterwerk schreef, moet hij zeker molens gekend hebben. Hij moet ook vertrouwd geweest zijn met de figuur van de molenaar en diens reputatie van dief. De molen en de molenaar vormen in het verhaal maar een heel klein detail, maar niet zonder betekenis. De molenaar, de dief, wordt bestolen door Tibeert de kater, die op zijn beurt wordt bestolen door Cortoys de hond, die op zijn beurt wordt bestolen door Reynaert. De dief wordt bestolen en dit bij herhaling. Iemand met gelijke munt betalen geeft voldoening en stelen van iemand die gestolen heeft, vermindert het schuldgevoel. En als er iemand moet opdraaien voor de misdaad, is het de laatste van de reeks die alle schuld krijgt.
De molenaar als dief
De molenaar was door het strakke statuut van de feodaliteit gebonden aan oversten, heren en abdijen maar in de twaalfde eeuw doorbraken feitelijke omstandigheden en vooral geldelijke vergoedingen dit strakke keurslijf. De heer gaf wind- en waterrecht in leen en zo konden de vrije molenaars ontstaan (als die maar genoeg afdroegen aan hun heer).
De molenaar en zijn molen zijn altijd van levensbelang geweest voor de lokale gemeenschap. Hij was de man die het onverteerbare graan kon omzetten in voedzaam meel en hij zette daarvoor natuurelementen als water en wind naar zijn hand. Het feit dat hij dát kon en dat de molen altijd wat uit het centrum van het dorp lag, dat hij dag en nacht werkte, zelfs 's zondags, bracht mee dat hij minder onderworpen was aan de sociale controle dan de gewone burger. En van deze vrijheid kon hij gemakkelijk zowel de zoete als de zure vruchten plukken.
De molenaar liet zich voor zijn werk in natura betalen. Op elke gemalen zak hield hij een zeker gedeelte af. De hoeveelheid af te houden meel was niet in elke streek gelijk. Het scheploon, ook maalloon of molster genoemd, bedroeg gemiddeld één zestiende van het gemaal, maar kon variëren van één tiende tot één tweeëndertigste. Wanneer de molenaar niet meer nam dan hem toekwam, waren er geen problemen. Maar wanneer hij ‘te diep schepte’ of ‘zijn mouw liet meescheppen’ kreeg hij zeer snel de reputatie van dief.
De molenaar schepte soms te diep. Maar hij deed dat niet altijd uit hebzucht. Het was ook zijn ‘beroepsverzekering’. Door bij alle weer en ontij te werken in zijn molen liep de molenaar enorme risico's, zowel lichamelijk als financieel. Onweer en storm, bliksem en brand konden heel zijn bezit vernietigen of zware schade aanrichten. De herstellingskosten waren zeer hoog en kwamen bovenop de huurpachten. Daarnaast waren er vaak ernstige ongevallen met zware blijvende fysieke letsels en zelfs de dood als gevolg. Om te overleven moest hij af en toe te diep scheppen. Bovendien vergat de klant nogal gemakkelijk dat van het graan dat gemalen werd
een zekere hoeveelheid verstoof, zodat hij minder terugkreeg dan hij naar de molen bracht.
Dit alles droeg er toe bij dat de molenaar heel vroeg, al dan niet terecht, de reputatie kreeg van dief. Deze reputatie ging al heel snel vanuit de realiteit naar de literatuur. G. Kalff zegt in Het lied van de Middeleeuwen (1884) over de bewoner van de molen: ‘Heel veel goeds hebben de middeleeuwse dichters van hem niet te vertellen. Steeds verweten ze hem: Het stelen van koren dat door hem was gemalen en den overlast die ze vrouwen en meisjes aandoen, wanneer ze het koren kwamen brengen.’ Oude literatuur en volksherinneringen en zelfs archiefstukken getuigen hiervan.
De reputatie van de molenaar als dief zit diep in de volksziel. Zelfs in kinderliedjes komt het thema geregeld aan bod:
Of in raadsels zoals:
Wat is goed voor de molenaar?
Dat zijn zakken niet kunnen spreken!
Wat is het verschil tussen God en de Mulder?
God heeft opgehouden te scheppen, de Mulder doet het zijn leven lang.
Ook spreekwoorden liegen er niet om:
Men vindt geen molenaarshaan of hij eet gestolen graan.
Molenaars en varkens zijn gauw vet.
Een begijnenpater, een visserskater, een molenaarshaan: als deze drie van honger sterven zal de wereld vergaan.
Voor de maalders hangt er een hesp [ham] in de hemel. Die is nog altijd niet begonnen.
