Tiecelijn. Jaargang 15
(2002)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
artikel■ Dries Vanysacker
| |
De intrede van weerwolfprocessen in de Zuidelijke NederlandenOnder invloed van een Antwerps vlugschrift de dato 7 december 1589 aangaande Duitse heksenprocessen en een opmerkelijk weerwolfproces in Bedburg bij Keulen - waarvan we in 2003 de uitgave verzorgen in samenwerking met Boris Rousseeuw bij de Carbolineum Pers als zevende aflevering van de reeks facsimile's van oude Vlaamse drukken - vinden we op het einde van de zestiende eeuw diverse echo's van weerwolverij in de Zuidelijke Nederlanden terug. Henric Costerius († 1618), de beruchte en corrupte vice-rector van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen en protonotariusGa naar eindnoot3., schrijft in die periode: De derde plaag [naast de oorlog en de hongersnood na meerdere misoogsten] in de Nederlanden was het feit dat hier een tijdlang de mare ging dat niet alleen de beesten wolven waren, die de mensen | |
[pagina 194]
| |
vernielden, maar dat de mensen zelf ook weerwolven waren. Een paar mensen die door wolven gebeten waren, hadden mij gezegd dat die er aan sommige lichaamsdelen als mensen uitzagen. Maar ik heb nooit kunnen geloven dat dit echt waar was. Totdat ik vernam dat rond Keulen een weerwolf gevangen werd, die trouwens voor het gerecht volledige bekentenissen aflegde en dan ook terechtgesteld werd.Ga naar eindnoot4. Waar ging het geval Stump eigenlijk over? Deze boer uit Erprath kon zich bij middel van de toverkunst in een weerwolf veranderen en had gedurende 24 jaar zijn kunsten bedreven. Tijdens het folterverhoor bekende hij dertien kleine kinderen van zes à zeven jaar gedood te hebben, alsook twee mannen en een vrouw. Verder had hij zeven jaar lang met zijn eigen dochter geboeleerd. Vooraleer men hem tot pulver verbrandde op 31 oktober 1589, had men hem tienmaal met een gloeiende tang geknepen en gepitst, met een bijl zijn armen en benen in twee gebroken, hem geradbraakt en hem tenslotte het hoofd afgeslagen, en zijn lichaam verbrand. Daarna maakte men een houten wolf en plaatste die op een rad met zijn hoofd erop gespijkerd. ‘Also is desen wolf geloont.’
Nog in 1589, en meer bepaald op 18 december - welgeteld elf dagen na het verschijnen van bovenvermeld vlugschrift! -, begonnen de Lierse stadsschepenen tijdens het heksenproces van een zekere Cathelyne vanden Bulcke te vragen of de duivel of sommige onevenwichtige personen zich niet transfigureerden in wolven en onder die gedaante kwaad berokkenden aan mens en dier. Cathelyne verklaarde onder de pijniging dat ‘Moonvaeder’, dit was haar duivel, haar verteld had dat er acht weerwolven actief waren rond Broechem en in Lachenen in de buurt van Antwerpen. Gedurende zeven jaar hadden zij personen die uit Antwerpen vertrokken overvallen, hun kleren uitgetrokken, vermoord en in putten en kuilen gedumpt. Cathelynes duivel had haar gezegd dat de weerwolven rood van uitzicht waren en in feite kinderen die door hun ouders vervloekt waren. De weerwolven waren gedurende 24 uur geneigd tot bijten en stopten daarna weer 24 uur. Ze leken soms op mensen, maar dan met een andere kleur, en ze hadden een zwart lijf en waren gespecialiseerd in het kwellen van kleine kinderen en andere personenGa naar eindnoot5.. In 1596 verscheen bij de Leuvense drukkers Johannes MaesGa naar eindnoot6. en Philippus ZangriusGa naar eindnoot7. van de hand van de Franse minderbroeder Claude Prieur een zeer interessant tractaatje (72 pagina's), getiteld: Dialogue de la lycanthropie ou transformation d'hommes en loups, vulgairement dits loups-garous, et si telle se peut faireGa naar