indien mogelijk, steeds getoetst - als Goossens, om geen tweede standaard te moeten ontwikkelen en als teken van respect voor onze voorganger. Er werd aandacht besteed aan de eventuele voorpublicaties, aan de bron van de uitgave, aan de illustrator(en), de latere drukken en de bibliografische aspecten (paginanummering, titelpagina, band, papier ...) van de publicatie. Bio- en bibliografische gegevens over de auteur en de illustrator(en) werden niet verder opgenomen en kunnen later in een soort Reynaertencyclopedie nog eens uitgewerkt worden.
Alle lemma's hebben dezelfde structuur. Eerst komt de bibliografische beschrijving aan bod en vervolgens:
rubriek a: voorpublicaties |
rubriek b: bron en genre |
rubriek c: illustrator(en) en illustraties |
rubriek d: band, colofongegevens, drukken en varianten |
rubriek e: anekdotiek |
rubriek f: verwijzing naar andere bibliografieën en relevante studies. |
De belangrijkste gebruikte studies en enkele bestaande Reynaertcatalogi werden opgenomen in een aparte bibliografie achteraan. Tussen de beschrijvingen werden circa 60 titelpagina's, omslagen of illustraties opgenomen om een overzicht te geven van de rijkdom aan vormgeving en verluchting in twee eeuwen Reynaertpublicaties.
Bibliografisch werk is nooit af. Morgen ontdekt een verzamelaar een onbekende herdruk in zijn collectie, een ander omslag of zelfs een uiterst zeldzaam en nooit geïnventariseerd werkje. Overmorgen verschijnt een nieuwe editie. Daarom wordt deze bibliografie vanaf 1 januari 2005 ook op het Internet - de website www.welcome.to/tiecelijn - geplaatst.
Om een breder én ander publiek te bereiken en de verzamelaar te plezieren (of uit te dagen?), wordt van dit tijdschriftnummer een tweede druk op de markt gebracht met een ander omslag ...
Een alles omvattende Reynaertbibliografie, inclusief de wetenschappelijke uitgaven en de Reynaertschoolboekjes, de gebloemleesde fragmenten in taal- en literatuurboeken voor het onderwijs en de duizenden Reynaertartikelen en -recensies is nooit samengesteld. Er is zelfs nog nooit een poging ondernomen, hoewel de gedigitaliseerde BNTL (Bibliografie van de Nederlandse Taal en Letterkunde) de moedige bibliograaf al een stuk op weg kan helpen. Daarom krijgt deze publicatie zeker nog vervolgedities.
Graag willen wij tot slot Wim Gielen (die uit zijn rijke collectie talrijke aanvullingen voorstelde) en de redactieleden van Tiecelijn bedanken voor de grondige lectuur en de kritische opmerkingen. Hulp kwam er ook van de talrijke door ons aangeschreven en aangesproken mensen (Chris Coppens, Etienne de Koning, Philippe Proost en de medewerkers en verantwoordelijken van diverse wetenschappelijke instellingen, o.a. AMVC, Stadsbibliotheek Antwerpen, Kadoc, Bibliotheek KU Leuven en Bibliotheca Wasiana).
Elke gebruiker van deze bijdrage, die wij willen opdragen aan Jan Goossens en de geduldige echtgenotes van de samenstellers, roepen wij op om aan deze nooit eindigende inventarisatie verder mee te werken.
Rik van Daele, Peter Everaers, Willy Devreese en Erwin Verzandvoort