artikel
■ Friedrich von Fuchs
Reineke Fuchs: Goethe volgt Gottsched
Het is 250 jaar geleden dat Johann Christoph Gottsched bij Peter Schenk, uitgever te Leipzig en Amsterdam, zijn bewerking van Reineke Fuchs het licht deed zien. Zijn vertaling vanuit het Nederduits in het Hoogduits werd, in 1752 dus, gedrukt door Johann Gottlob Immanuel Breitkopf in Leipzig.
Toen Johann Wolfgang von Goethe (geboren te Frankfurt am Main op 28 augustus 1749 en overleden te Weimar op 22 maart 1832) aan zijn vossengedicht begon was het Reynaertverhaal niet nieuw voor hem, want waarschijnlijk kende hij het al vanaf zijn jonge jeugd. Over het genoegen dat hij beleefde aan de vloeipapieren volksboeken vertelt hijzelf in Dichtung und Wahrheit. Toen hij, 16 jaar oud, in Leipzig begonnen was met zijn studie schreef hij aan zijn ruim één jaar jongere zuster Cornelia hoeveel hij had moeten lachen bij het lezen van Reineke Fuchs. Op de vos duiken ook later vaak toespelingen op, zoals bijvoorbeeld in zijn brieven aan Charlotte von Stein. Toen Goethe in Leipzig aankwam, leefde Johann Christoph Gottsched nog. Hij was geboren op 2 februari 1700 in Oost-Pruisen, in het dorp Juditte nabij Königsberg en overleed in Leipzig op 12 december 1766. Sinds enige jaren werd de professor door de studenten, en niet door hen alleen, niet meer zo ernstig genomen. Goethe heeft Gottsched nog persoonlijk gekend. Hij kwam ook thuis bij hofraad professor Johann Gottlob Böhme, die een bibliotheek bezat waarin een fraai gebonden exemplaar van Gottscheds Reineke Fuchs stond, met de 57 gravures van Allart van Everdingen. Bijgebonden een nadruk van het Nederduitse origineel: Hinrick van Alkmar Reynke de Vosz uit 1498. Zonder enige twijfel was Goethe dus vertrouwd met het oude dierenepos.
Niet lang na de terechtstelling van koning Lodewijk XVI van Frankrijk op 21 januari 1793 begon Goethe met het neerschrijven van de 4300 hexameters van zijn Reineke Fuchs. Voordat de maand april half voorbij was, liet Herder al in een brief aan Gleim weten, dat het werk af was. Goethe schreef zijn verzen met zeer veel toewijding, hoewel hij er door zijn drukke dagelijkse bezigheden nauwelijks tijd voor had. Om het manuscript door te lezen en te corrigeren had hij het aan een vriend gegeven. Toen hij wilde afreizen naar Mainz zei hij zijn vriend dat hij vond dat hij het mee moest nemen. In het legerkamp in het bedevaartoord Marienborn nabij Mainz vervolmaakte hij de hexameters van zijn ‘unheiligen Weltbibel’ van mei tot juli 1793.
Goethe had veel negatieve kritiek gekregen op zijn werk, omdat zijn hexameters getalsmatig niet zouden kloppen. Zelf beweerde hij, dat hij ‘nach dem Gehör geschrieben’ had. Maar diegenen onder zijn critici die verder keken, begrepen meteen dat de lichte zwier van het gesproken woord en de muzikale soevereiniteit, waarvan voor de verdeling van de cesuren gebruikt werd gemaakt, de tekst buitengewoon levendig maakten.
Zeker is dat Goethe genoot van de prenten die door Gottsched gebruikt werden ter illustratie van zijn Reineke Fuchs. Die waren eerder gemaakt door de Nederlander Allart van Everdingen, die op 18 januari 1621 in Alkmaar werd gedoopt en in Amsterdam werd begraven op 8 november 1675. Diens Reynaertbeeld stond hem steeds voor ogen. Hij was dan ook erg blij toen hij er in 1783 eindelijk in slaag-