eindnoot8.. In de vorm van een dialoog tussen Scipio, Eleion en Proteron, waarbij laatstgenoemde duidelijk het standpunt van de auteur vertolkte, poogt de minderbroeder de vraag te beantwoorden of mensen zich nu wel degelijk in weerwolven konden veranderen. Dat er naast wilde uitgehongerde wolven, ook mensen waren die al dan niet onder invloed van magie en betovering vooral kleine kinderen aanvallen en verscheuren, staat volgens Prieur vast. Maar als trouw gelovige van de katholieke Kerk kon hij niet geloven in lycanthropie of de reële fysieke transformatie van een mens in een wolf: noch de zalfjes, noch het doorwaden van rivieren, noch het reciteren van magische formules, noch het omgorden van riemen of schaapsvellen, noch de duivel zelf hadden daar de macht toe: God liet zoiets niet toe. Wat wel mogelijk was, aldus Prieur, was dat naar gelang van het geloof dat men eraan hecht, mensen via magie, of de duivel via het aannemen van een lichaam, zich konden laten zien, ook | |
[pagina 195]
| |
aan de anderen, in een vreemde aparte gedaante (lees: onder meer in de gedaante van een wolf). En dit omdat ze via toverij de anderen of zichzelf in een staat van gezichtsverblinding en zelfs geestesverblinding dompelen. Interessant hierbij is het bronnenmateriaal waarop de minderbroeder steunt: hij citeert niet enkel klassieke auteurs, kerkvaders en scholastieken, maar ook tal van demonologen. Zo toont hij zich een kritisch lezer van de Malleus Maleficarum (de Heksenhamer), en van de voorbeelden en theorieën van Johannes Nider (1380-1438), Ulrich Molitor (+ 1501), Jean Bodin (1529/30-1596), Johannes Wier (1515-1588) en Peter Binsfeld (1545/46-1598). Daarnaast praat hij ook over eigen ervaringen met wolvenGa naar eindnoot9.. Opmerkelijk is dat Eleion, één van de gesprekspartners, via bekende auteurs bewijzen wou dat lycanthropie wel degelijk bestond. Naast voorbeelden uit demonologische tractaten diste die ook het recente procesverhaal op van Peter Stump. Ook de jezuïet Martin Delrio (1555-1608), wiens Disquisitionum magicarum libri sex voor het eerst verschenen te Leuven in 1599, en die heel wat meer invloed had in onze gewesten dan de fameuze Heksenhamer, heeft het in een interessante quaestio over transformaties met behulp van de duivel, onder meer over de casus Stump: Zo'n tien jaar voor het verschijnen van dit werk is in Bedburg een man genaamd Peter Stump terechtgesteld, daar hij meer dan 20 jaar geboeleerd had met een succubus en door die laatste aangespoord werd tot het bedrijven van vele wandaden. Die duivelin zou hem een brede gordel geschonken hebben, waarmee hij zich voor de ogen van de anderen in een weerwolf kon veranderen. In die gedaante zou hij vier kinderen gewurgd hebben en hun hersenen opgegeten. Hij zou ook twee dochters van zijn eigen zoon en zelfs een eigen dochter opgepeuzeld hebben en zijn peettante tot vrouw genomen hebben. Deze gebeurtenis werd niet enkel verhaald, maar later ook in druk verspreid en vastgelegd in een kopergravure. Delrio beschouwt dergelijke metamorfose van mensen in dieren, meestal in katten of weerwolven, als een schijngedaantewisseling waarbij de verbeelding en fantasie iets voorgespiegeld werd. Nochtans deed de veelvuldigheid van getuigenissen over Stumpf het bestaan van weerwolven ongetwijfeld moeilijk ontkennen.Ga naar eindnoot10. Opvallend bij Delrio is het weer speciaal benadrukken van de taboemisdaden van Stump. In vergelijking met het vlugschrift van 1589, zijn Stumps wandaden nog toegenomen: hij pleegde niet enkel moorden en incest, maar hij at ook kinderhersenen en zelfs zijn dochter en kleinkinderen op. Stump was dus ook een kannibaal!
