| |
| |
| |
portret
■ Wim Gielen
Guido de Graeve en kasteel Notax
Dendermonde Reynaertstad
Het was ergens in maart dat wij een uitnodiging ontvingen om op de vernissage van een tentoonstelling aanwezig te zijn. Dit zou geschieden op zaterdag 6 april 2002 om 11 uur. Plaats van handeling was de Ros Beiaardzaal van het stadhuis te Dendermonde. De tentoonstelling zou toegankelijk zijn op 6 en 7 en ook op 13 en 14 april. De titel luidde: Reinaert de Vos in het Land van Dendermonde.
Dat klinkt! Tot mijn schande ging er geen bel rinkelen bij het lezen van de naam van de kunstenaar aan wiens werken de tentoonstelling was gewijd: Guido de Graeve. Maar we leven in de tijd van de ‘sorry’-cultuur en daar zal mijn, gemeende, verontschuldiging nog wel bij kunnen. Om half elf stonden wij op de Markt in Dendermonde. Nergens een vlag of banier te zien, zelfs geen affiche om kond te doen van de feestelijke opening van een belangrijke expositie. Zou dat kunnen zijn omdat Dendermonde geen Reynaertstad is en zelfs niet in het Zoete Waasland is gelegen? Gelukkig was de functionaris van de VVV al aanwezig en die kon ons wijzen
| |
| |
op de deur van het stadhuis die niet afgesloten was. Het is een groot stadhuis, dat van Dendermonde, en na een Bruunheerlijke tocht: hallen en gangen door, trap op en trap af, kwamen wij in de voorziene plaats. Er was een reeks doeken van kloek formaat (omtrent 60 bij 80 centimeter) tentoongesteld met als onderwerp ‘de belangrijkste personen uit de Reynaert’.
Vervolgens waren er de ontwerpen van een reeks linosneden met ook de vossengeschiedenis als motief. De afdrukken, zeven in getal, werden te koop aangeboden. Het bladeren in de map werd verhinderd doordat iemand achter ons gebiedend met een wandelstok tussenbeide kwam. De stok bleek vastgehouden te worden door de artiest zelf, die ons wilde duidelijk maken dat de tekeningen aan de wand te bezichtigen waren en dat de mappen voor de verkoop bestemd waren en dus niet beduimeld mochten worden. Toen ik over de schouder van de kunstenaar wat verder keek, viel mijn frank. Als afsluitende reeks van de tentoonstelling waren namelijk de kartons (ontwerpen) opgehangen van de ramen van Notax te Destelbergen. Dus stonden we voor de maker van de glasramen in de kelders van dat kasteel!
Intussen kwamen er geleidelijk meer mensen binnen en na een Dendermonds ‘kwartiertje’ nam de heer Robert Ruys het woord. Hij is voorzitter van het Verbond van de Kringen voor Heemkunde in Oost-Vlaanderen. Maar hij is nu ook vriend van Guido de Graeve, schilder-glazenier, die woont en werkt in Merelbeke. Hij heette iedereen welkom en liet ons weten dat hij na enkele gesprekken met de schilder en het bekijken van diens werk, in de kunstenaar ook een Reynaerdiaans wezen had leren kennen. De kunstenaar is in al zijn uitingsvormen doende de toeschouwer de wereld te tonen zoals die eigenlijk is: machtsgeil, geldzuchtig, wraakzuchtig, achterbaks, onbetrouwbaar, leugenachtig. Willem heeft dat in de dertiende eeuw opgeschreven en Guido de Graeve laat het in de 21ste eeuw zien. Daarbij schroomt hij niet de wereldlijke en de geestelijke overheden te kijk te zetten. Met name voor politici is hij meedogenloos. Dat tóónt de schilder in zijn Reynaertreeks, maar ook, en zo mogelijk nog duidelijker, in zijn profane series olieverfschilderijen, aquarellen en grafiek waarin hij afrekent met ‘de slechte wereld’ en niet overdrachtelijk, maar duidelijk geplaatst in de werkelijkheid van onze dagen. De Graeve stelt de wereldvernietigende rijkdom van de mensheid aan de kaak. De grenzeloze hypocrisie van de mensen zet hij op het schouwtoneel. Robert Ruys stelde verder nog dat het niet meer dan billijk zou zijn indien een gemeente of/en een museum in het Waasland de nieuwe serie portretten van Reynaertpersonages aan zou kopen.
Na de inleiding bood het gemeentebestuur van Dendermonde een glas aan en de bezoekers wandelden goedkeurend van het ene werkstuk naar het andere.
