Kiki Coumans en Katrien Vandenberghe
Vitale hopeloosheid
Christian Oster (Parijs, 1949) debuteerde in 1989 als romanschrijver met Volley-ball en schreef in totaal achttien romans. Samen met Jean Echenoz, Jean-Philippe Toussaint en Christian Gailly wordt hij wel gerekend tot een stroming die wordt aangeduid als ‘les minimalistes’, ‘le nouveau nouveau roman’ of ‘les impassibles’. Kenmerken van deze literatuur zijn een minimalistische intrige, grote aandacht voor stijl, vertelplezier en droge humor.
Ondanks de herkenbare, onnavolgbare osteriaanse toon baadt elk van zijn boeken in een eigen sfeer en geeft Oster in zijn oeuvre blijk van grote inventiviteit. Zijn hoofdpersonage is doorgaans een uitgesproken antiheld, een mannelijke ‘ik’ die vaak net door zijn geliefde is verlaten, ofwel zijn oog op een vrouw heeft laten vallen en met een innemende onhandigheid probeert haar te veroveren. Ze compenseren (of verergeren) hun onvermogen in sociale situaties vaak met ingewikkelde, plechtig verwoorde redeneringen in een poging grip te krijgen op de wereld, en in het bijzonder op amoureuze aangelegenheden. De aandoenlijke klunzigheid van de hoofdpersoon zorgt voor een spannende combinatie van afstand en betrokkenheid.
Het hierna vertaalde fragment komt uit Mon grand appartement, dat in 1999 werd bekroond met de prestigieuze Prix Médicis. Ondanks de wervende titel zet de ik-figuur in de hele roman geen voet in zijn grote appartement, want hij is zijn sleutels kwijt. Niet alleen zijn sleutels, ook zijn tas, waar hij erg op gesteld is en waarin die sleutels zaten. En dan is hij ook nog zijn werk kwijt, en zijn nieuwe vriendin, die met de stille trom uit het grote appartement is vertrokken. Toch is er niet alleen leegte en verlies: in het zwembad, waar de verteller afspreekt met een oude vriendin die niet komt opdagen, wordt hij verliefd op een hoogzwangere vrouw. Hij reist met haar mee naar haar broer om haar tijdens de bevalling bij te staan (en ziet het kleintje in gedachten al opgroeien in het grote appartement). Bij de broer maakt de ik-verteller zich nuttig als gids in een ondergrondse grot - niet zonder eerst de sleutels van het toegangshek te zijn vergeten. In het hier vertaalde fragment krijgt hij een voorbereidende rondleiding.