Toch is het aantal weerwolfprocessen of vermeldingen van weerwolven tijdens heksenprocessen in de Zuidelijke Nederlanden miniem. In het totaal gaat het om dertien processen, waarbij zes personen (allen van het mannelijk geslacht) tot de vuurdood veroordeeld werden. Van de terechtgestelden waren er bovendien slechts drie exclusief van weerwolverij beschuldigd. De processen zijn te situeren tussen 1589 en 1661. We gaan ze één voor één na en kijken of we sporen terugvinden van gelijkaardige taboedaden als bij het ‘archetype Stump’.
In 1598 werd Jan van Calster door de Mechelse stadsschepenen aangehouden | |
[pagina 196]
| |
omdat hij als weerwolf twee kleine kinderen te Bonheiden zou hebben doodgebeten. Hier gaat het dus om kindermoord. Hij ontkende en werd vrijgelaten na het betalen van de proceskosten. In Mechelen ondergingen Thomas Baetens en Augustijn de Moor, respectievelijk in 1642 en 1649, hetzelfde lot. Hun vrouwen waren als tovenares aangehouden, terwijl zij als weerwolf verdacht stondenGa naar eindnoot11.. Minder goed verging het Henry Gardinn, die in 1605 door de justitie van de stad en het land van Limburg door middel van vuur terechtgesteld werd. Een zekere Jan le Loup - what's in a name - en diens vriend hadden Gardinn ervan overtuigd weerwolf te worden. Op hun aanraden trok hij een kattenvel over het hoofd, veranderde in een weerwolf en stal na zes dagen een kind. Ze aten het alle drie samen in de streek van de Fagne op, waarna Gardinn er wel twee of drie dagen ziek van was. Medeplichtige Jan le Loup sloeg op de vlucht en ging te Heusden wonen. Op weg naar Maastricht werd hij gevat. Voor de stadsschepenen van Maastricht ontkende hij eerst alles en beschuldigde hij Gardinn van haat en nijd, maar tijdens het pijnlijk verhoor brak de weerstand van deze 50-jarige man. Hij bekende reeds sinds vier à vijf jaar een weerwolf-tovenaar te zijn en een kind te hebben opgegeten. Zijn duivelin Jalet had hem belet te biechten, zoniet werd hij in het water gegooid. Zij had hem ook een busje met poeder gegeven om koeien te betoveren. Drie jaar geleden en nog eens een half jaar terug had hij verschillende malen seksuele betrekkingen met zijn duivelin gehad. Deze was ‘gestedt van onderen als een beeste, daer men mach voor schroomen en gansch kalt en stynckende’. Ze droeg zijn kleren en als hij mensenvlees had gegeten was hij wel drie à vier uur lang ziek. Hij was een paar keren met haar naar de ‘dansen’ geweest. Op 5 november 1607 werd hij aan een paal gewurgd en tot as verpulverd. Gardinn werd duidelijk van kannibalisme beschuldigd. Op de executieplaats werd - net als bij Stump - een hoge paal met een rad opgericht met bovenop een houten figuur van een weerwolf, de anderen ‘ten exemple’Ga naar eindnoot12.. Tussen 1608 en 1611 sprak de Raad van Vlaanderen zich uit over reformatieberoep tegen een vonnis van de schepenen van het Brugse Vrije. In dit proces was op 5 december 1608 de eis van Maerten van Daele en zijn echtgenote Mayken tot eerherstel en een geldboete tegen Pieter de Cock, diens echtgenote Adrianeken, Jos Willaert en diens echtgenote Janne afgewezen. Laatstgenoemden zouden in het openbaar hebben verklaard dat Maerten en zijn vrouw ‘toveraers ende toveressen’ waren, de koe en de kleinkinderen van Willaert betoverden en in de gedaante van een (weer)wolf diens kalveren hadden gebetenGa naar eindnoot13.. Hier hebben we eerder te maken met als weerwolven of wolven verklede tovenaars. In juni 1609 nam de schepenbank van Roermond een zekere Johan van Uffelt, genaamd Bijster, in hechtenis. Het gerecht had hem als medeplichtige aangewezen van Johan Prickelken, die een paar jaar voordien te Maaseik als