neer moeten leggen, begrijpt u. Maar goed ik was dus op jacht met mijn camera op zoek naar restjes van 1920 - stukjes zilverpapier in de wind - zonlicht op verlaten kavels - het Ambassador - ‘Hotel met een hart’ - waar een oude vriend in Clark Street woonde - nummer 4664 staat er nog altijd, ziet er precies hetzelfde uit - (‘Vindt u het erg als ik een paar foto's maak? Heb hier vroeger gewoond, vandaar.’) - zo weinig mensen op straat - Zusters van het Heilige Hart - Deze boodschap op een stenen muur - ‘Gay - Verloren’ - de huizen lijken allemaal leeg - Ik had niet het geluk een rat tegen te komen, maar ik wist wel een paar foto's van eekhoorns te maken (bood ons zijn foto's van een eekhoornjacht aan) - Dus terug naar mijn rustige afgelegen kamer en mijn plakboeken.
‘Asgroeven - een achterstraatje - een rat in het zonlicht - Allemaal hier,’ ik tikte op mijn camera, ‘alle magie van vervlogen tijden zoals het lied luidt recht voor je neus, gewoon in je eigen achtertuin. Waarom vervelen mensen zich? Omdat ze niet kunnen zien wat er recht voor hun neus gebeurt, gewoon in hun eigen achtertuin. En waarom kunnen ze niet zien wat er recht voor hun neus gebeurt? - (Tussen de neus en het object valt de schaduw) - En die schaduw, B.J., is het vooropgeschreven woord.’
‘Och meneer, u heeft te diep in het glaasje gekeken.’
‘Stel nou dat ik hierheen kom om “een paar boerenpummels in Nergenshuizen te zien”? Nou dat is dan precies wat ik zie. Ik kom hier om te zien wat ik zie en dat is een heel ander verhaal. Een hele hoop verhalen zelfs. Loop een blokje om, hou je ogen open en je kunt een roman schrijven over wat je allemaal ziet - beneden in de lobby gisteravond - rokerige rozige zonsondergang boven de rivier.’
‘De rivier is de andere kant op, baas.’
‘Nou en? Schuif met een paar details. Nou zeg moet je dat eens zien er zitten daar mensen met hun rug naar die zonsondergang.’
‘Ik wil het niet geloven, baas.’
‘B.J., herinner je je de achtbaan in Forest Park Highlands nog?’
‘Natuurlijk baas. Nou toen dat Mexicaanse meisje en ik in de spleetoogwasserij in Olive Street werkten - ’
‘Oké B.J., kappen. Vanaf nu is dit een fatsoenlijke show. Het soort show waar je gerust je kinderen en je grootmoeder mee naartoe kan nemen. Gewoon simpel, fatsoenlijk plezier voor de hele familie. Herinner je je Thurston nog?’
‘Natuurlijk, baas. Hij liet een witte olifant verdwijnen.’
‘Precies - een witte olifant - al onze grijze gribusdagen van weleer - alles helder en klaar als na de regen.’
Op dit punt sprong B.J. op, klapte een paraplu open en brulde luidkeels ‘April doet wat-ie wil’ - (Witte regen klotste neer - een muur van regen welteverstaan.)
‘Oké, B.J., kappen!’