kens uit het handschrift getranscribeerd, inclusief fouten en eigenaardigheden. Deze uitgaven zijn vooral voor wetenschappers bedoeld die precies willen weten wat er in de codex staat. Voor een algemeen publiek worden meestal kritische edities gemaakt, die een transcriptie van de tekst geven met verbetering van fouten, vaak ook met normalisering van interpunctie en spelling. Voor deze opzet is ook gekozen bij Reynaert in tweevoud. De tekst van Van den vos Reynaerde baseert zich op het Comburgse handschrift (A), die van Reynaerts historie op het enige complete handschrift uit Brussel (B). De oorspronkelijke spelling is gehandhaafd, zij het met normalisering van u/v en i/j en er is een moderne interpunctie toegevoegd. Afkortingen zijn stilzwijgend opgelost. Kennelijke fouten in de basishandschriften zijn verbeterd met gebruikmaking van varianten uit de andere overgeleverde bronnen; alle tekstkritische ingrepen worden verantwoord.
In de loop der tijden zijn de editeurs van historische teksten meer en meer aandacht gaan besteden aan de woordverklaring. Zeker het Middelnederlands stelt de moderne lezer immers voor problemen. Betekenissen van onbekende woorden bleven in oudere edities soms geheel achterwege of werden gegeven in glossaria achterin: economisch maar omslachtig. Later verschenen ze als leeshulp aan de voet van de bladzijde. Thans wordt in sommige schooledities naast de Middelnederlandse tekst een doorlopende prozavertaling geplaatst. Wij zijn daarin niet zover gegaan. De Middelnederlandse tekst staat centraal. Aan de voet van elke bladzijde met leestekst wordt de betekenis van onbekende woorden en lastige zinsconstructies gegeven. Bovendien kan men terugvallen op een bijlage Aanwijzingen bij het lezen van Middelnederlands voor meer algemene informatie.
De twee banden bevatten elk een nawoord, op identieke wijze onderverdeeld in paragrafen: over de auteur, literaire traditie, de tekst, het publiek, overlevering en receptie, edities en onderzoek, illustraties en literatuurverwijzingen. Hiermee worden beide teksten volgens de meest recente inzichten in hun eigen literaire en historische context geplaatst. Op het nawoord volgen de Aantekeningen met verklaring van plaatsen waar het verhaal refereert aan andere teksten, aan middeleeuwse gebruiken en opvattingen, aan de Vlaamse contemporaine werkelijkheid enzovoort. Wij zijn daarin niet zover gegaan als Lulofs die in zijn editie van Van den vos Reynaerde (1983) een commentaar van meer dan 100 bladzijden heeft opgenomen. Toch hopen we dat de kloof die het ‘hier en nu’ scheidt van het ‘daar en toen’ voor de lezer zo klein mogelijk is gebleven.
Dit Deltadeel is ook visueel aantrekkelijk, in de eerste plaats dankzij de inspanningen van vormgeefster Hannie Pijnappels. Bovendien bleek het mogelijk een flink aantal zwartwit-reproducties met illustraties uit diverse Reynaertdrukken op te nemen en een kleurenkatern met foto's van de handschriftelijke bronnen. Ik zou dan willen besluiten met de wens dat dit Deltadeel met plezier gelezen wordt: door vakgenoten en studenten Nederlands, door een algemeen publiek, en vooral door u, Reynaerdofielen, ‘diet verstaen met goeden sinne’.