| |
| |
| |
Julia Trompeter
Mom Basa, de lamellen & een rokkenjager
Vertaling: Ton Naaijkens
Mom Basa
Bam bom masa bom masa bom
Bom masa mob asa bom masa bob masa am
Mo asa mon masa bom masa om
Omomomomomom oma basa bom masa ob masa bom
Bom basa mombom basa mom basa bom
Basa bom a don masa bon bana do
| |
| |
| |
Lamel I
Onder de oogleden
Ritme van een gekalfate slaap,
nog meer lagen onder de lakens,
Door het raam ziet de cour
uit op de baai, op het rustende
lichaamsrelict: de reizende geest
is heen, de lispelende zee in
gespoeld, zoekt naar aanlegsteigers,
met dolfijnen fluiten wil hij niet.
En onder de golvende laag
een cataract die tot blindheid leidt,
zich uitbreidt, onder de wijd open
| |
Lamel II
Vlinderoorlogsmonument Leipzig
In de nachtmerrie vergroeien de heesters
en varens, tropen met tropen,
rhizomofobie, nachtschadegewassen.
‘'s Nachts slapen de motten toch wel!’,
heb je gezegd, en elke avond
Mijn blarige adem, mijn ogenservies
en het nest in mijn haar 's ochtends.
Enorme voeten met kerkmuziek:
‘Schakel nou even de stroom uit.
Is wel weer genoeg natie geweest voor vannacht.’
| |
| |
| |
Lamel III
In de Jardin des Songes
Als in mijn droom ik zelf
elk ding ben, overwoekerd misschien
door alledagsflarden en angst voor de dood:
wie heeft me dan vannacht zo
lief en smoorzacht gekust
dat ik mijn ogen nog niet luik
radeloos voelen, en ‘achter alle
schimmige maskers geen wereld’.
O nein, mon Dieu!, alleen verborgen kennis,
à la Lacan, mysterieus, met een snufje Rilke.
Te denken valt ook aan een door de regen
verwaterd aquarel of enig ander
kruid uit de tuin der metaforen.
| |
| |
| |
Lamel IV
Een moederdroom
Ik droom van een omhelzing
in duizelende vervoering en zweef
in warmte, zo moedergeborgen
waar geen van de twee lijven
het aanzien van het andere opgeven
bij volledige uitwisseling onder subjecten
en de bevestiging van al mijn frases/rafels,
ook al is het dag noch uur,
dromertje, maankalf, omdat in het meeste
of het nu hazenslaap of wekker is, of het nu
lust is of kommer die nacht rooft.
en zijn verbleken me droef stemt.
Omdat dat wat zomaar vervliegt,
iets vergetens is, vluchtig en
zonder spoor. Het kerft niets en
laat zijn naam niet achter.
| |
| |
| |
Lamel V
Een brief
‘...bereikt altijd zijn bestemming’ (Lacan)
Tegen het eind van gisteren, de avond lauwde,
wikkelde zich af, bladerde af als
eb van daglicht, de geluidssporen uitfadend,
greep ik de punt, streek over mijn muts,
een slaap kwam, de herinnering kwam bij
nacht, keerde weer toen vandaag aanving.
| |
Lamel VI
Nachtelijke vriend Freud
diep onder de spiegelzaal,
in de opwindvogel-schacht,
in het niemandsland van de lust,
door de twaalfvingerige darm:
hier onder mij te vertoeven.
| |
| |
| |
Lamel VII
Of ijsschol
Rotsbrokken van piepschuim die
in mijn droom uit de hemel vielen,
op het strand denderden en alles
om mij heen aan het trillen brachten, een
eenzaam staan, de stilte van de ziel:
fantastische show zonder dubbele bodem.
En 's ochtends sidderen mijn benen,
is de vergeten vlucht voelbaar
| |
| |
| |
Rokkenjager
‘And I hope that I don't fall in love with you’ (Tom Waits)
van de stad, knikt naar alles wat we
door de bezonnen wind. Je hebt het
over je meanderende liefdes, de
in een noordelijke landstreek.
‘Het is 'n idylle,’ zeg ik en wijs
met een vinger naar het landschap
van ons vertrouwen dat met grote
‘zou alleen zo moeten zijn:
een gebazel van romances,
leesbaar worden en leefbaar,’ en jij
bent nu bij de vrouw van je leven
die mooier is dan een mythe
en op geen enkele manier lijkt
op de meisjes die je anders
's morgens tegen de muur duwt,
omdat ze uniek is en zo zacht
op de strepen van de straat
waarin we lopen zonder door
een auto lastiggevallen te zijn,
| |
| |
mensen zijn in het zuiden
‘Wie wil er nou ook hier zijn,’ vraag ik
radeloos, meer zo in de wind,
‘als je in Troje zou kunnen zijn
of bij de burgerlijke stand.’
|
|