De doeken en de prenten zijn vakkundig gemaakt. De kleuren zijn goed gekozen en laten in de reeks staatsieportretten van hoofdfiguren uit Van den vos Reynaerde een licht en vrolijk palet zien. De kartons van de ramen in Notax stammen uit de jeugd van Guido de Graeve.
| |
Kasteel Notax
In 1953 won de jonge glazenier een wedstrijd die drie glas-in-loodramen moest opleveren over de Belgische en Belgisch-Congolese activiteiten in zake landbouw en levensmiddelenproductie. Hij was een van de 78 gegadigden. De winnende glasramen zouden worden aangeboden aan De Verenigde Naties en geplaatst worden
| |
| |
in het gebouw van de FAO, de Wereldlandbouw- en Voedselraad in Rome. De 24-jarige Gentenaar won de eerste prijs en op slag was zijn naam als glazenier gevestigd. Hij kreeg behalve de eer ook een geldprijs en was daarmee een man in bonus, want hij kon het zich nu veroorloven een Volkswagen te kopen. Zijn vader was bevriend met Jozef Goossenaerts en die had iets met de Reynaert. Tezelfdertijd bewoonde de heer Felix Saverijs het ‘spookkasteel’ van Destelbergen. Deze was directeur-generaal van een bierbrouwerij en ook, maar niet in dezelfde tijd, van een scheepswerf. Hij was geïnteresseerd in geschiedenis en in Van den vos Reynaerde. Daarvan had hij, zo vertelde De Graeve mij, een zeer oud, in perkament gebonden exemplaar dat hij bewaarde op een staande lezenaar in een van de kelders van zijn kasteel. Saverijs had de oudste delen (toren en kelders), die nog uit de veertiende eeuw stammen, in 1949 laten restaureren, nadat hij in 1938 het goed had gekocht van burgemeester Hendryckx van Destelbergen.
Oorspronkelijk behoorde het slot met omliggende landerijen tot een leen van de Gentse Sint-Pietersabdij dat gebruikt werd door de Gentse patriciër Diederick Nootaecx (1304-1354). Hoewel de familie Nootaecx op het einde van de veertiende eeuw was uitgestorven, bleef de familienaam aan het landgoed verbonden. De heerlijkheid bezat dertien ‘achterlenen’. Eén daarvan werd vermeld in een door pastoor Jozef de Wilde, Reynaerdist en toen zielenherder van Semmerzake, teruggevonden tekst uit 1348. Daarin wordt voor het eerst melding gemaakt van een goed met de naam Mapertuus, 17 bunders groot en gelegen in Beervelde, zuidelijk van de weg naar Destelbergen in wat nu de wijk Haanhout is. Eerder was Napoleon de Pauw van mening geweest dat met Mapertuus het landgoed Notax bedoeld werd. In navolging noemt ook Isidoor Teirlinck in zijn standaardwerk De Toponymie van den Reinaert dit Maperteeus, in het Frans door De Pauw Malpertuis geheten, als een mogelijkheid voor het kasteel van Reynaert. Als etymologische afleiding van de naam van deze vossenburcht is het tegenwoordig gebruikte De Magere Thijs te herkennen (Maguteys - Maberteys - Maperteeus).
Terug naar Notax. Diederick had een zoon met dezelfde naam die schepen van de stad Gent was. Hij moet een ‘edel mens’ geweest zijn want hij werd in en door Gent tot volksvijand verklaard. Zijn graf, tevens dat van zijn vrouw Beatrijs van Massemen en een kind, lag in de oude parochiekerk van Destelbergen en verdween toen er in 1885 een nieuwe kerk werd gebouwd. In zijn tijd werd zijn bezit als haard van verzet gezien door de Gentenaren en zij betitelden het refuge du mauvais, oftewel Malpertuus. In het begin van de vijftiende eeuw kocht Jan van der Valleye het kasteel. Later deden Frans Sandelin en August Sandelin, die de meyer van Leuven genoemd werd, hetzelfde en in 1680 werd ene Lantman de eigenaar. In 1745 mocht graaf Adolf d'Olisy zich patroon van het landgoed noemen. Dat was nadat de troepen van een van de bekende Franse veelvraten, namelijk Lodewijk XIV, het kasteel verwoest hadden. Dat ging in één moeite met vier andere kastelen, negen dorpen en drie kerken. Op de fundamenten van de puinhopen werd een nieuwe behuizing in Renaissancestijl opgericht. Deze viel in 1830 ten prooi aan de vlammen en werd heropgebouwd in Empirestijl. In 1882 werd het kasteel nog eens door het vuur vernietigd om vervolgens weer opgebouwd te worden. In de laatste jaren van de negentiende eeuw was de Gentse hoogleraar J. Dhondt de eigenaar. In die tijd en vooral door toedoen van diens zoon, die zonderling genoemd mocht worden, kwam het epitheton spookkasteel in zwang.
