Tiecelijn. Jaargang 13
(2000)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
introDe Reynaerttraditie zou men kunnen zien als een lange vertaalketen. Ze ontstond te Gent in het midden van de twaalfde eeuw. We laten de Reynaertverhalen beginnen met de Latijnse Ysengrimus. Die werd naar het Frans bewerkt - ‘vertaald’ - in diverse branches van de Roman de Renart. Deze branches werden dan op hun beurt vertaald naar het Duits en het Nederlands. De Middelnederlandse Reynaertverhalen kregen navolging in het Latijn, het Engels en het Duits en deze teksten werden op hun beurt weer vertaald. Reynaertverhalen werden in tientallen talen vertaald. Opvallend in dit vertalingennetwerk is dat zelden teksten terug naar het Nederlands werden vertaald. De populaire bewerking van Goethe, de Reineke Fuchs, is in het Frans, Engels, Spaans, Russisch en andere talen vertaald, maar nooit volledig in het Nederlands. Alleen de Ysengrimus bevestigt de regel. Nadat pater Jan van Mierlo de Nederlandse tekst in 1946 reeds in rijmen publiceerde, deed Mark van Nieuwenhuis hem dat na in een erg leesbare en gesmaakte prozaversie (Griffioen, 1997). De directe bron van Van den vos Reynaerde, de eerste branche van het verhalencomplex dat we thans de Roman de Renart noemen, Le plaid (Het rechtsgeding), is echter nog niet in het Nederlands vertaald. Ook de andere branches zijn nooit in extenso vertaald. Dit terwijl de teksten uit het Frans wel reeds in het Engels vertaald zijn (The Romance of Reynard the Fox. A New Translation by D.D.R. Owen, World's Classics, verschenen bij de Oxford University Press in 1994). De enige bewerkingen van de Roman de Renart naar het Nederlands toe, zijn in het genre van de strips of verwante verhalen te vinden. Het bekendst is de erotische strip Reinaert de vos, met tal van vrijheden en verschillen van Cabanes en Forest. Nauwelijks bekend is de bewerking Reinaart de Vos van Georges Cheylard met illustraties van J. Trubert in Bravo. Het grote weekblad voor jongeren, dat verscheen vanaf 20 juli 1950. Beide verhalen staan echter ver af van de oorspronkelijke teksten. Dichtst bij de Franse verhalen staan de teksten van Simone Baudouin. In dit nummer van Tiecelijn verschijnt de eerste vertaling van de eerste branche van de Roman de Renart. De vertaler heeft een voorbestemde naam en is hoogleraar Frans geweest in het Brussels hoger onderwijs. In het verleden bewerkte hij reeds de Reynaert in aparte fabels. De redactie hoopt dat ook nog andere branches van de Roman de Renart voor een breder publiek vertaald kunnen worden. De vertaling van de eerste branche stelt de Reynaertliefhebber in elk geval in staat om te analyseren hoe de anonieme Willem die madocke maakte zich op de Franse tekst inspireerde. Deze Tiecelijn brengt ons niet alleen in de twaalfde eeuw. Het werk van Jeroen Bosch, en vooral het beeld van de vos in het oeuvre van de laatmiddeleeuwse meester, staat centraal in een studie van Eric de Bruyn, die onlangs onder leiding van professor J.D. Janssens aan de KU Brussel promoveerde. J. Luyten willigt een vroegere belofte in om een aantal jaren na de publicatie van Rik van Daeles dissertatie te gaan kijken hoe deze tekst gerecenseerd werd. Na enige overweging - omdat het een tekst van een redacteur betreft - werd vanwege een methodologische invalshoek geopteerd deze tekst te publiceren. Een interview met Reynaertbeeldhouwer Chris Ferket sluit deze Tiecelijn af. Het nieuwe logo in het colofon van dit tijdschrift is dit van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Tiecelijn wordt voor het tweede opeenvolgende jaar als beginnend lite- | |
[pagina 106]
| |
rair tijdschrift gesubsidieerd. In haar evaluatie gaf de commissie enkele aanbevelingen. De Tiecelijnredactie zal zich beraden. Onze steunende leden willen wij melden dat Gerard Gaudaen een prachtige nieuwe Reynaertprent ontwierp. Ze wordt hieronder afgedrukt. Ze werd van het blok gedrukt op 120 exemplaren en genummerd en gesigneerd door de kunstenaar. Nieuwe steunende leden ontvangen de prent (zolang de voorraad strekt) na betaling van ten minste 1000 frank. |
|