In liedboeken of op ‘vliegende blaadjes’ van straatzangers wordt de molenaar ook vaak bezongen en als dief gehekeld. Zo bijvoorbeeld door marktzanger Joseph Sadones uit Geraardsbergen (1755-1816). Deze heel bijzondere man was in tegenstelling tot de meeste van zijn (veelal meer marginale) collega's, een geletterd man en van alle marktzangers misschien wel de meest dichterlijke. Hij zou zelfs tot de Rederyckerskamer van Geraardsbergen hebben behoord. Hij kwam over als een wijs en belerend zanger-dichter die zijn liedbladen overlaadde met allerlei moraliserende waarheden. Hoewel ernstige liederen het belangrijkste deel van zijn reper-
toire vertegenwoordigen, komt er toch herhaaldelijk een plezant lied in voor. De Fabel of Klugtig gezang op de stemme van Adieu Engelinne is een lied met als thema de molenaar als dief en zijn geschil met de ratten.
Fabel of klugtig gezang
Stemme: Adieu Engelinne
De Franse papierfabrikant Joseph Michel Montgolfier bouwde samen met zijn broer de eerste hete luchtballon. De eerste demonstratie vond plaats op 4 juni 1783. De luchtballon was gevuld met lucht, verhit door brandend stro en gehakte wol. Dat de luchtballon zeer snel een grote verspreiding kende, blijkt uit het volgend liedje van Sadones. Uit de reactie van de molenaar (dief) blijkt dat niet iedereen vertrouwd was met het nieuwe fenomeen. De melodie Den Nieuwen Orgel, of Den Stags Soldat is ons totaal onbekend.
Een nieuw gesang en dat van een molders geval, die lest zoo was bevreest en dat van een Log-bal
De stemme: Den Nieuwen Orgel, of den Stags Soldat
In La Revue de l'Houtland (nr. 80, 08/94) staat het Nieuw lied van den Molenaer, een lied uit de documenten van Georges van Bokstael uit Bambecque 1894. Het lied is in achttiende-eeuws ‘Vlaams’ geschreven en is opmerkelijk ouder dan de datum die vermeld staat. Het betreft waarschijnlijk een hekellied op een waar gebeurd verhaal, gezongen op de klassieke wijze van Pierlala. Wanneer de tekst niet altijd strookt met de melodie is dat enkel te wijten aan het feit dat het lied door een minder goede liedzanger of een gelegenheidsdichter is geschreven.
Nieuw lied van den Molenaer
Op de wijze van Pierlala
Appartenant à Georges Van Bockstael de Bambacque le 19 avril 1894
De natuurlijke tegenspeler van de molenaar is de boer, de landman. De volksmond zegt:
De koeken die de mulder bakt steelt hij uit de boerenzak.
De molenaars hebben de beste varkens in het land, daarvoor zorgen de meelzakken van de boeren.
In de late Middeleeuwen werd die strijd tussen molenaar en boer al bezongen in het Antwerpsch Liedboek. Dat boek, Een Schoon Liedekens Boeck van 1544 bevattende 221 veelderhande liedekens, oude en nyeuwe om droefheyt ende melancolie te verdrijven was zeer populair en kende een grote verspreiding en diverse herdrukken. Waarschijnlijk is het liedboek onder druk van de Kerk op de index van verboden boeken geplaatst en werden de meeste exemplaren uit schrik voor de inquisitie en de daarmee gepaard gaande straffen vernietigd. In 1821 lokaliseerde Hoffman von Fallersleben in de Herzog August Bibliothek van Wolfenbüttel het enige ooit teruggevonden exemplaar van dit drukje. In dat boek vinden we over de molenaar in lied 176:
en in lied 201:
In de achttiende-eeuwse liedbundel De Schiedamze Molenaar, uitgegeven te Amsterdam in 1751, staat het lied Een klugtig Lied tusschen een Boer en een Molenaar. Dit lied bestaat uit zes strofen van acht versregels op het ongewone rijmschema ababccdc, waarbij het d-vers telkens eindigt op het woord ‘molen’ en waarop als rijmecho nog de uitdrukking volgt ‘by myn zolen’. Hiermee wordt een kluchtig effect nagestreefd.
Een klugtig Lied, tusschen een Boer en een Molenaar
Stem: Als't begint
De boer, de landman die het in de meeste gevallen moet afleggen tegen de molenaar, wordt in een aantal liederen opgehemeld met de stelling dat zonder zijn werk de molenaar werkloos zou zijn. In het lied Als vader Adam spitten uit Kers-nacht en de naervolgende dagen (Antwerpen, zonder jaartal) staat:
De relatie van de molenaar met de bakker is van een ander niveau. Hier gaat het om een relatie tussen twee beroepen die stelen om den brode, die dat elkaar verwijten maar toch voor elkaar moeten zwijgen. De bakker en de molenaar zijn niet alleen in die situatie zegt de volksmond:
Met bepaalde beroepen steekt de volksmens graag de draak. De handelswijze van die mensen wordt vaak op de korrel genomen, zoals in het lied Van vier eerlyke Liên. Op de stemme: Van den Corporael uit het Brugs Almanak uit 1786, bewaard in de stadsbibliotheek in Brugge:
In het Nieuw liedtboeck ghenaemt den vrolijcken speelwaghen van Jacobus de Ruyter halen we het lied: Ghemeenen twist tusschen den Backer en den Meulder. Stemme: Logé mon Bagage. Het liedboek werd uitgegeven te Antwerpen in de achttiende eeuw (z.j.) door M. Verdussen. Van De Ruyter weten we weinig. Naast het feit dat hij enkele liedboeken schreef, was hij ‘Rederijcker en klerk’ te Veurne. Dit dialooglied verhaalt de twist tussen twee dieven die elkaar op het einde vinden omdat ze er beiden baat bij hebben.