De heer Saverijs knapte het gebouw op en liet de kelders vrij maken van de invloed van het grondwater.
| |
| |
Een paar jaar later werd hij de gastheer van de Reynaertacademie. Daar werd het Boek gelezen, daar werd geredekaveld, daar werden plannen gesmeed, daar werden sigaren gerookt en een glas gedronken. Jef Goossenaerts bezat geen automobiel. De jonge De Graeve wel. Diens vader was met de taalgeleerde bevriend. Van het een kwam het ander en Guido werd de persoonlijke chauffeur van Goossenaerts bij diens bezoeken aan het spookkasteel.
| |
Reynaertglasramen
En zo zijn we weer terug bij het onderwerp van de tentoonstelling in het Dendermondse stadhuis. Want, zo jong als hij was, was Guido meteen onder de indruk van de kasteelkelders en de aankleding ervan. En ook van de feeërieke verlichting. Bovendien zorgde de Reynaertacademie onder leiding van Felix Saverijs voor de juiste ambiance. Guido de Graeve was zo snel gewonnen voor de ‘schelmenroman’ en wat men daarin na zeven eeuwen nog kon lezen en begrijpen. Daar kwam bij dat Saverijs wel iets in de jeugdige glazenier zag. Toen hij de tekeningen van de FAO-ramen had gezien, duurde het niet lang of hij bestelde bij De Graeve een reeks glas-in-loodramen met de Reynaert als onderwerp. Dat leidde tot de artistieke productie van een negental figuratieve glas-in-loodramen, waarvan twee met tekst. Ze zijn verdeeld in twee, vier dan wel zes paneeltjes en één is er onverdeeld. Daarnaast zijn er nog zestien raampaneeltjes met louter tekst. Deze glazen presenteren elk een aantal verzen uit Van den vos Reynaerde, variërend van 11 tot 21 regels uit het Comburgse handschrift (met Gotische letter). Voor de in totaal 18 ver- | |
| |
zen, die zoals in een stripverhaal een figuratief vlak opvullen, zijn andere variaties van Van den vos Reynaerde gebruikt. Ze zijn klein en van verschillende afmetingen. De beeldverhalen laten zien:
- | Reynaert leert Cuwaert het Credo; |
- | Cantecleer komt bij de koning de vos beschuldigen; |
- | Onder het toeziend oog van de vos wordt de beer, klem in de boom, belaagd door de dorpsbewoners; |
- | Reynaert gluurt door een raampje en ziet de pastoor en Tibeert tegenover elkaar staan; |
- | Grimbeert hoort Reynaerts biecht en verstaat geen Latijn; |
- | ‘Zijne heiligheid’ de vos, voor het nonnenklooster met Malpertuus op de achtergrond, draagt, leunend op een staf, een gans weg; |
- | Nobel heeft het doodsoordeel uitgesproken. Bruun, Tibeert en Isegrim maken de galg in orde en Reynaert bespot hen; |
- | De inhalige leeuwin en de ongeruste Nobel aanhoren de fantasieën van de vos over Hulsterloo en laten zijn verhaal bevestigen door de haas; |
- | Terwijl Hermeline en Reynaerts zoon Cuwaert oppeuzelen stopt Reynaert het hazenhoofd in een berenlederen ransel. Belijn wacht ongeduldig voor het vossenhol en wordt gerustgesteld door Reynaert. |
De tekeningen zijn geraffineerd eenvoudig, maar spreken boekdelen. Zo hoort het ook in de traditie van het glas-in-loodraam. Buitengewoon geslaagd in mooie glasraamkleuren, met een goed gebruik van duidelijke, bijna symbolische vormen die het verhaal deels vertellen en deels aankleden. Men kan zeggen dat de jeugdige glazenier zich kennelijk snel thuis voelde in de kelders van Notax, zich goed aanpaste aan de sfeer van de Reynaertacademie en zich in het vossenverhaal verrassend helder inleefde. Wij mogen blij zijn dat hij de wedstrijd won en... dat hij zich een auto aanschafte en... dat zijn vader bevriend was met Goossenaerts, die geen auto reed ...
