| |
| |
| |
Mischa Andriessen
De aalmoes van een enkel woord
Over de doeltreffendheid van schrijven via een zijspoor - Vercors en Krasznahorkai
1
‘De voetstappen - een hard, een zacht, kwamen de trap af.’ Een mens gereduceerd tot het geluid dat hij voortbrengt, tot zijn aanwezigheid die zich met de aankondiging ervan al manifesteert en daarmee tegelijk de afkeer voelbaar maakt van degenen in wier gezelschap hij zich dadelijk zal melden. Die hij is een Duitse legerofficier, ingekwartierd bij een oude man en diens nicht, ergens in Frankrijk, op zeker moment gedurende de Tweede Wereldoorlog. De militair heeft een stijf been vandaar het verschil in volume tussen de twee voetstappen. De oude man en de nicht hebben besloten hem tijdens zijn verblijf met louter stilte te benaderen. Wat de Duitser ook zegt, hoe hoffelijk hij zich gedraagt, fijnbesnaard blijkt te zijn, de enige reactie die hij krijgt op zijn analyses, verhalen, zelfs de allersimpelste groet, is een hardnekkig zwijgen.
Dat alles zit al in die ene zin van maar tien woorden uit het prachtige, dunne boekje La Silence De La Mer dat Jean Marcel Bruller onder het pseudoniem Vercors in 1942 publiceerde en als De Stilte Der Zee twee jaar later een van de eerste uitgaven was die door De Bezige Bij illegaal werd verspreid. De keuze voor juist deze novelle is even opmerkelijk als begrijpelijk. Het stille verzet van de twee Fransen is weinig heroïsch en al helemaal niet spectaculair. Geen wapens en vluchtauto's, geen adrenaline. Hoewel, als lezer merk je dat de spanning stijgt, dat de Duitser door het negeren van zijn bestaan geleidelijk aan het wankelen wordt gebracht en dat wat als een eenvoudig te volbrengen opdracht klinkt, dat in het geheel niet is. Steeds krijgt de lezer mondjesmaat nieuwe informatie toegediend die de Duitse legerman alleen maar sympathieker maakt. Eigenlijk is hij geen officier, maar een componist. Hij is geletterd, voorkomend en ten slotte zo niet vredelievend dan toch zeker niet oorlogszuchtig. Hij heeft Franse wortels bovendien. Vercors maakt de man bladzijde voor bladzijde complexer en compliceert daarmee ook de verzetsdaad. Er zijn momenten dat de twee Fransen nauwelijks in hun zwijgen kunnen volharden, momenten ook waarin de sympathie bij de lezer van de oude man en zijn nicht verschuift naar de officier. Zo voelen die twee dat ook zelf: ‘Zwijgend rookte ik mijn pijp leeg. Ik kuchte even en zei: “Het is misschien onmenselijk hem de aalmoes van een enkel woord te onthouden.” Mijn nicht hief haar gezicht omhoog. Ze trok haar wenkbrauwen heel hoog op, boven van verontwaardiging schitterende ogen. Ik had enigszins het gevoel dat het schaamrood me naar de kaken steeg.’
| |
| |
Goed, het mag minder makkelijk zijn dan gedacht, maar dit stille verzet vraagt geen bijzondere fysieke eigenschappen, niemand is bij voorbaat uitgezonderd, je kunt klein van stuk zijn, ook een slapjanus met een horrelvoet, zo lang je maar enigszins moedig en vooral volhardend bent. Dat is de boodschap die in de oorlogsjaren zal hebben aangesproken en die zijn geldigheid behoudt, ongehoorzaam zijn, je afkeur laten te blijken door niet te doen wat van je wordt verwacht. Mooi, maar mij fascineert iets anders. Hoe lukt het Vercors zo terloops de essentie van zijn verhaal naar voren te brengen? Of nee, dat is een technische vraag en die is lichter te beantwoorden dan wat ik werkelijk weten wil, namelijk waarom zou het schrijven via een zijspoor behalve mooier ook effectiever zijn dan direct op je doel afgaan?
