Tiecelijn. Jaargang 13
(2000)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
De kikker die zichzelf opblies en andere Middelnederlandse fabels. Samenstelling en vertaling Anda Schippers, Amsterdam, Querido, 1999 (Griffioen), ISBN 90 214 0593 8.Het zal voor de meesten wel zo zijn dat het woord of het begrip fabel hen meteen verplaatst in de eigen schooltijd. IJverige mieren, domme krekels en vooral de onmisbare raaf ‘qui tenait dans son bec’ dat geurende stukje kaas dat de onberekenbare vos graag tot het zijne had gegoocheld, teisterden onze geheugens, liefst tegen de volgende les. Vooral het verhaaltje interesseerde ons, maar de wijze moraal waarmee dit verhaaltje besloot, ging, spijts 's meesters ijver, zelfs in de brave-hendrikken-tijd totaal de mist in. Wellicht gebruiken we vandaag het woord ‘fabel’ alleen nog in de uitdrukking ‘dat zijn fabels’, waarmee we dan bedoelen dat het verzinsels zijn waaraan verder niet de minste aandacht moet worden besteed. Daarom vind ik het bijzonder interessant dat de Griffioenreeks voor Nederlandse literatuur de wat vergeten Middelnederlandse fabel weer van onder het stof heeft gehaald. Anda Schippers maakte er een bijzonder boeiend, amusant en zelfs leerrijk verzamelboekje van. De lezer wordt geconfronteerd met 39 fabels uit een vijftal, vermoedelijk niet steeds meer bekende, Middelnederlandse fabelbundels. In de verantwoording stelt Anda Schippers dat ze ‘de veelzijdigheid van het fabelgenre goed tot zijn recht wil laten komen’ en een indruk wil geven ‘van het hele scala aan overgeleverde Middelnederlandse fabels’. Zeer interessant is ook dat ze van | |
[pagina 216]
| |
dezelfde fabels diverse variante versies aanbrengt. De teneur van dit boekje leren we reeds op de titelpagina: ‘Dieren en andere wezens voeren de strijd tussen goed en kwaad in eeuwenoude fabels - en tonen haarscherp het karakter van de mens.’ Uit de oudste bundel, Esopet (handschrift van vóór 1375; 67 fabels uit het Latijn vertaald en gebaseerd op levenservaring; nuchtere eenvoudige levenslessen bevattend) selecteert ze negen fabels (o.a. het bekende verhaal van de vos en de ooievaar waarin kwaad met kwaad betaald wordt en de fabel van de aap die zich zou willen tooien met een stukje staart van de vos). Ook de eeuwige rivaal van de vos, de wolf, krijgt zijn deel in de selectie: de vraatzuchtige in De wolf en het lam, de bedrogene en de mislukkeling in De wolf en de kraanvogel en De wolf en de waakhond. Een Esopetfabel inspireerde tot de titel: De kikker en de os, waarin het gaat over de overmoed van de kikker, lees: de mens. Wie de gehele selectie doormaakt kan rustig besluiten dat het vooral de overmoed is in al zijn facetten die in bijna alle fabels wordt bestraft, of het nu de hoogmoed is, de gulzigheid, de machtswellust, de zelfoverschatting of alle andere excessen waaraan een mens zich niet zelden te buiten gaat in zijn inschatten van een bepaalde situatie. Acht fabels vertaalde Schippers uit Parabelen van Cyrillus, 95 Latijnse fabels in proza, geschreven in de Middeleeuwen, maar die niet teruggaan op de Aesopische fabels. Zij zouden ontstaan zijn in de tweede helft van de dertiende eeuw. Het handschrift dateert uit 1475. De fabels veronderstellen een meer intellectueel publiek. Verwijzingen naar de Bijbel, filosofische, theologische en natuurwetenschappelijke (op niveau van de tijd) beschouwingen maken het lezen ietwat moeilijker, maar Anda Schippers vertaalt zo vlot dat de lezer zonder hinder de beleringen verteert. Bovendien zorgt een humoristische ondertoon voor ingehouden pret. Ook in deze bundel worden vos en aap met elkaar geconfronteerd; een wijze vos wijst een hovaardige aap de rechte weg (waar kromme hem eigener zijn). In De vos en de raaf treft een variante op de zich dood veinzende vos (Reynaerts historie), een vos die voorts duchtig belerend de passie preekt. Uit de in de Middeleeuwen zeer populaire