weerwolf verbrand was geworden. Een schepen van Maaseik werd erbij geroepen, maar deze had van Van Uffelt nooit gehoord. Hij werd dan ook vrijgelatenGa naar eindnoot14.. Een jaar later noteerde een ‘Doorgaende Waerheit’ in het Brugse Vrije op 13 maart 1610 de naam van een zekere Lenaert de Schuttere uit Zuienkerke. Hij werd onder andere van weerwolverij verdachtGa naar eindnoot15.. De vermenging van toverij en weerwolverij is zeer duidelijk. Gerechtshoven integreerden het weerwolfmodel in hun heksenprocessen en definieerden het als een bijzondere en wreedaardige vorm van schadelijke toverij binnenin het hekserijdelict. Sommigen gingen met Bodin zo ver om de - hoofdzakelijk mannelijke - weerwolf als alternatief van de - hoofdzakelijk vrouwelijke - heks te beschouwenGa naar eindnoot16.. | |
[pagina 197]
| |
Mooie voorbeelden van de vermenging van toverij en weerwolverij vinden we in de Leiestreek rond de jaren 1652-1661Ga naar eindnoot17.. Landbouwer Jan Vindevogel, 55 jaar, verblijvende te Ooike, was niet alleen de plaatselijke heksenkapitein ten dienste van de duivel, maar tevens had hij als weerwolf door de velden gelopen. De gedaanteverandering geschiedde door middel van een vel of kleed dat hij van de duivel gekregen had. Hij werd op 29 juli 1752 te Ooike gewurgd en verbrandGa naar eindnoot18.. Niet echter zonder eerst Joos Verpraet van Olsene als collega-weerwolf aangeduid te hebben. Deze gaf bij zijn latere aanhouding in 1661 als heks ook toe dat zijn knecht en zijn meid hem voor én tovenaar én weerwolf aangezien hadden. Hij werd door middel van het vuur terechtgesteldGa naar eindnoot19.. Matthys Stoop had een contract met de duivel afgesloten, bezoeken aan de sabbat gebracht en had verschillende misdrijven van schadelijke toverij op zijn geweten. Daarnaast werd hem tevens ten laste gelegd dat hij in de gedaante van een weerwolf diverse streken had doorkruist. Die metamorfose had hij bewerkstelligd door het omdoen van een riem gemaakt van stoffen, zoals van vellen, die hij ontvangen had van de duivel. Zijn abominabele en execrabele daden waren absoluut onduldbaar in een geciviliseerd land, aldus het vonnis. Hij werd op 11 september 1657 door de leenmannen van Asper en Zingem veroordeeld tot het vuur na wurging aan de staakGa naar eindnoot20.. | |
Ook weerwolfprocessen in de Noordelijke Nederlanden?De meeste ‘Noord-Nederlandse’ weerwolven zijn totnogtoe gevonden in smaadprocessen, waarbij blijkt dat in de oostelijke gebieden (Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland) de scheldwoorden ‘weerwolf’ of ‘tovenaar’ exclusief gebruikt werden ten aanzien van mannen. Beide termen waren dan ook ten volle synoniemGa naar eindnoot21.. In 1595 werd de Gelderse stad Arnhem echter wel opgeschrikt door een heuse weerwolf. De beschuldigde Jan Martenssen van Steenhuijsen, ook Hans Podeck genoemd, bekende drie jaar lang wolf geweest te zijn. Hij had in die hoedanigheid zijn mensenverstand behouden, maar het vermogen gemist om te kunnen spreken. Dikwijls hadden wel acht of tien wolven om hem rondgelopen, terwijl de duivel ook in wolvengedaante met hem meeliep. Deze had hem eens proberen te doden omdat hij geweigerd had schade te berokkenen aan de dieren. De verdachte had zelf om een waterproef gevraagd om zijn onschuld te bewijzen. Later gaf hij echter verschillende misdaden (diefstal en schadelijke toverij) toe. Hij werd op 7 augustus 1595 aan een paal gewurgd en vervolgens verbrandGa naar eindnoot22.. In Holland kwamen geen weerwolfprocessen voor. Een in 1615 te Breda uitgegeven pamflet vermeldt wel dat er op 28 januari van dat jaar in Nieuw-Beijerland een weerwolf aangetroffen was die veel spijt