Ghemeenen twist tusschen den Backer en den Meulder
Stemme: Logé mon Bagage
In een handgeschreven liedboekje van André Vermeulen uit Beveren-Leie (verzameling Herman De Wit) staat nog zo'n prachtig dialooglied: Twist tusschen Bakker en Mulder, een tweezang waarvan de melodie spijtig genoeg niet gekend is.
Twist tusschen Bakker en Mulder. Tweezang
In het stadsarchief van Oudenaarde (Fonds Handschriften en zeldzame drukken, nr. 36) wordt een merkwaardige bundel marktliederen bewaard, samengebracht door (of althans in het bezit geweest van) Edmond Vander Straeten (1826-1895), bij leven stadsarchivaris van Oudenaarde. Deze man was een bekend muziekhistoricus en kenner van het volkstoneel in Vlaanderen. Bij zijn overlijden schonk hij een aantal boeken en theaterprogramma's aan de stad Oudenaarde, waaronder wellicht deze bundel met liedbladen ingebonden in een harde kartonnen kaft met perkamenten rug. De bundel bevat 162 liederen, waaronder voor ons onderwerp het zeer interessante: Klugt van de verkeerde Broek, een lied van vijf strofen van telkens twaalf verzen, ‘gerijmd en gezongen door B. Triempont en zyne Huysvrouw, uit Geraardsbergen op de stemme God lof ik heb een post, gedrukt te Gent bij L. van Paemel’. Het lied handelt over een muldersvrouw die de bakker als minnaar heeft. De man en de minnaar trekken bij vergissing elkaars broek aan. Daardoor is de minnaar ontmaskerd. De mulder houdt de broek van de bakker en al het geld dat hij in de broek van zijn rivaal vindt.
Klugt van de verkeerde broek
Stemme: God lof ik heb een post
Harrie Franken geeft in zijn boek Liederen en dansen uit de Kempen een bloemlezing van liederen opgetekend in zijn streek. Pieta van Zeeland uit Bergeyk zong hem het lied De Rechter voor, een lied dat het Laatste Oordeel verhaalt. De molenaar wordt alweer als dief veroordeeld tot de hel, ditmaal in gezelschap van de notaris, de bakker die zijn brood bakte met zeep en gruis, en de boer, die het graan met valse maat verkocht.
De Rechter
Blijkbaar luidt het devies: eens een dief, altijd een dief.
Bibliografie
Bauters, P., Kracht van wind en water, Leuven, Davidsfonds, 1989. |
Bauters, P., Van Zadelsteen tot Zetelkruier, 2000 jaar molens in Vlaanderen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 1998. |
Goeminne L., L. Denewet & P. Bauters, De oudste windmolens in het graafschap Vlaanderen (1183-1300), in: Molenecho's. Vlaams tijdschrift voor molinologie, 32 (2004) 2, p. 80-108. |
Huys, P., Molens in veelvuldig perspektief. Verzamelde molinologische opstellen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 1993. |
Huys, P., Molen en molenaar te kijk gesteld. Molinologische opstellen II, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 1996. |
Kalff, G., Het lied in de Middeleeuwen, Leiden, 1884. |
Rivals, C., Le moulin, le meunier, la meunière dans les chansons, Toulouse, 1985. (Onuitgegeven doctoraatsthesis.) |
Rivals, C., Le moulin et le meunier. Mille ans de meunerie en France et en Europe. Tome II. Empreinte édition, 2000. |
Top, S., Twee eeuwen marktzangertraditie in Vlaanderen, Jaarboek 3, Galmaarden, Volksmuziekatelier Galmaarden, 1985. |
Van den Bossche, H., Een spreekwoord, een naar woord. Een studie van molenspreekwoorden, Sint-Amands aan de Schelde, 2000. |
Vos, F., Marktzanger Joseph Sadones (o1755-+1816), Leuven, 1977. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling.) |
- eind1
- den heyl: een gehucht
- eind2
- eegde: eg
- eind3
- Iomber: donker
- eind4
- t'kats-spel: plein waar het kaatsspel wordt gespeeld
- eind5
- met vollen raem: met zwierige armbeweging
- eind6
- gestel: gesteld, verzorgd
- eind7
- krottist: iemand die slecht zijn zaken regelt
- eind8
- keeremelk: karnemelk
- eind9
- muyl: muilezel
- eind5
- welaan
- eind6
- hun
- eind7
- stoot, duw
- eind8
- afrossen, slaag geven
- eind9
- moud of mouw (lange halfronde bak voor het meel)
- eind10
- multeren (?) = scheppen van scheploon.