fabelverzameling Twispraec der creaturen (1485; religieus doorspekte fabels - met invloed van het kloosterleven - en demonstratie van de toenmalige natuurwetenschappelijke kennis; voortdurend staan ‘de slechten’ tegenover ‘de goeden’), kiest Anda Schippers er met zorg tien uit, o.a. Het kruid verbena en de wolf, waarin ook de vos zijn rol speelt. De les luidt: als je niet zeker bent, doe dan niet alsof je de waarheid in pacht hebt. Mij valt in diezelfde fabel het verhaal op van de vrouw die verdrinkend met alleen nog haar hand boven water haar gelijk met die bewegende hand poneert, omdat ik datzelfde thema (verhaal) terugvind in Maurits Sabbes Mei van vroomheid, wat mij doet vermoeden dat Twispraec toen zijn rol van inspirator heeft gespeeld. Dit tussen haakjes natuurlijk. In de fabel van De panter en het varken treft een uitspraak van keizer Vespasianus: ‘De vos kan wel van vel veranderen maar niet van inborst’. Waarvan akte. Die historien ende fabulen van Esopus (1485) bekoorden de vertaalster (terecht trouwens) het meest: ze kiest er zestien fabels uit. Het gaat om een Middelnederlandse omzetting van de Franse fabelverzameling (Esope) van Julius Macho waarin ook een levensbeschrijving van Aesopus kan teruggevonden worden. En opnieuw pik ik er de vos en de wolf even uit. In De vos, de wolf en de muilezel laat de vos zich eens te meer niet verschalken door de muilezel die een hoefslag in petto houdt, terwijl de wolf op aansporing van de vos zich vangen laat en er een gebarsten schedel aan overhoudt. Het ook bij Chaucer bekende verhaal van | |
[pagina 217]
| |
de haan die zich niet gewonnen geeft voor de vos vinden we in deze bundel terug; de vos himself wordt door de wakkere haan met een lege muil in het riet gestuurd. En de bekende putemmergeschiedenis waarbij de wolf gelooft in de put een smakelijke kaas te vinden, maar achtergelaten wordt in de donkere diepte, wordt levendig verteld in De boer, de wolf, de vos en de kaas. Tenslotte worden er zes fabels gelicht uit Dleven ende fabulen van Esopus. De verzameling dateert uit 1548 en fungeerde als hulpmiddel om Frans te leren. Van alle fabels zijn de Nederlandse en Franse versie naast elkaar afgedrukt. In De vos en de kat leest men: ‘God geve u een goede dag’, als begroeting door de vos, wat meteen aantoont dat ook de Reynaert kan blijven naklinken in de oren van de bewerker. Maar hier wordt niet de kat, wel de vos bedrogen. Reynaerts pocherij wordt bestraft. Wie van deze opgeblazen kikker en zijn gezellen ten volle genieten wil, raad ik aan eerst het nawoord (vanaf p. 83) te lezen. Hij/zij vindt er een vrij diepgaande beschouwing over wat een fabel eigenlijk is, maakt ook uitgebreider kennis met de verschillende bundels waaruit de fabels werden geselecteerd en de Middelnederlandse fabels in het algemeen. Bovendien verstrekt een dieper ingaan op ‘zelfkennis en zelfbeheersing’ en ‘de grens tussen mens en dier’ nog meer inzicht in de fabelliteratuur. Een literatuurlijst tenslotte zet de lezer op weg naar verdere kennismaking. Wat ik wel ietwat hinderlijk vind (in het gehele reeksconcept) is dat de lezer verplicht is telkens naar de aantekeningen achteraan te verhuizen om enige uitleg bij titels, namen van planten en dieren en andere verwijzingen te verkrijgen. Zouden voetnoten niet directer zijn geweest? Het boekje dat 109 bladzijden telt en in een handig zakformaat werd verpakt, is bijzonder keurig uitgegeven met een kleurrijk titelblad genomen uit de Dyalogus creaturarum, dat is twijspraec der creaturen (1481). De vertaling leest als een trein. De inhoud is van alle tijden. Misschien liet de vertaalster, die op deze materie promoveerde, zich vooral inspireren door ondeugden die onze tijd rijkelijk kenmerken? In elk geval is deze verzameling een aanrader voor al wie van Middelnederlandse literatuur in het algemeen en dierenfabels in het bijzonder houdt. Marcel Ryssen |
|