| |
Guido de Graeve
Guido de Graeve werd geboren in Gent en studeerde er aan Sint-Lucas, afdeling Sierkunsten. Hij bekwaamde zich in het vrij schilderen, het glasschilderen, grafiek (met name linosnede) en het boetseren. In Gent kreeg hij in 1951 de Grote Prijs met gouden medaille voor Vakbekwaamheid van Sint-Lucas. In 1953 werd hij laureaat van de FAO-wedstrijd. Unaniem waren de loftuitingen in de pers. Ook in Nederland, zoals in de Leeuwarder Courant drie jaar later: ‘De vormgeving heeft zich eveneens overtuigend aan de expressie aangepast. Wij moeten ons al sterk vergissen om hier niet te kunnen spreken van een eigen stijl in glas-in-lood (...)’. Eveneens in 1953 onderscheidde hij zich door de tweede prijs in de wedstrijd Glasramen in het moderne huis of appartement van het Belgische ministerie van Economische Zaken en Middenstand.
In de late lente van 1955 werden in Hulst feestelijke Reynaertdagen georganiseerd bij de opening van het Reynaertpad tussen Hulst en Destelbergen (Notax). Belangrijk onderdeel van de feestelijkheden was een tentoonstelling waarbij grote nadruk werd gelegd op goed nabuurschap tussen Oost-Vlaanderen en Zeeland.
| |
| |
Goede en zeer goede meesters van de beeldende kunsten uit deze provincies toonden werk in het stadhuis van Hulst. Er waren artistieke producten te zien van de beeldhouwers Josef Cantré, Karel Aubroeck en Ad van Ravels, de schilders Raimond Kimpe, Claire Bonebakker, Hugo Metsers, Jac Prince, Jack Belpaire, Albert Saverijs, Leon de Smet en Hubert Malfait, de grafici Dirk van Gelder en J.C. van Schagen en glazenier Guido de Graeve. Hij exposeerde de ontwerpen voor de ramen van Notax. De Maasbode meende dat De Graeve ‘eigen aard toont vooral in zijn ramen voor het kasteel Notax’. De Stem noemde ‘Guido de Graeve: een glazenier die veel belooft. De Vos Reinaerde, de folklore en religieuze onderwerpen beheersen zijn werk.’ Ook in 1956 kwamen veel van de genoemde kunstenaars hun werk weer tonen in het stadhuis van Hulst. Als glorieuze toemaat waren er beelden van Ossip Zadkine te zien. De krantencommentaren waren weer lovend. Over Guido de Graeve schrijft H.W. in De Standaard: ‘Glasramen als Geboorte, innig-religieus, een melankolische Clown en ballerina en andere meer, zijn werken van uitzonderlijk gehalte.’
In 1956 aanvaardde De Graeve een functie aan de Tuinbouwschool te Melle. Hij werd leraar tekenen en perspectieftekenen, esthetica en kunstgeschiedenis; eerst bij de Floristen en vanaf 1960 ook aan de afdeling Landschaps- en Tuinarchitectuur.
| |
| |
Dertig jaar lang heeft hij de studenten leren tekenen. Toen de monsterfusie van de Belgische hogescholen in 1995 bevolen werd, was hij ‘gelukkig’ al met pensioen.
Guido de Graeve ontwierp en vervaardigde verder glasramen voor de kerken van Afsnee, Landegem en Pollare. Glasramen van zijn hand zijn ook te zien in de Belgacomzetel te Diest en in de Belgische ambassades in de Verenigde Staten in Washington en Dallas.
Voor vossenjagers is het nog goed te weten dat hij een raam met 28 tafereeltjes uit de Reynaert maakte voor het Gentse studentenhuis ‘Malpertuus’. Daar is ook een muurschildering van zijn hand te zien die de biecht als onderwerp heeft.
Zo, genoeg de loftrompet gestoken over de glazenier en schilder uit Merelbeke. Nu maar afwachten of enige instantie in het Land van Reynaert of daarbuiten voldoende belangstelling heeft voor de Reynaertdoeken die Guido de Graeve onlangs presenteerde in de gelegenheids-Reynaertstad Dendermonde.
Wat ik u nog schuldig ben is zijn devies: ‘Brandt in glas wat brandt in 't hart’.
| |
| |
| |
Bronnen
Het Volk, 7 december 1954 |
De Toerist, Reinaertnummer, jaargang 34 nr. 10 |
De Maasbode, 28 mei 1955 |
De Standaard, 30 mei 1955 |
De Stem, 3 juni 1955 |
De Stem, 6 juni 1955 |
Provinciale Zeeuwsche Courant, 28 mei 1956 |
Nieuws- en Reclameblad, 2 juni 1956 |
De Standaard, 9 juni 1956 |
Het Volk, 15 juni 1956 |
Mondelinge mededelingen van het echtpaar De Graeve. |
|
|