| |
2
‘In de nodeloze strijd (want zoals al gauw bleek, hoefde niemand te blijven staan) had mevrouw Pflaum, onderweg naar huis na de winterse familiebezoeken, zich niet onbetuigd gelaten, en nadat ze - door iedereen voor haar weg te duwen en de mensen achter haar tegen te houden met een kracht die haar kleine postuur logenstrafte - een plaats bij het raam had bemachtigd, al het was het een waar ze achteruit moest zitten, was ze nog een hele tijd niet in staat haar verontwaardiging over het genadeloze dringen te onderscheiden van het tussen ergernis en angst schommelende gevoel dat haar vervulde doordat ze met haar kaartje eerste klas hier in de bijtende stank van knoflookworst, goedkope brandewijn en slechte tabak moest zitten, in de bijna dreigende aanwezigheid van schreeuwende, boerende pummels, en de onzekerheid moest verdragen over de kardinale vraag bij het reizen, tegenwoordig hoe dan ook een riskante aangelegenheid, namelijk of ze wel ooit zou thuiskomen.’
Een zin van 157 woorden ingeklemd tussen zinnen van vergelijkbare lengte - kijk je door je oogharen bestaat De Melancholie Van Het Verzet van László Krasznahorkai uit louter zwarte pagina's. Geen licht, geen lucht. Daarmee lijkt het in alles het tegendeel van Vercors' De Stilte Der Zee. Zoveel terzijdes en aanvullingen, zo vreselijk veel details dat dit moeilijk terloops schrijven kan worden genoemd. Toch is het dat. Krasznahorkai focusseert met zoveel precisie, zet wat hij beschrijft zodanig scherp in het licht dat hij daarmee schaduwen werpt op waar het hem in wezen om gaat. Hij legt hier wel degelijk een zijspoor aan.
Hoe dan? Dankzij deze ene zin weet de lezer al veel over deze mevrouw Pflaum. Ze is op de terugweg van familiebezoek, klein van stuk, maar ze staat haar mannetje. Ze detoneert tegen de schreeuwende, boerende pummels en weet toch het doel te bereiken dat haar voor ogen staat: een zitplaats bij het raam bemachtigen, nou ja, ze moet achteruit reizen, in dat opzicht is ze niet helemaal geslaagd en de ergernis daarover is voelbaar. Erg sympathiek is ze niet. Krasznahorkai koos weliswaar voor
| |
| |
het perspectief van de alwetende verteller, maar de gebruikte woorden ‘goedkope brandewijn, slechte tabak’ zijn dusdanig clichématig dat de lezer ze niet aan de schrijver, maar aan zijn personage verbindt. Je ziet het haar denken.
Het is duidelijk dat deze dame aan decorum hecht. Of ze echt chic is of het graag wil zijn, weet de lezer dan nog niet. Krasznahorkai dringt het vermoeden op dat ze een snob is om haar vervolgens genadeloos te ontluisteren. Haar beha is in het gedrang losgegaan en wanneer ze naar het treintoilet gaat om zich te fatsoeneren, wordt ze lastig gevallen door een bruut in een lakense jas. De vrouw die haantje de voorste was toen het om iets futiels als een zitplaats bij het raam ging, staat nu doodsbang in de wc-cabine en precies wat zij niet wil dat iemand kan zien, een totaal decorumverlies, zien wij als lezer fel bijgelicht. In maar een paar pagina's - de tumultueuze treinrit is enkel de proloog van het verhaal waarin mevrouw Pflaum slechts een bijrol speelt - kantelt het beeld dat de lezer van deze vrouw heeft vrijwel totaal, dat blijkt een voorbode; de gekende orde gaat er in de ruim vierhonderd bladzijden die de roman telt finaal aan. We zullen later lezen hoe begaan mevrouw Pflaum is met haar planten, hoe vreselijk burgerlijk ze is, hoe ze net als de andere hoofdpersonages in het boek naar een structuur in haar leven én de maatschappij zoekt, hoe alles desondanks volkomen naar de Filistijnen gaat. Dat is het zijspoor. Er is een woede vrijgekomen waarvoor geen mens veilig is.
| |
3
Het meest onthutsende beeld in Béla Tarrs verfilming van De Melancholie Van Het Verzet: een oude man, naakt en bang, te zwak om zoals de anderen in het ziekenhuis door de opstandigen in elkaar te worden getrapt.
