| |
| |
| |
grafiek
■ Willy Feliers
De castratiescène in de Reynaerticonografie
Zou er in de Reynaert een scène meer gecensureerd zijn, zowel grafisch als tekstueel, dan de castratiescène? De scène is genoegzaam bekend. Tibeert is gevangengenomen, wordt geconfronteerd met een naakte pastoor die in razernij hem een doodslag wil toedienen. De meest voorkomende censureringstruc is de plaatsvervanging van het doelwit. Menig auteur of graficus die de juiste plaats van Tibeerts aanval wil verdoezelen, kiest voor een ander lichaamsdeel. Volgens Jan Goossens is het oudste vervangstuk een oog, te vinden in de Nederduitse Reynke de Vos uit 1517. Bijna twintig jaar later, in een Rostockse druk van 1539, vinden we de eerste realistische uitbeelding van de castratiescène door Erhard Altdorfer. Houtsnijder Altdorfer (ca. 1480 - na 1561) maakte een reeks houtsneden voor Reynke Voß de olde (1539) en liet, wat de castratiescène betreft, niets aan de verbeelding over. Op zijn prent (afb. 1) is de pastoor niet helemaal bloot, maar gehuld in een losse mantel. Door het drieste gezwaai met de knuppels van Tibeerts antagonisten is de mantel opengewaaid, en krijgt de kater alle ruimte om toe te slaan. Het nu kwetsbare doelwit, samen met de aanvaller, beheersen het centrum van de compositie. De kater, met de kop afgewend om de slagen te ontwijken, zien we voor een zwart gat achter een uitgewerkte voorgrond. Dit zwart-witspel versterkt het dramatisch effect. Het essentiële van de uitbeelding speelt zich af op een diagonale lijn van de rechter benedenhoek naar de hoek links boven. Dit geeft structuur
Afb. 1
| |
| |
Afb. 2
en dynamiek aan de prent. In mijn wandeling door geïllustreerde Reynaertboeken zal ik enkele castratiescènes verder bespreken.
Vele kunstenaars willen, zoals hoger reeds aangestipt, in hun uitbeelding van de castratiescène de schone schijn ophouden door een plaatsvervangend lichaamsdeel te kiezen. Jan Goossens focust in de titel van zijn boek zelfs op deze schone schijn en kiest als titel: De gecastreerde neus. Het derde hoofdstuk in Goossens' boek (Tibeerts avontuur: afbeeldingen) geeft ons de geschiedenis van de uitbeeldingstraditie over deze scène in de Nederduitse, de Duitse (vanaf zestiende eeuw tot Wilhelm von Kaulbach), de Engelse, de oudste Nederlandse en de Nederlandse Reynaertbewerkingen uit de twintigste eeuw. In dat hoofdstuk zien we 31 afbeeldingen van bedoelde scène: 29 prenten en twee afbeeldingen van misericorden. Twaalf van deze afbeeldingen zijn realistisch, of geven door hun dubbelzinnigheid een pseudo-realistische indruk. Op een van deze realistische illustraties is Julocke zelfs plaatsvervangend slachtoffer. Ongeveer tweederde zijn schone schijn-prenten. Acht van de twaalf realistische prenten, afgebeeld in De gecastreerde neus, zijn te vinden in Duitse en Engelse uitgaven van vooral de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Dan is er een overstap naar de tweede helft van de twintigste eeuw; hier toont Goossens ons vier realistische prenten afgebeeld in Nederlandstalige Reynaertbewerkingen.