had betoond over zijn zondig leven. De schrijver van dit pamflet wilde vooral zijn lezers waarschuwen voor het naderende einde der tijden en deed geen enkele poging een ware gebeurtenis te beschrijven. Verder beschreef een medicus een geval uit Alkmaar waarvan hij zelf getuige was geweest: een krankzinnige boer verbleef op het kerkhof en verscheen ook in de kerk waar hij verwoed de banken op- en afsprong. De man was totaal vervuild en sloeg met een stok om zich heen naar de honden. De medicus kwam tot de conclusie dat hij als gevolg van hondenbeten ziek was geworden en zich inbeeldde een weerwolf te zijnGa naar eindnoot23.. Helemaal anders ging het eraan toe in de reeks toverijprocessen in Amersfoort en Utrecht in de jaren 1591-1595Ga naar eindnoot24.. Het ging om personen die vanwege hun familie- | |
[pagina 198]
| |
banden met reeds veroordeelde heksen of vanwege hun reputatie op magisch gebied voor verdenking in aanmerking kwamen. Voor ons is de aanhouding van Folkert Dirks, een 62-jarige boer van het Hoogland, in 1595 op verdenking van toverij van belang. Net als deze van zijn 17-jarige dochter Hendrikje en zijn vier zoons, de 14-jarige Hessel, de 13-jarige Elbert, de 11-jarige Gijsbert en de 8-jarige Dirk. Op basis van de verklaringen van die kinderen en met behulp van de tortuur ontwikkelde er zich vervolgens een proces, waarbij vier personen ter dood werden veroordeeld, een vrouw zelfmoord pleegde, een man alles in de steek liet en op de vlucht sloeg en het gezin van Folkert Dirks volledig ontwricht raakte. De verklaringen van de 13-jarige Elbert kwamen er in hoofdzaak op neer dat de kinderen een pact met de duivel hadden gesloten, dat ze samen met hun vader van de duivel een harige riem ontvangen hadden waardoor ze terstond in wolven veranderden, twee kleine ossen in de keel beten en hun bloed zopen. De duivel beval hen ook vaak zich te ontkleden, waarna ze de gedaante aannamen van katten, de ene een zwarte, de andere een grijze en hun vader ook een grijze. In de buurt van Amersfoort troffen ze andere personen aan in de gedaante van katten (een rode kater en een grijze kat), waarmee ze om twee uur 's nachts poot aan poot dansten en zongen. Volgens de 14-jarige Hessel was de duivel eens door de schoorsteen met een rode kater bij hem gekomen, waarna de kater in een vrouw veranderde en met de aanwezigen danste, tot de duivel haar zei: ‘Gij lelijk beest, nu zul je met me mee gaan’. De duivel bond haar een leren riem om het lijf, ze veranderde onmiddellijk in een wolf, waarna dit duo samen met Hessel de schoorsteen uitvloog naar het veld, alwaar ze in de gedaante van wolven beesten aanvielen en opaten. Na een confrontatie met zijn twee zonen, na twee folterbeurten en een waterproef, ging vader Folkert uiteindelijk door de knieën. Hij bekende een paar jaar eerder van de duivel een zwart wambuis gekregen te hebben en als hij dat aantrok werd hij gekweld om kwaad te doen en kon hij zichzelf in een kat of een wolf veranderen. Ja, hij was verscheidene keren met zijn kinderen in het veld geweest om het vee te bijten en hij was ook een keer in Amersfoort geweest, maar had zelf niet meegedanst. De rode kater was er trouwens ook. Op 14 juni werd hij ter dood veroordeeld en nog dezelfde dag verbrand. Een week later werd zijn 17-jarige dochter Hendrikje onder handen genomen. Ze vertelde hoe zij zich als 11-jarige aan de duivel had overgegeven en sinds een jaar of drie, vier ‘lichamelijk met hem converseerde’. Op initiatief van haar vader was ze twee keer in de gedaante van een wolf mee het veld ingegaan en ook naar de dansen getrokken. Ze had er een zekere Grietje Segers, door het volk de rode kater