Een angstaanjagend en vooral vanwege het ontbreken van een functionele taal ook onthutsend beeld als dit is het eindpunt van het zijspoor. Alleen al de hoeveelheid woorden in De Melancholie Van Het Verzet is beangstigend. Alleen al de aanblik van die tot een zwart vlak met inkt volgelopen bladzijden beneemt de lezer de adem. Vrijwel vanaf het eerste ogenblik dat de lezer met mevrouw Pflaum kennismaakt, is hem duidelijk dat het met haar en waarschijnlijk vele anderen slecht zal aflopen. Op een vergelijkbare manier bekruipt hem het gevoel dat de mateloosheid (die overigens deels schijn is, De Melancholie Van Het Verzet overspoelt de lezer wel, maar is niet oeverloos) waarmee Krasznahorkai de woorden over zijn gehoor uitstort niet eindeloos kan zijn, vroeger of later moet er een moment van rust komen, desnoods een minieme pauze. Dat wordt nog duidelijker wanneer je de verfilming aan de hand van Krasznahorkai's eigen script ziet en ziet hoe de lang verwachte ontlading van frustratie en boosaardigheid uitmondt in het meest gruwelijke want meest laffe en doelloze geweld. Ook dat stopt, wanneer de oude man, de botten haast zichtbaar
| |
| |
onder zijn blote huid, ontdekt wordt en zijn bange kwetsbaarheid een onderbreking wordt in de brute sloop- en knokpartij.
Ook in De Stilte Der Zee is er zo'n omslag. Spiegelbeeldig zoals het boek in zijn geheel wellicht spiegelbeeldig is aan dat van Krasznahorkai. Tegen het eind, de ingehuisde officier staat op het punt voorgoed te vertrekken, wordt door de oude man toch een woord of wat tegen hem geuit. Daar culmineert het venijn van het zwijgen in de vergoelijking die de oude man voor dat enkele zinnetje probeert te vinden. ‘Komt u binnen, meneer.’ Dat is de zin en de verzonnen uitvluchten concentreren zich op dat ene woord: meneer. Omdat de oude man daarmee de mogelijkheid openhoudt dat hij het misschien niet tegen de officier had, die immers anders aangesproken zou moeten worden, maar tegen een ander. Mogelijk onbewust schept Vercors daarmee ook de plausibele verklaring dat de oude man die ene officier tot twee personen maakt, waarbij voor een van hen het zwijggebod niet geldt. Hoe dan ook, hier breekt het - waar in De Melancholie Van Het Verzet de voortdurende woordvloed ten slotte stilvalt, wordt in De Stilte Der Zee na een lang en hardnekkig zwijgen toch gesproken.
| |
4
‘We hebben de deur nooit op slot gedaan. Ik weet niet zeker of de redenen waarom we dat niet deden erg duidelijk en erg zuiver waren. Stilzwijgend hadden mijn nicht en ik besloten niets, zelfs niet het geringste detail in ons leven te veranderen: alsof de officier niet bestond; alsof hij een spookverschijning was geweest. Maar het is niet uitgesloten dat in mijn hart bij dat besluit nog een ander gevoel meespeelde: als ik iemand beledig, zelfs als hij mijn vijand zou zijn, doet me dat verdriet.’
Zelden breekt de psychologie bij Vercors zo duidelijk naar buiten als in bovenstaand fragment. Dan is het nog een psychologie van niets, in die zin, dat de oude man die hier het woord voert klaarblijkelijk zelf goeddeels in het duister tast waar het zijn beweegredenen betreft. Wat kan worden uitgelegd als een grootmoedige daad van verzet is in belangrijke mate gevoed door de behoefte aan zo min mogelijk verandering en de wens een ander niet onheus te bejegenen. Bij de lezer komt dan ook nog dikwijls de vraag boven of dat laatste nu niet juist is wat de oude man doet: heeft die keurige Duitse officier het wel verdiend om stilzwijgend ingewreven te krijgen dat zijn aanwezigheid ongewenst is?
Is dit ook een zijspoor? Kijkt de lezer hier in de spiegel? Welke psychologische verklaring had hij verwacht? Wat zou in een vergelijkbare situatie zijn eigen doen en denken bepalen? Vervolgens staat die spiegel voor de porem van die ene, eigenaardige lezer die ik ben. Waarom vind ik een verlangen naar non-verandering en een afkeer van kwetsen plausibele drijfveren in een pijnlijke en complexe situatie? Mijn
| |
| |
weinig verheffende antwoord zou zijn: omdat het zo gaat, en ik weet het, daarmee betwijfel ik onomwonden heel de psychologie.
