112), komt dit niet echt goed tot uitdrukking. De basis werd gelegd door de anonieme Haarlemmer Meester.
Opvallend is dat Varty min of meer vasthoudt aan zijn reconstructie van de cyclus uit 1980, terwijl J. Goossens in 1983 enkele nuanceringen aangebracht heeft. De door Varty opgenomen illustratie nr. 26 (1980) - bij Goossens nr. 2 (1983) - komt in de huidige cyclus niet meer voor. In 1980 werd de illustratie als volgt beschreven: ‘The lion assembles his court to take advise about the rabbit's and the rook's complaints’. Overigens voegt Varty eraan toe: ‘Out of sequence.’ Dat zal dan wel zo zijn, maar het is en blijft een Reynaertillustratie, die gemaakt en geplaatst is, en er nu aan voorbijgaan is een tamelijk simpele oplossing.
Bij illustratie 58 staat: ‘This and all the illustrations numbered 55 to 85, are reproduced by kind permission from books in the library of Mr. Wilfried Grauwels.’ Dit is verwarrend, immers W. Grauwels bezit geen exemplaar van Lübeck 1498 (ill. 68, 75, 77, 84) of van G. Leeu 1487 (ill. 78, 79, 80). De illustraties zijn overigens ‘lopend’ van 55 tot 88 en het onderschrift bij ill. 64 (p. 99) moet zijn ‘Allde, 1620’ en niet ‘Wynkyn de Worde, c. 1495’.
Bij illustratie 59, nr. 2 van de cyclus, staat als toelichting: ‘In the background we see the fox pouncing upon an upturned hare, an attempted murder to which the panther will refer as he joins in the chorus of complaints.’ Volgens mij zien we daar, zoals hierboven al is opgemerkt, hoe Reynaert de vrouw van Isegrim ‘verhoert’ (v. 73). Dat ‘gebeurt’ helemaal vooraan in het verhaal, de panter komt pas veel later aan de beurt! (Zie Varty, 1999, p. 247-251.)
Varty noemt en verwijst nergens naar J. Goossens 1983. Dit is opvallend en opmerkelijk. Zou hij deze studie bewust negeren? Varty's illustratie nr. 213, (nr. 29 in de illustratiecyclus) wordt beschreven: ‘The rabbit complains to the lion.’ Goossens zegt hierover: ‘Die heilen Ohren sowie das Auftreten des Dachses machen deutlich, dass die Darstellung sich auf die Klage des Hasen bezieht’ (1983, p. 13). Door deze interpretatie wordt de positie binnen de cyclus helemaal anders. Goossens wijst daar fijntjes op.
Kenneth Varty heeft, zoals reeds gezegd, een heel heldere en toegankelijke schrijfstijl. Hij is ook altijd heel erg voorzichtig met het formuleren bij afbeeldingen. Het is niet altijd even duidelijk wie of wat er is afgebeeld; een vrouw?, een kat?, een vos?! Op p. 96 vindt men zo'n vijftiental vraagtekens. Er is dus nog genoeg te onderzoeken!
Door deze werkwijze stelt Varty zich als het ware kwetsbaar op, of beter: hij stelt zich zeer open op. Varty probeert geen ‘dogma's’ door te drukken, hij wil met zijn boek de wetenschappelijke discussie helpen en verder ontwikkelen. Dat is een zeer grote verdienste.
De bruikbaarheid en grote waarde van het boek worden nog vergroot door drie appendices achter in het boek:
1. | Drawings and Paintings of Foxes in Manuscripts Kept in Britain, together with Some of English Origin Kept Abroad; |
2. | Carvings and Paintings of Foxes in Buildings; |
3. | A Short-Title List of All Extant Illustrated Histories of Reynard the Fox from Wynkyn de Worde (c. 1495) to A. Soulby (c. 1800) which are kept in United Kingdom libraries based on H. Menke, Bibliotheca Reinardiana. |