genoemd, gezien, alsook een zekere Cornelis Hendriksz Bulck en diens zoon Anthonis, alsook een zekere Maria Barten. Eerstgenoemde Grietje pleegde bij haar gevangenneming zelfmoord, terwijl Cornelis Bulck met de noorderzon verdween. De anderen kwamen terecht in de mallemolen van het gerecht en bekenden onder de tortuur als wolven en katten met de Dirksen meegedaan te hebben. Anthonis, Hendrikje en Maria werden op de brandstapel geplaatst en door middel van vuur geëxecuteerd. De levens van de zoontjes Hessel, Elbert, Gijsbert en Dirk besloot het Hof, gezien hun leeftijd, te sparen. Wel moesten ze de executie van hun zus Hendrikje en Maria bijwonen en werden ze tot bloedens toe gegeseld. Uit deze vreselijke geschiedenis kunnen we afleiden dat de metamorfose in wolf geen exclusief mannelijk privilege wasGa naar eindnoot25.. De van weerwolverij verdachten waren hier doders van vee en eerder heksen dan ‘navolgers’ van Stump. | |
[pagina 199]
| |
Metamorfoses in andere dierenUit bovenstaand overzicht van weerwolfprocessen blijkt dat in de Nederlanden tijdens de zestiende en zeventiende eeuw naast de metamorfose in wolven, deze in katten de meest populaire was. Verwonderlijk is dat geenszins: de mutatie van een heks in de gedaante van een kat is een wezenlijk element in de geleerde demonologie. In een vragenlijst voor tovenaressen uit 1594 in het Roermondse archief wordt niet toevallig op de zogenaamde kattendans, een obscene viering van de duivel met zijn aanhangers in de gedaante van katten zeer uitvoerig ingegaanGa naar eindnoot26.. Een beroemd voorbeeld uit de Malleus maleficarum van drie katten die een man uit Straatsburg aanvielen, door hem met een stok geslagen werden, waarna diezelfde man werd aangehouden op beschuldiging van drie respectabele dames uit de stad lelijk toegetakeld te hebbenGa naar eindnoot27. kwam bijna letterlijk terug in een Roermonds proces van 1660. Een aanklaagster vertelde dat er 's nachts een kat bij haar in bed was gekropen, haar vele malen heel lang op allerlei delen van het lichaam had gekust en haar nachthemd had opengekrabd. Op een andere ochtend was een mooie kat met zwarte strepen in huis binnengeslopen, die haar rok en benen streelde. De vrouw dacht bij zichzelf dat het wel eens een heks kon zijn, ze had een bijl genomen en op de voorpoten van de kat geslagen. Na die slag veranderde de kat in een mens, die oprecht geleek op een buurvrouw. Deze werd op bevel van de rechters door een dokter onderzocht, maar gelukkig voor haar werd geen letsel aan haar handen gevonden. In het vergelijkbare verhaal in de Malleus was dit wel degelijk wel het gevalGa naar eindnoot28.. Ontkenningen tijdens verhoren zijn ook belangrijke indiciën van de heersende opvatting rond metamorfosen. In een proces te Tongeren in 1668 ontkende Marie Coenen stellig ooit veranderd te zijn in een kat, een bok, een varken, een hond of een paard, toen zij naar de dans ging of ervan terugkeerde. Zij gaf wel toe dat haar duivel zich soms veranderde in een paard of een koe. De duivel was ook eens aanwezig op de sabbat als een hond met ogen als brandende kaarsenGa naar eindnoot29.. In Holland veranderden heksen zich in zwarte kraaien of zwarte katten. Een mooi voorbeeld dateert uit 1592, toen een tovenares uit Goedereede in de gedaante van een kat een schuur binnensloop waar een jongen bonen zat te peulen. Die had haar daarop met een hooivork in haar geslachtsdelen verwond zodat zij, toen zij weer haar menselijke gedaante had aangenomen, van een buurvrouw wat lijnolie diende te lenen om zich te verzorgen. Transformaties waren dus geen ongevaarlijke bezigheden en waren vaak technieken om seksuele taboes in te kleden. |
|