Is dat ook de reden dat ik zoveel waarde aan het terloopse schrijven hecht? Het ontroerendste boek over de liefde gaat grotendeels over de dieren in de Berlijnse dierentuin, de werking van een automotor en tal van andere bijzaken die Zoo of brieven niet over liefde van Victor Sjklovski uiteindelijk wel degelijk over liefde laten gaan, over de wanhoop van de afgewezene, de surrogaat nabijheid die hij zoekt om op zijn minst in de buurt te zijn, de verbinding niet te verbreken omdat het afwezig zijn van de beminde ondenkbaar, ondragelijk is, precies de reden waarom de vrouw in Jean Cocteau's La Voix Humaine maar aan de telefoon blijft hangen en eindeloos, eindeloos praat, zoals Nick Cave op Skeleton Tree de ene zin aan de andere rijgt, omdat stil zijn, stil vallen, hem daar brengt waar hij per se niet wil zijn: in de afwezigheid van zijn doodgevallen zoon Arthur.
Dat is ook wat de lezer bij de keel grijpt in die korte tekst van Vercors, hoe gruwelijk die stilte is. En Krasznahorkai gaat maar door, detail na detail, zwarte letter na zwarte letter, ik ken geen boek dat er zo evident op uit is de lezer de adem te doen stokken; talloze momenten zijn er waarop het je teveel wordt, de blik even moet worden afgewend, even lucht, even niets, maar gaandeweg ontdek je dat die ontzettende veelheid noodzakelijk is, een klap in je gezicht misschien, maar verreweg te verkiezen boven het stilvallen, het niets van het stil zijn, stil blijven. Daarmee zou het verzet worden ontkend, haar onmachtige gewelddadigheid, de weemoed van het wegmaken. ‘Es mag sein dass es nichts ist aber es beschleunigt und wenn dass nur beschleunigt was ohnehin vergeht ist das kein vergehen’ zong Blixa Bargeld, lang Nick Caves rechterhand, bij de Einstürzende Neubauten, hij had ongelijk.
Nick Cave kan nog met zoveel overtuiging vragen: ‘Don't touch me’ hij is pas echt alleen en op zijn breekbaarst wanneer hij niet meer vraagt niet te worden aangeraakt.
Het licht ernaast richten om de schaduw te doorgronden. Het geloof dat het de details zijn - een harde en een zachte voetstap, een losgeschoten beha - die het verhaal vertellen, die boven de intenties van de bedenker staan. Er is ook een ondergrondse weg naar het licht. De prudentie van het niet direct op je doel afgaan, omdat je met het bereiken van het doel de plank misslaat, je blindstaart op een bijzaak. Dus draai het om, richt ernaast, weet dat elk woord een aalmoes is en weeg het, niet te licht mag het zijn, niet te zwaar, behoud de hoop dat door er langs te lopen je twee werelden omvat: die van wat je werkelijkheid noemt en die van het boek. Als die elkaar raken, als die elkaar, al is het maar even en zo mooi als in De Stilte Der Zee en De Melancholie Van Het verzet, Skeleton Tree en Zoo Of Brieven Niet Over Liefde kort maar volkomen raken.
| |
| |
| |
5
‘Alles was er nog, hoewel er geen boekhouder bestaat die alle bouwstenen ervan zou kunnen inventariseren; dit eenmalige en waarlijk onherhaalbare imperium was hiermee definitief verloren gegaan, verpulverd door de oneindige kracht van de chaos die kristallen van orde in zich borg, door de onverschillige en onstuitbare circulatie tussen de dingen. Vermalen tot koolstof, waterstof, stikstof en zwavel, zijn fijne weefsel in stukken ontleed, het geheel uiteengevallen en vergaan, omdat het was verteerd door een vonnis uit een ondenkbare verte, zoals ook dit boek hier wordt verteerd door het laatste woord.’
Nick Cave, Skeletron Tree, Bad Seed Ltd. 2016.
László Krasnahorkai, De melancholie van het verzet, vertaling Mari Alföldy, De Wereldbibliotheek 2016.
Victor Sjklovski, Zoo of brieven niet over liefde, vertaling Maya de Vries, Van Oorschot 1979.
Vercors, De stilte der zee, vertaling Frans de Haan, De Bezige Bij 2015.
|
|