verslag
■ Marcel Ryssen
Reynaert bezet de Beverse ‘vesten’
Je moet durf hebben en ik waag het te zeggen: een flinke portie lef om de zoveelste versie van het Reynaertepos op de planken te brengen. Daarbij dan niet kiezen voor de gemakkelijkste vorm, maar voor de complexe opgave van een musical waarin muziek, dans en woord op een zelfde niveau moeten staan en een perfect geheel moeten vormen. Dat veronderstelt een leger kundige medewerkers, die onverdroten uren, dagen, weken, ja maanden veil hebben voor een avontuur waarvoor zij meestal niet echt zijn opgeleid. In Beveren, in 2002 voorzitter van het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert, hebben ze dat aangedurfd en met succes bewezen hoe een hele gemeenschap hand in hand voor een culturele voltreffer kan zorgen: De Vosical, een voor de hand liggende titel die ik toch origineel durf te noemen.
Reynaerts loze treken en streken werden als kerngebeuren ingebed in een caleidoscoop van randactiviteiten: van een fraaie doorlopende tentoonstelling van werkjes van het Geo-Artproject (door de Beverse scholen) in de foyer van Ter Vesten tot allerlei activiteiten zoals vertelavonden, film, dia en video, bijscholing, poëzie, boekententoonstellingen (strips incluis), op stap met Boons Wapenbroeders, enzovoort. Als een gestaag wentelende as daartussen: 11 voorstellingen van Reynaert, De Vosical (verlengingen dus) en dit steeds voor een bomvolle zaal. Heel Beveren zat met een vos op schoot. Uit alle hoeken van het Waasland liep Ter Vesten vol.
Steunpilaren waren de verenigingen van Beveren, cultuurcentrum Ter Vesten en de Gemeentelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans. Voor tekst en regie zorgde Johan de Paepe (hij kneep uit Reynaert I en Reynaert II een eigentijds libretto). Fio van Steenlandt componeerde de viriel-krachtige muziek en dirigeerde bovendien. Katja Pire leidde een nerveus-vitale en moderne choreografie in goede passen. Renilde Wauters (regieassistente), Annemie de Maeyer (kostumering), Wim van Remortel (decor en vormgeving), Paul van Moere, Rik van Daele en Wim de Strooper (productieleiding) pasten elk op hun terrein de puzzelstukjes onfeilbaar in elkaar. En een klein leger zorgde voor communicatie en promotie.
Alle spelers vernoemen is onbegonnen werk, maar er moet gezegd worden dat allen zonder één uitzondering sterk geloofden in hun rol en die dan ook met volledige inzet beleefden, figuranten incluis, wat de kwaliteit van het geheel maximaal ten goede kwam. Grimbeert vond ik het sterkst geacteerd, de dubbelzinnige gluiperd met luizen in zijn pels, die op het gepaste moment de scharnieren van het libretto oliede. Ook Bruun de beer vond ik heel sterk: een krachtige stem, fors in zijn bewegingen, ontstuimig. De reeks kan ik verderzetten en opzettelijk schrijf ik ‘ik’ omdat ik weet dat weer andere kijkers misschien ook nog andere namen zullen toevoegen (niemand viel immers echt uit de toon). Hoe knap de Reynaertrol bijwijlen ook werd vertolkt, toch miste ik een beetje de echte vos. Op gepaste wijze werd aan Nobel gestalte gegeven: de zwakke vorst die overheerst werd door een overtuigende koningin, die steviger in de stem zat.
Bijzonder verdienstelijk en zeer betekenisvol vond ik dat de Vosical zich niet beperkte tot de Reynaert I van ‘Willem die Madoc maecte’, maar ook Reynaert II, zij het dan zeer ingekort tot de hoofdmomenten, aan bod liet komen. Voor menig lid