Tiecelijn. Jaargang 14
(2001)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
onderzoekHellinga II?
| |
Welke edities?De eerste vraag was natuurlijk welke bronnen er opgenomen moesten worden. Ik moest mij beperken tot zes à acht teksten om de synoptische editie gebruiksvriendelijk te houden. In een oogopslag moet men alle parallelle passages kunnen overzien. Voor opname kwamen natuurlijk allereerst de Plantiniana (Plantijn 1564 en 1566) in aanmerking. Even heb ik getwijfeld of ik de Middelfranse tekst moest laten vallen, deze taal is niet mijn sterkste kant, maar inmiddels spreek ik een aardig woordje zestiende-eeuws Frans zodat de uitgave van Plantijn uit 1566 zelfs in de eenentwintigste eeuw nog van nut is gebleken (‘soo hebben wi wel willen desen arbeyt [20] aennemen 't selue te maken in Francoyse ende nederduytsch/op dat de jongers (voor den welcken wijt gedaen hebben) meerder vorderinge hebben om Francoysch te [25] leeren’. Plantijn 1566: A5r). Omdat volstaan kan worden met één exemplaar van de Noord-Nederlandse en één exemplaar van de Zuid-Nederlandse volksboeken, de verschillende drukken per gebied wijken onderling weinig afGa naar voetnoot2., viel wat de volksboeken betreft de keuze op de oudst bewaard geble- | |
[pagina 58]
| |
ven bronnen. Om een link te leggen met de teksten van voor 1500 is de druk van Gheraert Leeu (Pg, Gouda 1479) opgenomen. De tekst van Jacob Jacobszoon van Meer (Pd, Delft 1485) wijkt weinig af van die uit 1479. Kleine afwijkingen in Pd ten opzichte van Pg heeft Hellinga als voetnoten onder de passages weergegeven. Deze voetnoten heb ik cursief verwerkt in mijn synopsis zodat de andere teksten met zowel Pg als met Pd zijn te vergelijken. De teksten zijn ondergebracht in zes kolommen: Leeu 1479 (Pg en Pd), Plantijn 1564 (H1564), Plantijn 1566 (H1566, Nederlands en Frans), een Noord-Nederlands volksboek (Hn) en een Zuid-Nederlands volksboek (Hz) en verdeeld over twee gekantelde A4 pagina's. Tot mijn schrik kwam ik, tijdens de opening van de tentoonstelling Reinaerts streken en de presentatie van het gelijknamige boek op 15 februari j.l. in Lokeren, erachter dat de bij Jacob Mesens in Antwerpen uitgegeven en door Segher van Dort geschreven versie van de Reynaert, die in 1651 van de drukpers rolde (Menke IV, 31Ga naar voetnoot3.), door mij over het hoofd was gezienGa naar voetnoot4.. Dit schoolboek, in gekruist rijmende versregels, ga ik alsnog invoegen en laat ik ‘meelopen’ onder de zes teksten zoals Hellinga de Reynardus vulpes onder de passages af liet drukken. | |
Scannen en kopiërenLeeu 1479 en Van Meer 1485 neem ik over uit de synoptische editie van Hellinga (Menke IV, 2 en 3). Voor Plantijn 1564 (Menke IV, 5) gebruik ik de editie van Martin uit 1877. Plantijn 1566 (Menke IV, 6) wordt overgenomen uit een fotomechanische facsimile uit 1989. Voor de Noord-Nederlands volksboeken koos ik de editie van Bruyn Harmanssz Schinckel uit 1603 (Menke IV, 9). De editie van Schinckel uit 1589 (het vroegst bekende Noord-Nederlandse volksboek) was ‘niet ter beschikking’ toen ik in het najaar van 1999 met de klus begon. Het boek is volgens Menke zoekGa naar voetnoot5.. Tijdens de voorbereiding van dit bericht in Tiecelijn kreeg ik van Paul Wackers de fotokopieën ter beschikking van Hn 1589 (Menke IV, 8). Ik overwoog om Hn 1589 en Hn 1603, net zoals Hellinga deed met Pg en Pd, in een kolom op te nemen. De spelling wijkt onderling echter te veel af zodat alleen Hn1589 wordt geplaatst. Voor de Zuid-Nederlandse volksboeken maak ik gebruik van het facsimile van de rond 1700 bij Hieronymus Verdussen gedrukte editie (Menke IV, 34). Evenals de synoptische uitgave van Hellinga is ook deze editie strikt