De tweede prent die we nader bekijken is een prachtige mezzotint van Allart van Everdingen (1621-1675). Dit blad komt uit een reeks van 62 prenten, afgebeeld als illustratiecyclus in Gottscheds Reineke der Fuchs (1752). In deze cyclus zijn vijf bladen opgenomen van de Nederlandse graficus Simon Fokke (1712-1787) en 57 prenten (etsen en ook enkele mezzotinten) zijn originele Van Everdingen-bladen. Iedere artistieke waardebepaling is deels subjectief, maar er is zeker een consensus dat dit topprenten zijn. Ik kan Jan Goossens' kwalificatie dan ook volledig bijtreden:
| |
| |
Afb. 3
dit zijn bladen van ‘aanzienlijke artistieke waarde’. Allart van Everdingen heeft qua compositie, beweging en expressie een prachtig blad (afb. 2) ontworpen. Hij heeft de castratiescène niet alleen in de plaat maar ook op ons netvlies geëtst. Als we de voorstelling op de prent bekijken is er geen twijfel mogelijk over de plaats van de aanslag. Maar zoals vele grote kunstenaars laat Van Everdingen toch ruimte aan de verbeelding. Door de liggende houding van de pastoor kan de kijker verder fantaseren. Wat heeft de kater afgebeten? Liet Tibeert het bij het klokkenspel of nam hij ook de klepel? Rechts op de prent horen we als het ware Julockes schreeuw. De sterke zeggingskracht van Julockes houding, de verstarring van haar lichaam ademt onthutsing en afgrijzen. Links, voorbij de staande balk zien we de liggende priester. Met een door pijn getekend gezicht grijpt hij naar de kater. Daar waar Julocke reeds is verstard, is er nog beweging in de groep achter de ‘pape’. Een sterke prent.
De meest bekende reeks Reynaertillustraties is de cyclus van Wilhelm von Kaulbach (1805-1874). Ook Kaulbach illustreert de castratiescène. Als we de prenten van Van Everdingen en Kaulbach (afb. 3) naast elkaar leggen, zien we dat Kaulbach dankbaar gebruik heeft gemaakt van de compositie ontworpen door Van Everdingen. Toch is er een groot verschil tussen slaafs navolgen en de confrontatie aangaan. Kaulbach heeft de confrontatie aangegaan, hij kon niet voorbij aan de prachtige compositie van Van Everdingen, maar brengt toch een eigen prent. Door het tafereel in een ander decor te plaatsen en de figuren anders te kleden creëert hij een eigen sfeer. Toch vind ik Van Everdingen dramatisch sterker. De expressie en de houding van Julocke zijn bij Kaulbach minder geslaagd. Van Everdingens prent is echt, we stappen een reëel drama binnen. Bij Kaulbach zijn het toch meer pionnen in een geregisseerd gebeuren. Kaulbach ging de confrontatie aan, schiep een mooie prent, maar kon niet het niveau halen van zijn voorbeeld.
| |
| |
Afb. 4
Afb. 5
| |
| |
Afb. 6
| |
| |
Afb. 6 bis
| |
| |
We zijn in Vlaanderen en schrijven 1908. Gustave van de Woestijne (1881-1947) schrijft aan Streuvels: ‘Ik ben u dankbaar en heb het van den beginne af geweest, want 't was heel vriendelijk van u aan mij te denken voor 't teekenen van de illustraties’ (4 april 1908). Dit is het begin van een nieuwe reeks artistiek hoogstaande Reynaertillustraties. Van de Woestijnes illustratiereeks is voor het eerst geplaatst in Streuvels' Duimpjes-Reynaert (1909). We zijn nog begin twintigste eeuw. In deze periode mag de kater niet echt castreren, noch in de tekst noch op de tekening. Gustave van de Woestijne toont het moment vóór de gebeurtenis. Op zijn tekening (afb.4) springt de gestrikte kater naar zijn prooi. Alles kan nog gebeuren, maar Van de Woestijne illustreert een tekst waar de kater de huisbaas (!) de neus afbijt (‘razend van pijn deed hij eenen sprong naar 't hoofd van den huisbaas die dicht genaderd was en beet hem de neus af zoodat hij in onmacht viel.’). We hebben hier een tekening die we moeten plaatsen in de reeks van de schone schijn-prenten, maar de illustratie past volledig bij de tekst.
Von Kaulbach ging de confrontatie aan met Van Everdingen. Dat doet ook de Nederlandse, in Batavia geboren graficus Fokko Mees (1887-1968). Hij graveert een houtgravure (afb. 5) over het castratietafereel voor Carel Voorhoeves Reinaert de vos en gebruikt deels Van de Woestijnes compositie. Hij doet het handig. Op zijn houtblok schetst hij als hulptekening, met enkele verschuivingen, de verschillende elementen die hij vindt bij Van de Woestijne. Door elementen te verplaatsen ten opzichte van zijn voorbeeld, en het spiegelbeeldeffect bij het afdrukken van zijn blok valt het weinig op. We vinden wel alle elementen terug: de vos voor het gat in de houten wand, de gestrikte kater, het moment voor het toeslaan, de kaars, de suggestie van de sprong in de richting van de knie (Of? In de Voorhoeves tekst staat: ‘scheurde hem het vlees van het lijf’). Door het spiegelbeeldeffect zijn de kernfiguren van plaats verwisseld. Op de titelpagina lezen we: ‘Met houtsneden van Fokko Mees’, maar er zitten zoveel nuances in de prent dat ik denk dat het een gravure is (niet gesneden in langshout maar gegraveerd in kopshout). Door het gebruik van de houtgravure met zijn verschillende zwart-wittonen en het vervangen van de man met de vork door Julocke kon Fokko Mees een eigen stempel drukken op de deels geleende compositie.
| |
De ‘pape’ gecastreerd op een vrije prent
Vers van de pers: afbeelding 6bis is ontegensprekelijk de recentste prent over de castratiescène. Het is een linogravure van Frank-Ivo van Damme. De kunstenaar is een boeiend man en een enthousiaste ridder in de Rupelmondse Orde van de Vossenstaart. Met zijn groot hart schonk hij alle leden van de Orde van de Vossenstaart tijdens het conclaaf van 12 juni 2000 in het kasteel Wissekerke te Bazel een waardevolle map. Naast de prent bevatte de map een kalligrafisch hoogstandje van Franks echtgenote, Joke van den Brandt. De eerste verzen zijn in het Middelnederlands, dan gaat het verder met de hertaling van Bert Decorte (afb. 6).
Het is een dynamische prent vol emotie. De houding en de gezichtsexpressie van Julocke zijn krachtig. Het gezicht van de pastoor is bijna dierlijk. Zijn schreeuw van pijn dooft de vlam en verdringt de rook van Julockes kaars. De kaars is uit in de dubbele betekenis. Tibeert kan ontsnappen met de strop nog om de hals, toegetakeld, maar vrij. De ‘hoenderdief’ vlucht de prent uit. Reynaert ziet met tegenzin
| |
| |
Tibeerts geslaagde vlucht. Naast Reynaerts rechterpoot plaatst de kunstenaar zijn meesterteken.
| |
De castratiescène in het ex-libris
Voor de ex-libriswedstrijd over de Reynaert (1996) vroeg ik aan de Hongaarse kunstenaar Zoltan Ven een ex-libris te ontwerpen. Hij graveerde een mooi Goethe-exlibris en behaalde een nominatie (catalogus p. 14). Spontaan had hij een tweede ex-libris gegraveerd en ingezonden voor de wedstrijd. Hij koos voor de castratiescène. Zoltan Ven is de gedroomde illustrator van de Reynaert. Als er reïncarnatie bestaat kan hij vroeger Reynaert geweest zijn. Onder het voormalige Hongaarse
Afb. 7
| |
| |
Afb. 8
communistische regime ging hij ludiek de confrontatie aan. Ook met de toenmalige president. Zoltan Ven werd gevraagd om een postzegel te graveren met de afbeelding van de president. De kunstenaar wist de president zo te graveren dat het meer Zoltan Ven leek dan het staatshoofd. Ontwerp afgevoerd. Enkele jaren later ontwierp Ven een eigen postzegel. Als er een brief in de bus valt van Zoltan Ven zien we nu naast de officiële postzegel Vens zelfportret prijken op de omslag.