diplomatisch zodat beide edities naast elkaar gebruikt kunnen worden. Leeu 1479, H1564 en de Middelfranse tekst worden gescand van kopieën van deze edities, de moderne lettertekens laten dit toe. De Nederlandse tekst van H1566, Hn en Hz worden gekopieerd van de gescande editie H1564 en vergeleken met kopieën van H1566, Hn en Hz. Omdat bij het scannen sommige letters niet goed overgenomen worden (een [e] wordt bijvoorbeeld door de scanner soms voor een [a] aangezien) moet de tekst woord voor woord nagekeken worden waardoor elke afwijking aan het licht komt. De Nederlandse H1566 en Hn lijken veel op H1564. Vanwege de aanpassingen t.g.v. censuur in de zestiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden moet ik voor Hz soms hele zinnen en passages overtikken en andere soms verwijderen. | |
[pagina 59]
| |
MonnikenwerkDe voorbereiding en het uitwerken van deze synoptische uitgave is monnikenwerk. Het moet secuur uitgevoerd worden, per dag niet meer dan een pagina, anders is deze uitgave straks waardeloos voor wetenschappelijk gebruik. Het woord voor woord nakijken van de teksten is tijdrovend maar boeiend. Ik ben nog steeds nieuwsgierig naar wat ik tegen zal komen als ik 's avonds na mijn werk de computer opstart. Tussen de hoofdstukken door neem ik enkele weken rust en houd ik me met andere zaken bezig om aanvallen van dyslexie te voorkomen. Ik ben nu halverwege, Firapeel gaat vanaf 1 maart het laatste woord krijgen. In mei begin ik aan het tweede gedeelte. Om niet overspannen te raken heb ik de synopsis in hoofdstukken verdeeld en een werkschema opgesteld. De hoofdstukken zijn volgens de indeling van Lulofs en WackersGa naar voetnoot6.. Eind 2002 hoop ik aan de correcties te beginnen. Daarbij zal ik gebruik maken van microfilms en fotomechanische facsimiles. Voor de Middelfranse tekst wordt een deskundige ingehuurd. Ik kan zelf namelijk niet altijd met zekerheid vaststellen of op bepaalde plaatsen een f of een stok-s (die zoals bekend erg op elkaar lijken) gelezen moet worden. De correctie op basis van een microfilm voor Leeu 1479 en Plantijn 1564 is noodzakelijk omdat zowel Hellinga als Martin fouten bevatten. Rita Schlusemann maar ook Hellinga zelf geven aan dat er onnauwkeurigheden zijn binnengeslopen in de editie van 1952Ga naar voetnoot7.. Schlusemann heeft in een bijlage in haar studie uit 1991 deze onnauwkeurigheden afgedrukt. De diplomatische editie van Martin bevat ook afwijkingen ten opzichte van de originele uitgave. Daar kwam ik achter toen ik zijn editie vergeleek met de in mijn bezit zijnde microfilm van H1564 uit het Duitse Freiburg. Wat ik tot nu toe tegengekomen ben, is een bevestiging van de conclusies van Wackers en VerzandvoortGa naar voetnoot8.. De Plantiniana zijn ten opzichte van de Leeu 1479 en Van Meer 1485 verkort, vereenvoudigd, gewijzigd en gecensureerd. Met name enkele seksuele, sadistische en religieuze elementen zijn verdwenen uit de tekst. De Noord-Nederlandse volksboeken lijken qua tekst op de Plantiniana. De Zuid-Nederlandse volksboeken laten een breuk zien in de Reynaerttraditie. Ten gevolge van de kerkelijke censuur werd alles waar de kerkelijke of wereldlijke autoriteiten over konden vallen bewerkt of verwijderd. Naast deze globale conclusies bevatten de verschillende edities ook vaak merkwaardige en interessante afwijkingen ten opzichte van elkaar maar deze wil ik, en dat zult u mij niet kwalijk nemen, graag voor latere publicaties bewaren. Geregeld heb ik in Utrecht overleg met Bart Besamusca, die mij onder het genot van ‘cloesterbier’, adviezen geeft en mij aanmoedigt om het vol te houden. Ik hoop met dit ‘wrochtsel’ een bijdrage te leveren aan het Reynaertonderzoek. Hans Rijns |
|