Voor Zoltan Ven is de Reynaert de Hongaarse vertaling van Goethes Reineke Fuchs. Op de genomineerde prent (cat. p. 14) geeft hij op de banderol ook de hint: ‘Reinecke Fuchs - Goethe’. Op die prent ziet een bezorgde Nobel, met een klein kroontje op zijn kop, hoe tovenaarsleerling Reynaert de haas uit zijn hoed tovert. Dat is eerder de schalkse Ven. Nu bekijken we zijn harde realistische prent (kopergravure: afb. 7). Dit ex-libris over de castratiescène is een harde uitbeelding geworden. Ven toont ons - met veel binnenpret - een volgevreten ‘pape’ met opbollende buik en dubbele kin. Maar zelfs zijn dikke buik biedt hem geen bescherming. Onder deze vetbunker slaat Tibeert in volle kracht toe.
De Zuid-Amerikaanse artieste Ana Gertner was een van de zeventien Argentijnse deelnemers aan de Reynaert-ex-libriswedstrijd. De relatief grote bekendheid van Reynaertverhalen in Zuid-Amerika was een van de verrassingen bij het opmaken van de inventaris van de ex-libriswedstrijd. Vanuit het Zuid-Amerikaanse continent kwamen in totaal 22 inzendingen. Ana Gertner uit Monte Grande stuurde drie exlibris voor deelname aan de wedstrijd. De geselecteerde prent, een artistiek goede
| |
| |
Afb. 9
kleurenhoutsnede (afb. 8), gaat over de castratiescène. De afdruk in kleuren, alle varianten van bruin, geven een meerwaarde aan de prent. De grafica geeft op haar prent twee witte blokjes uitgespaard. In het grootste blokje zien we haar uitbeelding van de treurende vrouw, en in een kleiner uitgespaard wit veld zien we de castratieaanval van Tibeert. Het gezicht van de ‘pape’ is verborgen achter een abstract vlak. De prent is een geslaagde vermenging van abstract en figuratief. De Zuid-Amerikaanse inzendingen verdienen een nadere bestudering. Zelfs de prenten die artistiek niet echt geslaagd zijn kunnen een nieuw licht werpen op de vele Zuid-Amerikaanse vossenverhalen.
Als we het ex-libris van W. de Soete (afb. 9) voor ons leggen zijn we terug van de Argentijnse pampa in Vlaanderen. De Soete ontwierp een CAD-techniek (Computer Aided Design) ex-libris voor de Vlaamse beeldhouwer Firmin de Vos. De Vos is in Reynaertkringen een bekende figuur, geridderd in de Orde van de Vossenstaart en ontwerper van vele mooie Reynaertbeelden. De jonge graficus De Soete laat Tibeert een indrukwekkende knots bespringen, duidelijk dubbelzinnig bedoeld, zoals ook de structuur van Tibeerts vierde poot. In de hoek van het veld zit Reynaert te genieten.
In de wedstrijdcatalogus staan vijf castratie-ex-libris. Ik weet niet hoeveel ex-libris in de loop der tijden over de castratiescène zijn gemaakt, maar er zijn zeker meer illustraties over deze pikante Reynaertscène. Voor wie meer wil weten over de uitbeelding van Tibeerts avonturen met de pastoor is het mooie boek van Jan Goossens een aanrader.
| |
Bronnen
W. Feliers en R. van Daele, Reynaert de vos in prent en exlibris, Sint-Niklaas, 1996. |
J. Goossens, De gecastreerde neus, Leuven, 1988. |
S. Streuvels, Reinaert de vos voor de vierschaar van koning Nobel de leeuw, Maldegem, 1909. |
|
|